Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4123, 19/00654

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4123, 19/00654

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 december 2020
Datum publicatie
11 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2020:4123
Formele relaties
Zaaknummer
19/00654

Inhoudsindicatie

Artikel 6.3, lid 2, Wet IB jo. artikel 3.101, lid 2, Wet IB. Belanghebbende, die het woongenot als alimentatie verstrekt kan geen hoger bedrag als alimentatie in aftrek brengen dan het op het verstrekte woongenot toepasselijke huurwaardeforfait.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 19/00654

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonend te [woonplaats] , België,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 oktober 2019, nummer BRE 18/3015, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2013 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 15 oktober 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur] .

1.7.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota met bijlagen toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen. De inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Op 24 november 2020 is bij het hof een brief van belanghebbende binnengekomen, waarin hij aanvullende informatie over zijn hoger beroep geeft en verzoekt die brief aan het dossier toe te voegen.

Het hof heeft het verzoek op de hierna onder 4.0. vermelde gronden afgewezen.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op 18 december 2001, opnieuw, op huwelijkse voorwaarden, gehuwd met [A] (hierna: de vrouw). Dit huwelijk is op 6 juni 2003 in Den Haag omgezet in een geregistreerd partnerschap. Tot en met 28 mei 2004 hebben belanghebbende, de vrouw en hun kinderen in [woonplaats] , België gewoond. Op [datum 1] 2004 hebben belanghebbende en de vrouw een echtscheidingsconvenant ondertekend, dat is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag op [datum 2] 2004.

2.2.

In vervolg op het echtscheidingsconvenant hebben belanghebbende en de vrouw op 23 december 2008 een vaststellingsovereenkomst ondertekend. Hierin is vastgelegd dat belanghebbende aan de vrouw een partneralimentatie is verschuldigd van € 750 per maand, geïndexeerd. Daarnaast zijn zij ten aanzien van de woning aan [adres] te [plaats] (hierna: de woning) overeengekomen dat belanghebbende een recht van bewoning toekent aan de vrouw. Hierover is het volgende opgenomen in de vaststellingsovereenkomst:

“ Voor het geval de relatie tussen partijen tot een einde komt, kent de man hierbij aan de vrouw toe een levenslang recht van gratis gebruik en bewoning van de woning aan [adres] te [plaats] of een vergelijkbare woning voor het geval [adres] wordt verkocht of aan een derde wordt verhuurd (…) ”

2.3.

De woning is volledig eigendom van belanghebbende. In het onderhavige jaar woonde de vrouw met de kinderen in de woning. De WOZ-waarde van de woning bedroeg voor het jaar 2013 € 194.000. De woning is voor belanghebbende en de vrouw nooit een eigen woning in de zin van artikel 3.111 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) geweest.

2.4.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2013 een bedrag van € 15.604 aan partneralimentatie als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen. Dit bedrag bestaat voor € 9.571 uit geïndexeerde maandelijkse partneralimentatie en voor € 6.033 uit door belanghebbende betaalde kosten van de in verband met het ‘recht van gratis gebruik en bewoning’ aan de vrouw ter beschikking gestelde woning (hierna: het woongenot).

2.5.

Met dagtekening 19 juli 2017 heeft de inspecteur aan belanghebbende de aanslag IB/PVV 2013 opgelegd, waarbij een bedrag van € 9.571 als partneralimentatie in aftrek is toegestaan. Het bedrag van € 6.033 heeft de inspecteur niet als persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen. De aanslag IB/PVV 2013 is vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.405 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 4.264. Tevens is bij beschikking € 15 belastingrente in rekening gebracht.

De inspecteur heeft de aanslag en de rentebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

De rechtbank heeft de aanslag verminderd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.241, de rentebeschikking evenredig verminderd en het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen gehandhaafd. De rechtbank heeft aan partneralimentatie in aanmerking genomen 12 x € 759,57 + (huurwaardeforfait woning 0,6% x WOZ-waarde van € 194.000 =) € 1.164.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is de waardering van de partneralimentatie ten aanzien van het door belanghebbende aan de vrouw verstrekte woongenot. Meer concreet spitst het geschil zich toe op de vraag of op belanghebbende artikel 3.101, lid 2, Wet IB van toepassing is.

Als artikel 3.101, lid 2, Wet IB niet van toepassing is, is tussen partijen niet in geschil dat voor het woongenot een bedrag van € 9.000, zijnde de jaarlijkse huurwaarde in het economische verkeer van de woning, als partneralimentatie in aftrek kan worden gebracht.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank en van de inspecteur en vermindering van de aanslag tot een waarbij de aftrek ter zake van het woongenot wordt bepaald op € 9.000. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing