Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1706, 19/00619 tot en met 19/00627
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-06-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1706, 19/00619 tot en met 19/00627
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 juni 2020
- Datum publicatie
- 8 juni 2020
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:1706
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:4214, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/00619 tot en met 19/00627
Inhoudsindicatie
Intrekken principaal hoger beroep doet het incidenteel hoger beroep niet vervallen. Het incidenteel hoger beroep van de inspecteur gericht tegen de vernietiging van de boetebeschikkingen slaagt. De inspecteur maakt voorwaardelijk opzet van belanghebbende aannemelijk. Voor strafverzwaring of strafvermindering ziet het hof geen aanleiding.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00619 tot en met 19/00627
Uitspraak op het incidenteel hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 september 2019, nummer BRE 17/4148 tot en met 17/4156, in het geding tussen
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft voor de jaren 2010 tot en met 2014 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd. Tevens is bij beschikking heffings- en belastingrente (hierna: rente) in rekening gebracht en zijn bij beschikking vergrijpboeten opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 en het beroep tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd voor zover het de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 en de boetebeschikkingen betreft, de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 en de daarbij gegeven rentebeschikking verminderd, de boetebeschikkingen vernietigd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.532 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan hem vergoedt. De rechtbank heeft het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Het hof heeft belanghebbende de mogelijkheid geboden om schriftelijk te reageren op het incidenteel hoger beroep van de inspecteur. Belanghebbende heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 mei 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
De zitting heeft plaatsgevonden via een beeldverbinding. Het hof heeft hiertoe besloten gelet op de onmogelijkheid om een fysieke zitting te houden vanwege de coronamaatregelen en baseert de keuze voor een digitale zitting op artikel 2 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (Kamerstukken 35 434).
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is sinds 1982 werkzaam in de gemeentepolitiek. Eerst voor [partij A] en later voor de [partij B] (hierna: [partij B] ). In 2002 zijn de partijen [partij B] en [partij C] (hierna: [partij C] ) gaan samenwerken onder de naam [partij D] . Namens de [partij D] is belanghebbende van 2002 tot 2006 wethouder geweest. In de periode van 2006 tot 2010 is belanghebbende voor de [partij D] raadslid geweest. In 2010 is belanghebbende opnieuw wethouder geworden. Eind juni 2013 is hij gedwongen op te stappen als wethouder. In 2014 zijn de [partij B] en [partij C] en [partij E] (thans [partij EE] ) gefuseerd tot één partij, [partij F] . [G] is penningmeester van die partij. Hij is ook penningmeester geweest van [partij B] en [partij C] .
Op vordering van de Officier van Justitie hebben drie banken informatie verstrekt over verschillende bankrekeningen waarover belanghebbende heeft beschikt, al dan niet samen met een ander. De ING Bank heeft ook informatie verstrekt over een op 13 januari 1986 door belanghebbende geopende bankrekening op naam van Campagne [partij B] met nummer [rekeningnummer] (hierna: de [partij B] -rekening). De bankpas voor de [partij B] -rekening is aangevraagd voor belanghebbende en voor [H] . Zij waren destijds raadslid voor de [partij B] . Het bestuur van [partij B] verleende aan hen een machtiging tot het gebruik van kascheques en girobetaalkaarten. De [partij B] -rekening was bedoeld om de donaties en bijdragen te ontvangen voor verkiezingscampagnes. Het aan de [partij B] -rekening gekoppelde adres was belanghebbendes privéadres. Verder heeft belanghebbende onder meer verklaard dat hij geen stukken van de [partij B] -rekening meer heeft. Hij heeft stukken die verband hielden met zijn rol in de politiek, ook de bankafschriften, in 2013 en het begin van 2014 vernietigd. De [partij B] -rekening is op 26 januari 2015 opgeheven.
Op de [partij B] -rekening zijn in de periode van 1 januari 2010 tot 29 oktober 2014 in totaal 21 donaties gedaan tot een totaalbedrag van € 79.750. Van het totaal aan gelden luidt bij 15 overboekingen de omschrijving “donatie” of “bijdrage campagne” . Bij zes overboekingen is sprake van de omschrijving “factuur” of is in de omschrijving geen aanwijzing dat de overboeking is bestemd voor het voeren van campagne voor [partij B] .
In de periode van 21 mei 2007 tot 29 oktober 2014 is voor een bedrag van € 155.514,37 van de rekening opgenomen/uitgegeven middels geldautomaten en betalingen bij verschillende horecagelegenheden, supermarkten en slijterijen, zowel in Nederland als in het buitenland. Van het contant opgenomen geld is een bedrag van € 6.777 uitgegeven bij een reisbureau. Een bedrag van € 15.335,63 is in 2010 besteed ten behoeve van de [partij B] -campagne.
Naar aanleiding van een aangifte van fraude op 2 december 2014 is een strafrechtelijk onderzoek, genaamd [Onderzoek] , gestart naar belanghebbende. Belanghebbende is in de periode oktober en november 2015 diverse keren verhoord door de Rijksrecherche. Tijdens die verhoren heeft belanghebbende over het bestaan en de inkomsten en uitgaven van de [partij B] -rekening onder andere verklaard dat hij in de onderhavige periode de enige gemachtigde van de [partij B] -rekening was, dat er maar één bankpasje was en dat dat pasje in zijn bezit was. Belanghebbende heeft dit bankpasje vernietigd, omdat de rekening was beëindigd. Belanghebbende heeft, met name in de beginjaren, ook vanuit zijn privérekening rechtstreeks bedragen betaald aan bedrijven die opdrachten uitvoerden ten behoeve van de [partij B] -campagnes. Dat is dan niet op de betreffende [partij B] -rekening zichtbaar. Donateurs kregen, als zij dat wilden, een factuur, maar belanghebbende heeft deze stukken niet meer. Belanghebbende heeft verklaard dat hij voor het laatst in de aanloop naar de verkiezingscampagne van 2010 actief donateurs heeft benaderd. Volgens belanghebbende waren de bestuurders van de partij op de hoogte van het bestaan van de [partij B] -rekening, maar wisten ze niet en wilden ze niet weten wie de donateurs waren en wat de bedragen waren. Ook heeft belanghebbende verklaard dat hij aan [J] (raadslid [partij D] ) heeft verteld over het bestaan van een rekening waarop donaties werden gestort door bedrijven. De betalingen die met het bankpasje in Rio de Janeiro zijn gedaan moeten worden gezien in het kader van de verrekening en de verevening van de voorfinanciering die belanghebbende eerder van zijn privérekening heeft gedaan. Dat geldt eveneens voor de opnamen in Spanje. Dit betreffen privéreizen van belanghebbende. Verder heeft nooit een kascontrole plaatsgevonden en komt de [partij B] -rekening niet in de jaarstukken van [partij D] of de opvolgers voor.
[G] heeft schriftelijk aan de voormalige gemachtigde van belanghebbende verklaard dat het bestuur van [partij D] belanghebbende niet heeft gemachtigd voor één van de bankrekeningen van de partij. Bij het samengaan van [partij B] en [partij C] is de [partij B] -rekening nooit overgedragen aan het bestuur van [partij D] . Het bestuur wist niet van het bestaan van die rekening. Omdat in 2014 samengewerkt ging worden met [partij E] , heeft het bestuur bij de bank geïnformeerd of er nog bankrekeningen bestonden. Toen is de [partij B] -rekening aan het licht gekomen. Omdat de partij volgens [G] niets van de donaties wist, zijn deze nooit in de jaarrekening opgenomen. De partij heeft ook niet beschikt over de gelden op de [partij B] -rekening.
[J] heeft op verzoek van de voormalige gemachtigde van belanghebbende verklaard dat binnen de partij bekend was dat forse campagnekosten vanuit een campagnerekening werden betaald. Het partijbestuur had die rekening eigenlijk moeten beheren en controleren. Belanghebbende heeft feitelijk enkel gehandeld namens en met toestemming van de partij. Dat heeft hij naar eer en geweten gedaan. Tegenover de donaties stonden minimaal even hoge en waarschijnlijk zelfs hogere uitgaven. [J] heeft tevens verklaard dat jaarlijks een bedrag in de partijkas werd gestort om daarmee de rekeningen van de verkiezingscampagne te betalen. Indien de partijkas niet meer toereikend was, betaalde belanghebbende zelf die rekeningen.
Belanghebbende heeft op 19 oktober 2015 als volgt verklaard (proces-verbaalnummer: [procesverbaalnummer 1] , p. 24-29):
“Verbalisant:
Dat is het verhaal van [K] . Hoe is dat bij u gegaan dan? Want u zegt: “een aantal
ondernemers vond het onterecht". En toen?
Verdachte:
Die hebben toen gezegd : “wij zijn bereid om de kosten van jouw advocaat mee te betalen".
Verbalisant:
Wie waren dat?
Verdachte:
Onder andere [L] , [M] , [N] ... dat zijn zo de namen die ik
me herinner.
Verbalisant:
Dat zijn mensen die ook een bedrijf hebben, begrijp ik?
Verdachte:
Ja. Ja.
Verbalisant:
Kunt u vertellen wat voor bedrijven dat zijn?
Verdachte:
[L Groep] is een verwevenheid van bedrijven. Die doen in recycling. Die doen in
textiel. Die doen heel veel in China.
[bedrijf] van de heer [M] is een toeleverancier van de [P] .
(…)
Verbalisant:
Dat zijn 3 bedrijven die u noemt, die u medio 2013 zijn bijgesprongen in verband met de verwijten die...
Verdachte:
Ja. Die vonden het dermate onrechtvaardig. En ook smerig, de wijze waarop ik werd behandeld. Dat ze zeiden: “Je moet een goede advocaat in de arm nemen. En wij zijn bereid daarin bij te staan”
Verbalisant:
En dat bijstaan: hebben zij dan een bedrag gestort op de rekening?
Verdachte:
Ja, op de [partij B] -campagnerekening.
Verbalisant:
Aan wat voor bedragen moeten we dan denken? Wat zij gestort hebben?
Verdachte:
[L] , ik meen iets van 8000 euro. De andere twee 5000.
(…)
Verbalisant:
Waarom wordt het geld dan op de campagnerekening van de [partij B] gestort?
Verdachte:
Omdat ik [partij B] -bestuurder was en de [partij B] in feite ook, niet alleen ik, maar ook de [partij B] als partij, werd besmeurd.
Verbalisant:
Oké...
Verdachte:
En bovendien: privé kon ik geen geld ontvangen, want dat zou als puur inkomen beschouwd zijn.’
Verbalisant:
Ja... En de rechtsbijstandkosten zijn ook betaald dan van het geld op de [partij B] -campagnerekening?
Verdachte:
Die zijn betaald met..., die zijn betaald, deels door mij, ja, met als tegenrekening de [partij B] -campagnerekening.
Verbalisant:
En dan bedoelt u met tegenrekening?
Verdachte:
Nou, stel dat ik 5000 euro overmaakte aan de advocaat. Op een privérekening van mij, dan werd dat geld door mij verrekend met de [partij B] -campagnerekening.
Verbalisant:
Dus er gaat 5000 euro van uw privérekening naar de advocaat...
Verdachte:
Juist.
Verbalisant:
...En u haalt van de [partij B] -campagnerekening 5000 terug?
Verdachte:
Juist. Juist.
Verbalisant:
Om te voorkomen dat het geld wat door bedrijven eigenlijk gesponsord wordt ten behoeve van uw rechtsbijstand, bij u voor de belasting als privépersoon...
Verdachte:
Als inkomen wordt beschouwd.
(…)
Verbalisant:
Hoe haalt u die 5000 euro van de [partij B] -campagnerekening dan?
Verdachte:
Met het pasje.
Verbalisant:
En die pint u, of die schrijft u over?
Verdachte:
Nee, die schrijf ik niet over. Die pin ik gewoon.
Verbalisant:
Dus uit die opname blijkt niet dat dat het geld is voor die advocaat?
Verdachte:
Euh... nee, want ik kan dat geld ook niet overschrijven van de [partij B] -campagnerekening naar mijn privérekening, want dan lijkt het alsof ik extra inkomsten genereer ten laste van de [partij B] -campagnerekening voor mijn privédoeleinden.
(…)
Verdachte:
Om het te verevenen; om het te verrekenen. Dat is de achterliggende gedachte.
Verbalisant:
Maar wel zodanig dat het buiten het zichtsveld moet zijn. Van het overmaken van het een naar het ander? Ik zou zeggen, maak het gewoon over van de rekening [partij B] naar uw privérekening.
Verdachte:
Nou nee, want dan lijkt het erop alsof ik geld van de [partij B] -campagnerekening gebruik voor mijn privédoeleinden.
Verbalisant:
Maar dat doet u uiteindelijk toch ook?
Verdachte:
Euh...
Verbalisant:
Want u haalt het eraf en stort het op uw rekening?
Verdachte:
Nee, ik betaal van mijn privérekening de advocaat. Dat doet ook [Q] . En ik verreken het met de [partij B] -campagnerekening.
(…)
Verbalisant:
Begrijpt u dat het feitelijk privé gebruik van gelden op de [partij B] -campagnerekening wordt zo?
Verdachte:
Nee, u moet het zien als een verrekening. Ja, ik begrijp dat het allemaal ingewikkeld is hoor, dus alle begrip ervoor dat u daarop door vraagt. Maar het is niet meer en niet minder dan een verevening en een verrekening van. Ingewikkeld.
Verbalisant:
Maar waarom dan zo ingewikkeld?
Verdachte;
Ja, omdat ik dacht dat dat de juiste weg was. Anders had ik het anders gedaan.
Verbalisant:
Want? Hoe bent u daar dan bij gekomen, om het zo te doen?
Verdachte:
Om de reden die ik net gaf: wanneer ik het zou storten op mijn privérekening, het opgevat en
uitgelegd zou kunnen worden als dat ik geld van de campagne over zou maken ten behoeve van privédoeleinden.
Verbalisant:
Ja. En feitelijk gebeurt nu hetzelfde, alleen is het onzichtbaarder. Wat natuurlijk, op het moment dat het dan duidelijk wordt, vraagtekens oproept. Bij mij althans.
Verdachte:
Ja, dat kan ik me voorstellen, maar nogmaals: de achterliggende gedachte is dan middels
verevening en verrekening te komen tot een saldering.”
Belanghebbende heeft op 21 oktober 2015 als volgt verklaard (proces-verbaalnummer: [procesverbaalnummer 2] , p. 58-59 en p. 61-62):
“Verbalisant:
We hebben u gisteren kort stortingen genoemd op de en/of-rekening door meneer [N] .
Verdachte:
Ja
Verbalisant:
Waar waren die voor?
Verdachte:
Dat heb ik gezegd: dat was ten behoeve van [R] . Euh... advieswerk van [R] en wellicht ook kunstwerken, maar dat durf ik niet met zekerheid te zeggen.
(…)
Verbalisant:
Dat klopt deels. Dit was een betaling van 2009. Er is ook een betaling geweest in 2011. Opnieuw 5000 euro op uw en/of-rekening. Daarvan zegt hij: "Dit is geen betaling geweest aan [belanghebbende] . [belanghebbende] woonde op een of andere manier samen met een Braziliaanse Die jongen zit in de kunst. Hij heeft geholpen bij de aankoop van kunst om in de gemeente [woonplaats] te plaatsen".
Verdachte:
Ja
Verbalisant:
“Maar” zegt hij: "de onderhandelingen of de gesprekken voor deze jongen zal ik met [belanghebbende] hebben gevoerd, want die jongen spreekt namelijk geen Nederlands . En hij spreekt geen Engels, althans onvoldoende naar zijn idee.
Verdachte:
Het zal...
Verbalisant:
Dus hij zegt: “Het was geen betaling aan [belanghebbende] , maar aan de jongen", zoals hij het noemt. Dan vul ik even [R] in...
Verdachte:
Ja
Verbalisant:
“Maar de onderhandelingen daarvoor en de gesprekken, die heb ik wel met [belanghebbende] gevoerd.
Verdachte:
Het is een inkomstenbron van [R] primair. Als je een en/of-rekening hebt, is dat denk ik
vooral bedoeld om, wanneer de hoofdontvanger niet in staat is om geld op te nemen, of
transacties uit te voeren, dat de ander dat wel kan doen. Mij lijkt dat in een relatie een veel
voorkomend verschijnsel.”
Op 20 oktober 2015 heeft de inspecteur op grond van artikel 55 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) verzocht om informatie uit het strafrechtelijk onderzoek tegen belanghebbende met het oog op de beoordeling van de aangiften IB/PVV van belanghebbende over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014. Deze informatie heeft de inspecteur op 11 november 2015 gekregen. Vervolgens is een onderzoek gestart waarvan het rapport met dagtekening 4 januari 2016 aan belanghebbende is gestuurd. Naar aanleiding daarvan zijn aan belanghebbende de onderstaande navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw met boete- en rentebeschikkingen opgelegd. De vergrijpboete in de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 is aangekondigd bij brief van 27 november 2015. De overige vergrijpboeten zijn bij brief van 4 januari 2016 aangekondigd.
Zaaknr. |
Jaar |
Kenmerk |
Belasting |
Rente |
Boete |
Datum |
19/00619 |
2010 |
[aanslagnummer] .H.07. 01 |
€ 20.167 |
€ 3.184 |
€ 20.167 |
19 dec. 2015 |
19/00620 |
2011 |
[aanslagnummer] .H.17.01 |
€ 6.846 |
€ 928 |
€ 5.403 |
30 jan. 2016 |
19/00621 |
2011 |
[aanslagnummer] .W. 17.01.4 |
€ 706 |
€ 95 |
- |
30 jan. 2016 |
19/00622 |
2012 |
[aanslagnummer] .H.27.01 |
€ 3.900 |
€ 385 |
€ 2.761 |
30 jan. 2016 |
19/00623 |
2012 |
[aanslagnummer] .W.27.01.4 |
€ 375 |
€ 37 |
- |
30 jan. 2016 |
19/00624 |
2013 |
[aanslagnummer] .H.37.01 |
€ 12.264 |
€ 825 |
€ 10.230 |
6 feb. 2016 |
19/00625 |
2013 |
[aanslagnummer] .W.37.01.4 |
€ 1.271 |
€ 84 |
- |
30 jan. 2016 |
19/00626 |
2014 |
[aanslagnummer] .H.47.01 |
€ 2.180 |
€ 57 |
€ 1.275 |
29 jan. 2016 |
19/00627 |
2014 |
[aanslagnummer] .W.47.01.4 |
€ 243 |
€ 6 |
- |
29 jan. 2016 |
De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
De inspecteur heeft tijdens beroepsprocedure bij de rechtbank geconcludeerd tot vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 en tot vermindering van de boetebeschikking voor het jaar 2010. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 112.045, de daarbij gegeven rentebeschikking dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikkingen voor de jaren 2010 tot en met 2014 vernietigd.
De gemachtigde van belanghebbende heeft op 6 mei 2020, omstreeks 17:10 uur, telefonisch contact opgenomen met het hof. Tijdens dat gesprek heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat belanghebbende het hoger beroep om hem moverende redenen wenst in te trekken. De gemachtigde van belanghebbende heeft medegedeeld dat een schriftelijke bevestiging van de intrekking van het hoger beroep volgt. De medewerker van het hof heeft de gemachtigde erop gewezen dat de inspecteur incidenteel hoger beroep heeft ingesteld en dat dit beroep tijdens de zitting van 7 mei 2020, 11:45 uur, zal worden behandeld.
Op 7 mei 2020, om 10:47 uur en om 10:58 uur, heeft de griffier van het hof telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van belanghebbende. De griffier heeft de gemachtigde medegedeeld dat het hof nog geen schriftelijke bevestiging van de intrekking van het hoger beroep heeft ontvangen en daarom de gemachtigde verzocht een kopie van de schriftelijke intrekking naar het hof te faxen. De gemachtigde heeft daarop verklaard dat hij in de veronderstelling verkeert dat de zitting van 7 mei 2020, 11:45 uur, geen doorgang vindt, omdat het hoger beroep de vorige dag is ingetrokken. De gemachtigde heeft verder verklaard dat hij telefonisch contact heeft gehad met [S] van de Belastingdienst en dat zij heeft bevestigd dat de zitting geen doorgang behoeft. Hierop heeft de griffier aan de gemachtigde medegedeeld dat de zitting doorgang vindt en dat, indien hij van mening is dat met het intrekken van het principaal hoger beroep eveneens het incidenteel hoger beroep is komen te vervallen, hij dit tijdens de zitting aan de belastingkamer kan voorleggen.
Op 7 mei 2020, om 11:08 uur, heeft het hof een faxbericht van de gemachtigde ontvangen, gedagtekend 6 mei 2020, met de titel “Intrekking hoger beroep BK-SHE 19/00619 t/m 19/00627, Zitting van 7 mei 2020 behoeft geen doorgang te vinden” en de volgende inhoud:
“Met referte aan het telefonisch contact van zojuist, bericht ik u met het besluit van cliënt (de heer [belanghebbende] ).
Cliënt heeft wegens zijn persoonlijke omstandigheden besloten tot het intrekken van het beroep en verzoekt uw Hof tot beëindiging van de procedure met inbegrip van het incidenteel hoger beroep van verweerder (de Belastingdienst).
Gelet op de korte termijn die resteert tot de geplande zitting van 7 mei a.s., zal ik de behandelaar van het beroep zijdens verweerder per e-mail en telefonisch op de hoogte stellen van dit schrijven.”
Op 7 mei 2020, om 11:11 uur, heeft het hof een tweede faxbericht van de gemachtigde ontvangen. Dit faxbericht bevat een afschrift van een e-mail, verstuurd door de gemachtigde op 6 mei 2020, 17:30 uur, aan [S] van de Belastingdienst. De bijlage van de e-mail bevat de brief met dezelfde dagtekening, titel en inhoud als het faxbericht van 11:08 uur (onder 2.15). Het e-mailbericht heeft de volgende inhoud:
“Met referte aan het telefonisch contact van zojuist, bericht ik u met een afschrift van het zo-even naar het Hof verzonden schrijven in de zaak van de heer [belanghebbende] .
Cliënt heeft besloten tot intrekking van het beroep. Kortheidshalve verwijs ik u verder naar de inhoud van de bijlage.”.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de boetebeschikkingen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij het beroep tegen de boetebeschikkingen gegrond is verklaard en de boetebeschikkingen zijn vernietigd.
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.