Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:838, 19/00299 tot en met 19/00301
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:838, 19/00299 tot en met 19/00301
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 5 maart 2020
- Datum publicatie
- 19 maart 2020
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2020:838
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2020:1815
- Zaaknummer
- 19/00299 tot en met 19/00301
Inhoudsindicatie
Naar aanleiding van een boekenonderzoek heeft de inspecteur naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en rente- en boetebeschikkingen gegeven. In geschil is of deze terecht zijn. De correctie loonheffingen voor de aan een werknemer ter beschikking gestelde woning is naar het oordeel van het Hof terecht. Er is geen sprake van een dienstwoning en belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de huurwaarde € 337 per maand in plaats van € 585 per maand bedroeg. Ook de correctie voor privégebruik van de aan een werknemer ter beschikking gestelde auto is terecht. Belanghebbende slaagt er niet in aannemelijk te maken dat de bestelauto uitsluitend geschikt was voor het vervoer van goederen. Ook belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Het Hof vernietigt de vergrijpboete betreffende het privégebruik auto, omdat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in dat geval niet de zorg zou hebben betracht die redelijkerwijs van haar kan worden gevergd bij de keuze van de accountants en haar personeelsleden en bij de samenwerking met hen, noch dat zij had moeten twijfelen aan de behoorlijke taakvervulling door hen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00299 tot en met 19/00301
Uitspraak op het hoger beroep van
B.V. [belanghebbende] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 19 april 2019, nummers BRE 17/825 tot en met BRE 17/827, in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen naheffingsaanslagen en beschikkingen.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn de volgende naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en bij beschikking de volgende bedragen aan vergrijpboeten en heffings- en belastingrente (hierna: de rente) in rekening gebracht:
Tijdvak |
Aanslagnummer ( [aanslagnummer] ) |
Loonheffingen |
Rente |
Boete |
1 januari 2010 t/m 31 december 2013 |
A.01.3500 |
€ 11.981 |
€ 1.056 |
€ 2.994 |
1 januari 2009 t/m 31 december 2009 en brutering hiervan in 2014 |
A.01.4500 |
€ 4.670 |
€ 384 |
- |
1 januari 2014 t/m 31 december 2014 en brutering hiervan in 2015 |
A.01.5500 |
€ 13.079 |
€ 28 |
€ 639 |
De naheffingsaanslagen loonheffingen, de boetebeschikkingen en de rentebeschikkingen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken op bezwaar van 25 januari 2017 door de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De griffier van de Rechtbank heeft een griffierecht geheven van éénmaal € 333 in verband met drie samenhangende zaken.
De Rechtbank heeft het beroep betreffende de naheffingsaanslagen loonheffingen en de rentebeschikkingen ongegrond en het beroep betreffende de vergrijpboeten gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar betreffende de vergrijpboeten vernietigd en de vergrijpboeten verminderd tot € 2.395 respectievelijk € 511.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. De griffier van het Hof heeft ter zake van het hoger beroep met kenmerk 19/00299 een griffierecht geheven van € 519. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de Inspecteur.
De zitting heeft plaatsgehad op 29 januari 2020 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord [A] namens belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is inhoudingsplichtige voor de loonheffingen en maakt onderdeel uit van het [B-concern] . Het [B-concern] bestaat uit een aantal vennootschappen die recreatieparken exploiteren en vennootschappen die een belastingadvieskantoor en accountantskantoor drijven. De kernactiviteit van belanghebbende bestaat uit de exploitatie van een recreatiepark in [plaats] .
In 2014 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende. Tijdens dit onderzoek is de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften loonheffingen over de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2014 van belanghebbende onderzocht. De uitkomsten van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een controlerapport van de Inspecteur van 13 maart 2015.
Geconstateerd is onder andere dat belanghebbende, in de periode van 1 juni 2009 tot en met 30 november 2012, een woning ter beschikking heeft gesteld aan werknemer [S] en zijn echtgenote. De woning is gelegen op het terrein van belanghebbende. In verband met de terbeschikkingstelling van de woning is tot en met 31 december 2011 maandelijks een bedrag van € 585 als loon in natura in aanmerking genomen ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Vanaf 1 januari 2012 is maandelijks een bedrag van € 337 als loon in natura in aanmerking genomen.
In het controlerapport is in hoofdstuk 6 ‘Vergoedingen, verstrekkingen etc.’, onder 6.7.1 ‘Woningen’, het volgende vermeld:
“ Algemeen
Aan een aantal werknemers zijn door inhoudingsplichtige(n) woningen ter beschikking gesteld. Voor de berekening van de bijtelling van loon in natura zijn twee berekeningswijzen toegepast. Eenmaal is het puntensysteem van het Ministerie van Volkshuisvesting toegepast en driemaal zijn de resultaten uit een onderzoek van Aedex over het vastgoedrendement bij woningcorporaties gebruikt.
Het puntensysteem van het Ministerie van Volkshuisvesting ziet op de maximale huurprijs die kan worden bedongen voor woningen in de sociale sector. Dit betreffen door woningcorporaties verhuurde woningen die worden toegewezen aan mensen met een jaarinkomen tot € 34.678 (niveau 2014).(…)
Standpunt berekeningswijze
Als de werkgever een woning ter beschikking stelt of de kosten van een woning vergoedt, hoort deze verstrekking of vergoeding tot het loon. Om de waarde te bepalen, wordt op grond van artikel 13 van de Wet op de Loonbelasting 1964 (niet in geld genoten loon), deze verstrekking in aanmerking genomen naar de waarde die daaraan in het economische verkeer kan worden toegekend.(…)
De berekeningswijze is voor woningen slechts anders indien sprake is van een zogenaamde dienstwoning. Van een dienstwoning is alleen dan sprake in een situatie waarin de werknemer zijn werkzaamheden vanuit de dienstwoning moet verrichten en redelijkerwijs niet kan afzien van gebruik van de ter beschikking gestelde woning.
Toepassing van het puntensysteem van het Ministerie van Volkshuisvesting is niet juist, omdat het hier geen sociale woningen, maar woningen uit de vrije sector betreffen. (…)
Werknemer [S], B.V. [belanghebbende] , fiscaalnummer [aanslagnummer] .L01.
De heer [S] heeft van de werkgever, in de periode van 1 juni 2009 tot en met november 2012, een woning ter beschikking gesteld gekregen.(…)
In verband met de ter beschikking stelling van genoemde woning is tot en met 2011 maandelijks een bedrag van € 585 als loon in natura in aanmerking genomen. Dit bedrag is gebaseerd op marktwaarde. Vanaf 1 januari 2012 is maandelijks een bedrag van € 337 als loon in natura in aanmerking genomen.
Standpunt loon in natura werknemer [S]
Uit de aangeleverde stukken blijkt niet waarom in 2012 een systeemwijziging voor de berekening van de huur heeft plaatsgevonden. Voor het jaar 2012 bedraagt het loon in natura, op grond van artikel 13 van de Wet op de Loonbelasting 1964, de waarde die daaraan in het economisch verkeer kan worden toegekend. Uitgangspunt is de eerder vastgestelde marktwaarde van € 585 per maand.”
Tijdens het boekenonderzoek is tevens geconstateerd dat belanghebbende aan werknemer [D] een (bestel)auto ter beschikking heeft gesteld. De auto betreft een [automerk] met kenteken [kenteken] en een cataloguswaarde van € 16.995 rijdend op diesel. Er heeft met betrekking tot de auto geen bijtelling plaatsgevonden op grond van artikel 13bis Wet LB. Ook is er geen rittenregistratie bijgehouden. De werknemer gebruikte de auto in ieder geval voor de uitoefening van zijn werkzaamheden en voor het woon-werkverkeer.
In het controlerapport is in hoofdstuk 6 ‘Vergoedingen, verstrekkingen etc.’, onder 6.8.1 ‘Bestelauto’, het volgende vermeld:
“ Algemeen werknemer [D], B.V. [belanghebbende] , fiscaalnummer [aanslagnummer] .L01.
Werknemer [D], in dienstbetrekking werkzaam bij B.V. [belanghebbende] , heeft de beschikking over een auto van de werkgever. Het betreft een [automerk] , kenteken [kenteken] , cataloguswaarde € 16.995. (…)
Standpunt.
(…)
Omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de ter beschikking gestelde bestelauto voor minder dan 500 kilometer voor privé doeleinden is gebruikt, is de forfaitaire bijtelling van artikel 13bis Wet op de Loonbelasting 1964 van toepassing. De bijtelling in natura bedraagt per jaar 25% * € 16.995 = € 4.248.”
Aan werknemer [D] zijn naast de terbeschikkingstelling van de bestelauto reiskostenvergoedingen uitbetaald.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur de naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en de rentebeschikkingen en boetebeschikkingen gegeven.
Het betreft de volgende correcties en boeten:
Tijdvak |
Aanslagnummer ( [aanslagnummer] ) |
Correctie LH woning (2.4) |
Correctie LH bestelauto (2.5) |
Correctie LH reiskosten (niet in geschil) |
1 januari 2010 t/m 31 december 2013 |
A.01.3500 |
€ 1.145 |
€ 7.128 |
€ 3.708 |
1 januari 2009 t/m 31 december 2009 en brutering hiervan in 2014 |
A.01.4500 |
- |
€ 3.072 |
€ 1.598 |
1 januari 2014 t/m 31 december 2014 en brutering hiervan in 2015 |
A.01.5500 |
€ 828 |
€ 8.236* |
€ 4.015** |
Totaal: |
€ 1.973 |
€ 18.436 |
€ 9.321 |
* het gebruteerde gedeelte bedraagt € 6.452.
** het gebruteerde gedeelte bedraagt € 3.243.
Tijdvak |
Aanslagnummer ( [aanslagnummer] ) |
Boete woning |
Boete bestelauto |
Boete reiskosten |
1 januari 2010 t/m 31 december 2013 |
A.01.3500 |
€ 286 |
€ 1.782 |
€ 927 |
1 januari 2009 t/m 31 december 2009 en brutering hiervan in 2014 |
A.01.4500 |
- |
- |
- |
1 januari 2014 t/m 31 december 2014 en brutering hiervan in 2015 |
A.01.5500 |
- |
€ 446 |
€ 193 |
Totaal: |
€ 286 |
€ 2.228 |
€ 1.120 |
Ten aanzien van de boetebeschikkingen is in hoofdstuk 7 ‘Controleresultaat’, onder 7.3 ‘Boete loonheffingen’, het volgende vermeld:
“De vergoeding reiskosten (correctie 2) is ten onrechte onbelast verstrekt. Het is inhoudingsplichtige te verwijten dat niet is onderkend dat betreffende werknemer tevens een auto van de werkgever ter beschikking had voor het woon-werkverkeér en in het geheel geen reiskosten maakte. Daarom wordt inhoudingsplichtige grove schuld verweten. Het feit dat door de toenmalige directeur niet aan de loonadministratie is doorgegeven dat de bestelbus door werknemer voor woon-werkverkeer mocht worden gebruikt, laat onverlet dat het gebruik van de bestelbus in arbeidsovereenkomst van werknemer was opgenomen. Er is daarom sprake van laakbare slordigheid en grove onachtzaamheid.
De boete bedraagt 25% (van het niet gebruteerde gedeelte) van de na te heffen loonheffingen. (…)
Inhoudingsplichtigen hebben aan werknemers woongenot van diverse woningen verstrekt (correcties 3 tot en met 7). Inhoudingsplichtige moet zich ervan bewust zijn geweest dat zo’n verstrekking aan een werknemer voor de werknemer een voordeel vormt. Omdat de werknemer een beloning anders dan in geld krijgt, is sprake van loon in natura. Loon in natura moet de werkgever in beginsel waarderen op de [w]aarde in het economisch verkeer. Inhoudingsplichtige wist of had behoren te weten dat de waarde in het economische verkeer niet vast is en derhalve periodiek moet worden bepaald. De veronachtzaming van de waardebepaling is een dermate lichtvaardig handelen dat het aan grove schuld is te wijten dat de onder 6.7.1 Loon in Natura - woningen van dit rapport opgenomen bedragen ten onrechte niet zijn aangegeven en afgedragen.
De boete bedraagt 25% (van het niet gebruteerde gedeelte) van de na te heffen loonheffingen. (…)
Correctie 8 betreft de bijtelling voor de door inhoudingsplichtige vanaf 2009 aan werknemer [D] ter beschikking gestelde auto merk [automerk] met kenteken [kenteken] . Deze auto kon tevens voor privédoeleinden worden gebruikt. Inhoudingsplichtige moet hebben geweten dat door het ontbreken van een rittenadministratie en een verklaring “Uitsluitend zakelijk gebruik bestelauto”, niet aannemelijk kon worden gemaakt dat door werknemer [D] minder dan 500 kilometer voor privé doeleinden is gereden en de forfaitaire bijtelling van artikel 13bis Wet op de Loonbelasting 1964 achterwege kon blijven.
Het niet aangegeven en afgedragen van de onder 6.8.1. privégebruik auto - bestelauto van dit rapport opgenomen bedragen is het gevolg van grove onachtzaamheid. Op grond van paragraaf 28.6 van het BBBB bedraagt de boete in beginsel 40% van het na te heffen bedrag. Nu evenwel geen sprake is van misleiding door het ontbreken van een rittenadministratie, stel ik de boete op 25% van het ten onrechte niet afgedragen bedrag.”
3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de volgende vragen.
I. Zijn de naheffingsaanslagen loonheffingen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd? en
II. Zijn de boetebeschikkingen terecht gegeven?
Belanghebbende is van mening dat beide vragen ontkennend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is van mening dat beide vragen bevestigend moeten worden beantwoord.
Ten aanzien van vraag I is specifiek in geschil (i) de correctie voor de aan werknemer [S] ter beschikking gestelde woning in de periode vanaf 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 en (ii) de correctie voor de aan werknemer [D] ter beschikking gestelde bestelauto.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar, tot vermindering van de naheffingsaanslagen loonheffingen, tot dienovereenkomstige vermindering van de rentebeschikkingen en tot vernietiging van de boetebeschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.