Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4104, 20/00262 en 20/00263

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4104, 20/00262 en 20/00263

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
5 februari 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4104
Formele relaties
Zaaknummer
20/00262 en 20/00263

Inhoudsindicatie

In geschil is of belanghebbende recht heeft op zelfstandigenaftrek. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft niet voldaan aan zijn bewijslast met betrekking tot het urencriterium. Het door belanghebbende overgelegde urenoverzicht en foto’s zijn te algemeen van aard.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00262 en 20/00263

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 februari 2020, nummer BRE 19/835 en BRE 19/836 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een verzuimboete opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) over 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.4.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar is verschenen namens de inspecteur [inspecteur] . Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum] 1971. Hij woonde in 2016 op het adres [adres] 65 in [plaats 1] .

2.2.

Volgens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel heeft

belanghebbende per 1 maart 2014 een eenmanszaak opgericht en handelt hij onder de naam

‘ [bedrijf] ’. De activiteiten bestaan volgens het uittreksel uit ‘niet-gespecialiseerde groothandel in consumentenartikelen, handel in faillissementspartijen’. Als bezoekadres staat vermeld: [adres] 65 in [plaats 1] .

2.3.

Belanghebbende is uitgenodigd, herinnerd en aangemaand om aangifte IB/PVV en

ZVW 2016 te doen. Belanghebbende heeft hieraan geen gehoor gegeven.

2.4.

De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV en Zvw 2016 ambtshalve opgelegd aan de hand van een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning en een geschat bijdrage-inkomen van € 19.000. Tevens is bij beschikking een bedrag van respectievelijk € 62 (IB/PVV) en € 35 (Zvw) aan belastingrente in rekening gebracht. Bij de aanslag IB/PVV 2016 is een verzuimboete opgelegd van € 369 vanwege het niet (tijdig) doen van aangifte. De dagtekening van de aanslagen en beschikkingen is 28 maart 2018.

2.5.

Belanghebbende heeft op 4 mei 2018, dus nadat de aanslagen zijn opgelegd, een aangifte IB/PVV over 2016 ingediend. De inspecteur heeft die aangifte aangemerkt als bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw 2016 en als zodanig in behandeling genomen. Volgens die aangifte bedraagt het belastbaar inkomen uit werk en woning negatief € 7.256, bestaande uit een negatief bedrag aan fiscale winst (verlies) uit onderneming van € 8.437, vermeerderd met de MKB-winstvrijstelling van € 1.181. Belanghebbende heeft in de aangifte wel een bedrag van € 7.280 aan zelfstandigenaftrek opgenomen, maar dat bedrag niet verwerkt in het belastbaar inkomen uit werk en woning. Het verlies van € 8.437 is in de aangifte als volgt gespecificeerd:

Opbrengsten € 13.875

Af: kosten € 22.312

Verlies € 8.437

2.6.

Bij de behandeling van zijn bezwaar heeft de gemachtigde van belanghebbende in

antwoord op vragen van de inspecteur bij brief van 27 juli 2018 onder meer geschreven:

“Uren besteed aan bedrijfsvoering volgens urencriterium 1400 uur per jaar

(...)

Hij heeft geen urenspecificatie, maar heeft wel in 2016 aan urencriterium voldaan.”

2.7.

Per e-mail van 29 augustus 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende het volgende overzicht van de gewerkte uren van belanghebbende overgelegd aan de inspecteur:

“Uren 2016

Januari 160 4 x 30 = 120 Winkel en 40 Inkoop en Verkoop

Februari 160

Maart 160

April 160

Mei 160

Juni 160

Juli 160

Augustus 160

September 160

Oktober 160

November 160

December 160

1920".

Voor de jaren 2014 en 2015 heeft hij identieke overzichten verstrekt.

2.8.

Bij brief van 20 september 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende in reactie op de voorgenomen uitspraak op bezwaar aan de inspecteur meegedeeld:

“Tegen de boete geen bezwaar.

Dit ligt aan vorige boekhouder heeft de aangifte inkomstenbelasting niet ingediend, [belanghebbende] is bij ons gekomen per december vorig jaar.

(…)

Client voldoet aan urencriterium werkte in de winkel [A] te [plaats 2] zeker wel voor 6 uur per dag”

2.9.

Per e-mail van 13 december 2018 heeft de gemachtigde van belanghebbende

2 foto ‘s overgelegd van borden waarop respectievelijk openingstijden en inkoopactiviteiten staan vermeld. In de e-mail heeft de gemachtigde onder meer geschreven:

“Het urenboek kan hij niet meer vinden van 2016."

2.10.

In de uitspraken op bezwaar van 9 januari 2019 heeft de inspecteur de aanslagen verminderd tot naar een belastbaar inkomen uit werk en woning en een bijdrage-inkomen van € 16.340. Hij heeft daarbij de winst uit onderneming vastgesteld op € 19.000 en daarop de MKB-winstvrijstelling van € 2.660 (14% x € 19.000) in mindering gebracht. De belastingrentebeschikkingen zijn dienovereenkomstig verminderd en de verzuimboete is gehandhaafd.

2.11.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 20 februari 2020 het op 18 februari 2019 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is op 26 februari 2020 verzonden. Belanghebbende heeft op 8 april 2020 hoger beroep ingesteld.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op zelfstandigenaftrek. Belanghebbende vindt dat hij daar recht op heeft, de inspecteur vindt van niet.

Niet in geschil is dat belanghebbende winst uit onderneming geniet, dat die winst € 19.000 bedraagt en dat de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot verlaging van de aanslagen en rentebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing