Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4126, 20/00127
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4126, 20/00127
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 31 december 2020
- Datum publicatie
- 11 februari 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:4126
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:38, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20/00127
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft personeel ingehuurd via een inkooporganisatie. De uitlener heeft naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting niet betaald. Het hof oordeelt dat de uitlener een verwijt is te maken met betrekking tot de niet betaalde belastingschulden niet zijn betaald. Verder heeft de ontvanger niet te lang gewacht met het nemen van invorderingsmaatregelen; schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is niet aannemelijk gemaakt. Tot slot is niet aannemelijk dat belanghebbende is afgegaan op een afgegeven verklaring omtrent betalingsgedrag.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00127
Uitspraak op het hoger beroep van
de Ontvanger van de Belastingdienst,
hierna: de ontvanger,
en het incidenteel hoger beroep van
[belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 7 januari 2020, nummer BRE 17/5517, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de ontvanger.
1 Ontstaan en loop van het geding
De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking aansprakelijk gesteld.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De ontvanger heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De ontvanger heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De ontvanger heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
De zitting heeft via digitale communicatiemiddelen plaatsgevonden op 28 oktober 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn digitaal verschenen en gehoord belanghebbende en haar gemachtigde [gemachtigde] en, namens de ontvanger, [ontvanger] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende verhuurt vakantieverblijven. Via belanghebbendes inkooporganisatie [A] is belanghebbende in contact gekomen met de [B] vennootschappen (hierna: [B] ). Voor het inlenen van personeel heeft belanghebbende op 17 september 2009 een schriftelijke overeenkomst gesloten met [B BV] .
Belanghebbende heeft van de aan haar bij de facturen van [B] in rekening gebrachte bedragen geen betalingen op de G-rekening gedaan.
[B] laat in de periode van juli 2013 tot en met oktober 2014 diverse aangiften loonheffingen en omzetbelasting onbetaald. Om die reden heeft de inspecteur van de Belastingdienst diverse naheffingsaanslagen aan [B] opgelegd. Over de perioden november en december 2014 heeft [B] geen aangiften loonheffingen en omzetbelasting ingediend. De inspecteur heeft daarom over die perioden ambtshalve naheffingsaanslagen opgelegd. [B] heeft de opgelegde naheffingsaanslagen onbetaald gelaten.
Op 10 september 2013 heeft [B] een rechtsgeldige melding betalingsonmacht gedaan met betrekking tot de verschuldigde loonheffingen en omzetbelasting over juli 2013. In november 2013 heeft de ontvanger executoriaal beslag roerende zaken gelegd bij [B] . In reactie daarop heeft [B] verzocht om sanering van haar belastingschulden en om een verklaring betalingsgedrag. Met dagtekening 12 februari 2014 heeft de ontvanger een zogenoemde voorbehoudsverklaring afgegeven. Deze verklaring bevat onder andere de volgende passage.
“Ik verklaar dat belastingplichtige alle verschuldigde loonheffingen en omzetbelasting heeft betaald met uitzondering van de bedragen waarvoor een betalingsregeling is getroffen. De betalingsregeling wordt op dit moment nagekomen.”
De ontvanger heeft het verzoek om sanering in maart 2014 afgewezen. In mei 2014 heeft de ontvanger de G-rekening van [B] uitgewonnen. In die periode heeft de ontvanger ook een onderzoek verricht naar de mogelijkheid voor bestuurdersaansprakelijkheid.
Op 25 juni 2014 is door de [Stichting] (hierna: [Stichting] ) een verklaring van registratie van [B1 BV] afgegeven, inhoudende dat wordt voldaan aan de normen zoals vastgelegd in NEN 4400.1 en dat [B] is opgenomen in het Register Normering Arbeid. Het register is te raadplegen op www.normeringarbeid.nl.
Daarbij is tevens vermeld:
“Deze verklaring is alleen geldig in combinatie met vermelding in het register. Aanpassingen in het register vinden dagelijks plaats.”
Per 1 juli 2014 is deze registratie beëindigd.
In juli 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ontvanger en [B] , waarbij [B] heeft verzocht om een betalingsregeling en om een verklaring betalingsgedrag. De ontvanger heeft beide verzoeken afgewezen. Ook heeft [B] een verzoek gedaan om teruggave van volgens haar ten onrechte afgedragen loonheffingen over het tijdvak 2009 tot en met 2014 van in totaal € 16.000.000. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen.
Daarnaast heeft [B] , na een zetelverplaatsing, op 30 juli 2014 bij de rechtbank in Rotterdam een zogenoemde pre pack c.q. stille bewindvoering aangevraagd. De rechtbank in Rotterdam heeft dit afgewezen.
[B] heeft de ontvanger bij e-mail van 14 augustus 2014 verzocht om betaling van een afkoopsom tegen finale kwijting. In september 2014 hebben de ontvanger en [B] met betrekking tot dit verzoek verschillende e-mails gewisseld en telefoongesprekken gevoerd. Eind oktober 2014 heeft de ontvanger dit verzoek afgewezen.
De ontvanger heeft op 28 oktober 2014 een afspraak gemaakt met [B] voor een boekenonderzoek op het kantoor van [B] op 13 november 2014. [B] heeft deze afspraak afgezegd. In de loop van december 2014 ontdekt de ontvanger dat [B] begin november 2014 haar activa heeft verkocht, waarna zij per 9 december 2014 is ontbonden. De ontvanger heeft in reactie daarop pogingen ondernomen om derdenbeslagen te leggen. Deze bleken echter door op rechtsgeldige wijze tot stand gekomen cessies niet uitwinbaar te zijn.
Begin 2015 wordt in opdracht van de ontvanger een aansprakelijkheidsonderzoek gestart bij de inleners van [B] . Op 22 december 2015 wordt aan belanghebbende een brief gestuurd inzake een derdenonderzoek Wet Ketenaansprakelijkheid en is belanghebbende verzocht om inlichtingen te verstrekken. Vraag 10 van het vragenformulier Deelrapportage aansprakelijkheidonderzoek luidt: “Is aan belastingschuldige (regelmatig) een verklaring van betalingsgedrag gevraagd en opgenomen in de eigen administratie (evt. kopie bijvoegen)?”. Belanghebbende heeft als antwoord “nee” ingevuld en de (overige) gevraagde inlichtingen en gegevens op 26 januari 2016 vertrekt. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapport met dagtekening 29 april 2016.
Op 25 april 2016 heeft de ontvanger aan belanghebbende een vooraankondiging aansprakelijkstelling gestuurd tezamen met een concept beschikking en het controlerapport.
Met dagtekening 3 juni 2016 heeft de ontvanger aan belanghebbende een beschikking aansprakelijkstelling op grond van inlenersaansprakelijkheid (artikel 34 Invorderingswet 1990, hierna: Inv 1990) uitgereikt voor een bedrag van € 12.971. Dit bedrag bestaat uit € 7.947,67 loonheffingen en € 5.024,20 omzetbelasting. Het bedrag van de aansprakelijkstelling heeft de ontvanger berekend op basis van de facturen die [B] aan belanghebbende heeft gestuurd in de periode juli 2013 tot en met november 2014.
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Kan belanghebbende een beroep doen op de disculpatiemogelijkheid van artikel 34, lid 5 Inv 1990?
II. Heeft de ontvanger onzorgvuldig gehandeld?
III. Kan belanghebbende vertrouwen ontlenen aan de op 24 februari 2014 afgegeven verklaring omtrent betalingsgedrag?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beschikking aansprakelijkheid. De ontvanger concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vaststelling van de aansprakelijkstelling op € 12.425.