Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1815, 20/01049
Hoge Raad, 20-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1815, 20/01049
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 november 2020
- Datum publicatie
- 20 november 2020
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2020:1815
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2020:838
- Zaaknummer
- 20/01049
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 20/01049
Datum 20 november 2020
ARREST
in de zaak van
B.V. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 maart 2020, nrs. 19/00299 tot en met 19/00301, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 17/825 tot en met BRE 17/827) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de loonheffingen over tijdvakken in de jaren 2009 tot en met 2014 en de daarbij gegeven boetebeschikkingen.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van de klachten
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.