Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4060, 20/00112

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4060, 20/00112

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
5 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4060
Formele relaties
Zaaknummer
20/00112
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025], Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Rome, 04-11-1950 [Tekst geldig vanaf 01-08-2021] art. 6

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is bij beschikking invorderingsrente in rekening gebracht. Belanghebbende heeft deze beschikking op verschillende gronden bestreden. Het hof is van oordeel dat de invorderingsrente in rekening gebracht in overeenstemming met de Invorderingswet 1990. Het hof is van oordeel dat de ontvanger de invorderingsrente niet op grond van artikel 28.3 Leidraad Invordering 2008 hoefde te verminderen of vernietigen. Van strijd met artikel 6, lid 2, EVRM is geen sprake. Er is geen sprake van een strafheffing. Bovendien gaat de onschuldpresumptie niet zo ver dat invordering van boetes niet mogelijk is. Daar doet dus niet aan af dat belanghebbende slechts door het vragen van uitstel van betaling kon voorkomen dat hij standpunten over de rechtmatigheid van de belastingaanslagen zou prijsgeven en dat betaling van de belastingschuld een bekentenis ten aanzien van het verzwegen vermogen zou impliceren. Verder heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een individuele en buitensporige last in de zin van artikel 1 EP. Er is ook geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00112

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 december 2019, nummer BRE 18/2480 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

hierna: de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft bij beschikking invorderingsrente aan belanghebbende in rekening gebracht (hierna: de beschikking).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De ontvanger heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Beide partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de ontvanger, [ontvanger 1] en [ontvanger 2] .

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan met één bijlage (‘productie 1’) overgelegd aan het hof en aan de andere partij. De ontvanger heeft bezwaar gemaakt tegen overlegging van productie 1. Het hof heeft productie 1 op de hierna onder 4.0 vermelde gronden buiten beschouwing gelaten.

1.8.

Aan het einde van de zitting heeft het hof het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Aan belanghebbende zijn in de periode van 30 december 2003 tot en met 10 juni 2004 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) en vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000 opgelegd in verband met verzwegen (inkomsten uit) buitenlandse bankrekeningen. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur heffingsrente in rekening gebracht en vergrijpboetes opgelegd. Na daartegen gemaakte bezwaren zijn de navorderingsaanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

2.2.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij het hof. Het hof heeft op 29 december 2011 uitspraak gedaan en de navorderingsaanslag IB/PVV 1991 en de daarbij behorende beschikking heffingsrente verminderd, de overige belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd en de boeten verminderd. Op 19 juni 2012 heeft het hof een hersteluitspraak gedaan. Op 21 december 2012 heeft het hof uitspraak gedaan over het verzoek om schadevergoeding van belanghebbende met betrekking tot de mogelijke overschrijding van de redelijke termijn.

2.3.

De Hoge Raad heeft op 6 december 2013 de beroepen in cassatie van belanghebbende en de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard en het beroep in cassatie tegen de hersteluitspraak van niet-ontvankelijk. De navorderingsaanslagen en beschikkingen zijn daarmee onherroepelijk komen vast te staan.

2.4.

Op 23 december 2013 heeft belanghebbende in het kader van de voldoening van de belastingschuld met betrekking tot de onherroepelijk geworden navorderingsaanslagen en beschikkingen, inclusief de belopen invorderingsrente, de volgende bedragen betaald: € 250.000, € 250.000, € 938.324 en € 1.000.000.

2.5.

Met dagtekening 4 maart 2014 heeft de ontvanger aan belanghebbende de beschikking gegeven en daarbij € 633.519 invorderingsrente in rekening gebracht.

2.6.

De ontvanger heeft het bezwaar tegen de beschikking afgewezen.

2.7.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is ten onrechte dan wel niet naar het juiste bedrag invorderingsrente in rekening gebracht?

  2. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van geleden schade?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de beschikking. De ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing