Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3851, 20/00107
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:3851, 20/00107
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 december 2020
- Datum publicatie
- 5 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:3851
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:5758, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1436
- Zaaknummer
- 20/00107
Inhoudsindicatie
Belanghebbende woont in Nederland en werkt in het kader van een leidinggevende functie voor concernvennootschappen in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Hij is in dienstbetrekking bij een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap, maar werkt ook voor een in Duitsland gevestigde vennootschap. In geschil is of die Duitse vennootschap belanghebbendes (materiële) werkgever in verdragszin is. De rechtbank heeft die vraag beantwoord aan de hand van een van bestaande jurisprudentie afwijkende benadering. Het hof beoordeelt de merites daarvan en volgt de benadering van de rechtbank niet. Het hof komt wel tot een OESO-conforme invulling van het materiële werkgeverschap. Die houdt onder meer in dat het vereiste van geïndividualiseerde doorbelasting van loonkosten niet als conditio sine qua non voor dat werkgeverschap wordt beschouwd, maar als één van de daarvoor relevante criteria. Het hof acht in het onderhavige geval niet aannemelijk dat belanghebbende in een gezagsrelatie tot de in Duitsland gevestigde vennootschap werkte. Belanghebbendes arbeidsbeloning is ook niet geïndividualiseerd doorbelast aan die vennootschap. Omdat de in Duitsland gevestigde vennootschap niet als materiële werkgever van belanghebbende kan worden beschouwd, heeft hij geen recht op een voorkoming van dubbele belasting voor een gedeelte van zijn arbeidsbeloning.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00107
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 19 december 2019, nummer BRE 17/8051, in het geding tussen
[belanghebbende] ,
wonend te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2014 de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: de aanslag). Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de rentebeschikking verminderd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting een nader stuk ingediend waarvan een kopie aan belanghebbende is verstuurd.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigden [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende woont in Nederland. Hij is werkzaam in dienstbetrekking bij [A Limited] , gevestigd in het Verenigd Koninkrijk (hierna: Limited).
Limited is een dochtermaatschappij van [A LLC] (hierna: LLC), welke vennootschap is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. LLC heeft tevens een in Duitsland gevestigde dochtermaatschappij, [A GmbH] (hierna: GmbH).
Belanghebbende vervult op basis van de arbeidsovereenkomst met Limited een internationale managementfunctie waarin hij verantwoordelijk is voor de activiteiten van de [A-groep] in de EMEA-regio. In die hoedanigheid verricht hij werkzaamheden voor zowel Limited als GmbH. Belanghebbende verricht zijn werkzaamheden in onder meer Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. Belanghebbende is voor zijn werkzaamheden verantwoording verschuldigd aan (de CEO van) LLC. In de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en de rechtsvoorganger van Limited (aangeduid als ‘the Company’) is onder meer het volgende bepaald:
“3.1 You are employed as Executive VP [A Global] , Managing Director International and report to the CEO of [A Global] . Your Duties, objectives of the role and essential requirements for the role are set out in the attached job description, see Annex 1.
(…)
You warrant that you are entitled to work in the UK and Germany without additional approvals and will notify the Company immediately if you cease to be so entitled at any time during your employment with the Company.”
De in dit citaat genoemde Annex 1 is niet in het geding gebracht.
Limited heeft een op 5 januari 2015 gedateerde Management Service Agreement (hierna: de MSA) gesloten met GmbH. In en bij de MSA, waarin Limited als ‘Supplier’ is aangeduid en GmbH als ‘Recipient’, is onder meer het volgende bepaald:
“BACKGROUND
(…)
B The Recipient requires certain management services for the purpose of running its business. The Supplier has agreed to provide such services to the Recipient on the terms set out in this agreement.
3 OBLIGATIONS OF SUPPLIER
(…)
The Supplier shall:
employ or engage sufficient and appropriately qualified personnel to perform the
Services;
(...)
5 SERVICE FEE
In consideration of the provision of the Services by the Supplier, the Recipient shall pay the Supplier the Service Fee.
(…)
16 RELATIONSHIP BETWEEN PARTIES
Nothing in this agreement creates or shall be deemed to create a joint venture, partnership or the relation of principal and agent or employer and employee between the parties, and a party shall not be responsible for the acts or omissions of the employees or representatives of the other party. Neither party has any authority or power to bind, to contract in the name of, or to create a liability for the other party in any way or for any purpose.
(…)
Schedule 2
Service Fee
1. The Service Fee for any period shall be equal to an allocation of the Costs for such period, determined in accordance with paragraph 2, plus a mark-up on such allocation of 3%.
2. The Recipient’s allocation of the Costs for any period shall be an apportionment of the Costs for such period equal to the turnover of the Recipient for such period as a percentage of the sum of the turnover for such period of the Recipient and each Affiliate of the Supplier to whom the Supplier supplies services similar to the Services in such period.
3. The fees reflects provision of CEO, CFO and marketing services.
Agreed budget (subject to amendment) = £ 840,000”
Schedule 1 bij de MSA, waarin een definitie van ‘Services’ is opgenomen, is niet in het geding gebracht.
Limited brengt in het jaar 2014 per kwartaal een Service Fee in rekening bij GmbH die per maand £ 72,595 bedraagt (dat is £ 871,146 op jaarbasis).
De Duitse belastingautoriteiten hebben het standpunt ingenomen dat belanghebbende in Duitsland belastingplichtig is ter zake van het door hem genoten loon dat toerekenbaar is aan de dagen dat belanghebbende in Duitsland werkt.
Voor het jaar 2014 kunnen de werkdagen van belanghebbende als volgt worden gealloceerd:
Verenigd Koninkrijk: 71,5
Duitsland: 36
Overige landen: 121,5
Totaal: 229
Het belastbare inkomen uit werk en woning voor het jaar 2014 bedraagt € 406.090. Belanghebbende heeft naast zijn reguliere salaris in april 2014 een bonus ontvangen van € 123.421. In de arbeidsovereenkomst van belanghebbende met Limited is het volgende over de bonus vermeld:
“20. BONUS
(…) the company will pay the employee an annual maximum bonus of up to 50% of the employees base salary taking into account specific performance against the growth of the business and achievement of projected EBITDA targets of the (…) group in Europe and - if the company so decides - globally, and such targets will typically be confirmed to the employee at in or around February of each year for that year.”
3 Geschil
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting ter zake van een inkomen van € 137.147 dan wel € 219.441. De inspecteur verdedigt een vermindering ter zake van een inkomen van € 137.147, zijnde (uitsluitend) aan in het Verenigd Koninkrijk voor Limited verrichte arbeid toerekenbaar inkomen. Belanghebbende verdedigt een vermindering ter zake van een inkomen van € 219.441, zijnde het, volgens hem, aan arbeid ten behoeve van Limited en GmbH toerekenbare deel van zijn arbeidsbeloning.