Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1273, 19/00556 tot en met 19/00565, 19/00579, 19/00581 tot en met 19/00585, 19/00587 en 19/00588
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 22-04-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1273, 19/00556 tot en met 19/00565, 19/00579, 19/00581 tot en met 19/00585, 19/00587 en 19/00588
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 22 april 2021
- Datum publicatie
- 6 mei 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:1273
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:3946, Meerdere afhandelingswijzen
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:28
- Zaaknummer
- 19/00556 tot en met 19/00565, 19/00579, 19/00581 tot en met 19/00585, 19/00587 en 19/00588
Inhoudsindicatie
BPM. Weigering van gemachtigde. Diverse (formele) grieven.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 19/00556 tot en met 19/00565, 19/00579, 19/00581 tot en met 19/00585, 19/00587 en 19/00588
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 5 september 2019, nummers BRE 18/434, 18/435, 18/387, 18/389, 18/55, 18/50, 18/28, 18/26, 18/27 en 18/25 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de inspecteur,
en
de Minister van Justitie en Veiligheid,
(hierna: de minister).
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft voor vijf auto’s met VIN eindigend op [VIN 10] , [VIN 5] , [VIN 3] , [VIN 4] respectievelijk [VIN 1] (hierna: auto [VIN 10] , [VIN 5] , [VIN 3] , [VIN 4] respectievelijk [VIN 1] ) belasting voor personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft in alle gevallen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en in vier zaken de bezwaren gegrond verklaard. In de zaak auto [VIN 10] is het bezwaar ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft voor vijf auto’s met VIN eindigend op [VIN 8] , [VIN 9] , [VIN 7] , [VIN 6] respectievelijk [VIN 2] (hierna: auto [VIN 8] , [VIN 9] , [VIN 7] , [VIN 6] respectievelijk [VIN 2] ) naheffingsaanslagen BPM opgelegd.
Belanghebbende heeft in alle gevallen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep in acht zaken gegrond verklaard. In de zaken auto [VIN 9] en auto [VIN 2] heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Zowel belanghebbende als de inspecteur hebben tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De andere partij heeft telkens een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft het hoger beroep nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een reactie ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het hof heeft de navolgende nummers toegekend aan de hoger beroepen:
Hoger beroep belanghebbende |
Hoger beroep inspecteur |
Beroep |
VIN |
19/556 |
19/588 |
18/25 |
[VIN 10] |
19/557 |
19/587 |
18/26 |
[VIN 8] |
19/558 |
18/27 |
[VIN 9] |
|
19/559 |
19/585 |
18/28 |
[VIN 7] |
19/560 |
19/584 |
18/50 |
[VIN 6] |
19/561 |
19/583 |
18/55 |
[VIN 5] |
19/562 |
19/581 |
18/387 |
[VIN 3] |
19/563 |
19/582 |
18/389 |
[VIN 4] |
19/564 |
19/579 |
18/434 |
[VIN 1] |
19/565 |
19/580 |
18/435 |
[VIN 2] |
De inspecteur heeft in zijn hoger beroep verzocht om geheimhouding van bepaalde stukken.1 De geheimhoudingskamer heeft bij tussenuitspraak van 5 maart 2020 beslist dat de inspecteur ten aanzien van bepaalde stukken ten onrechte een beroep op deze bepaling doet.
De inspecteur heeft vervolgens gereageerd bij brief van 3 april 2020 en de betreffende gegevens verstrekt.
Naar aanleiding van het door de toenmalige gemachtigde, [A] (hierna: [A] ), in het hoger beroepschrift gebezigde onbetamelijke taalgebruik heeft het hof [A] , [B BV] (hierna: [B BV] ) en [C BV] (hierna: [C BV] ), bij tussenuitspraak van 28 mei 2020 (hierna: de tussenuitspraak), geweigerd om nog langer bijstand te verlenen in de onderhavige zaak dan wel belanghebbende te vertegenwoordigen en heeft belanghebbende de gelegenheid gekregen om binnen vier weken een andere gemachtigde aan te wijzen. Belanghebbende heeft binnen deze termijn geen gemachtigde aangewezen. Uit de brief van 9 september 2020 en daarbij overgelegde machtiging blijkt dat belanghebbende op 3 september 2020 alsnog een nieuwe gemachtigde heeft aangewezen.
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft op deze zitting een wrakingsverzoek ingediend. Het hof heeft vervolgens het onderzoek geschorst en het wrakingsverzoek in handen gesteld van de wrakingskamer.
De wrakingskamer heeft op 10 maart 2021 het wrakingsverzoek afgewezen. Vervolgens heeft het hof het onderzoek hervat.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Het ter zake van de registratie in het kentekenregister van de auto’s [VIN 10] , [VIN 5] , [VIN 3] , [VIN 4] respectievelijk [VIN 1] op eigen aangifte voldane BPM-bedrag bedraagt € 488, € 9.084, € 13.480, € 289 respectievelijk € 1.786.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de voldoening op eigen aangifte.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar teruggaaf verleend van € 1.148 (auto [VIN 5] ), € 1.706 (auto [VIN 3] ), € 164 (auto [VIN 4] ) respectievelijk € 594 (auto [VIN 1] ). Het bezwaar inzake auto [VIN 10] is ongegrond verklaard. Met betrekking tot deze teruggaven zijn belastingrentebeschikkingen ter hoogte van nihil afgegeven.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank.
Ter zake van de auto’s [VIN 8] , [VIN 9] , [VIN 7] , [VIN 6] respectievelijk [VIN 2] zijn naheffingsaanslagen BPM opgelegd. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze naheffingsaanslagen.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de inspecteur de naheffingsaanslagen ter zake van de auto’s [VIN 9] en [VIN 2] vernietigd en de naheffingsaanslagen voor de overige auto’s verminderd tot € 1.402 (auto [VIN 8] ), € 1.023 (auto [VIN 7] ) respectievelijk € 2.350 (auto [VIN 6] ).
Bij brief van 3 april 2020 heeft de inspecteur de kentekens van de auto’s verstrekt.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Is van belanghebbende terecht respectievelijk naar het juiste bedrag griffierecht geheven?
2. Is het verdedigingsbeginsel geschonden?
3. Kan de belasting worden nageheven nadat het belastbaar feit heeft plaatsgevonden?
4. Is het wettelijk stelsel waarbij aangifte moet worden gedaan voordat het kenteken wordt afgegeven in strijd met het Europese recht?
5. Heeft belanghebbende recht op extra leeftijdskorting in verband met de latere registratie van de auto’s?
6. Zijn de rapporten van CED/Dekra onrechtmatig?
7. Is de 72% regeling (onderdeel 3.5 van bijlage I bij de Uitvoeringsregeling BPM) in strijd met artikel 110 VWEU?
8. Heeft belanghebbende recht op een op een hogere teruggaaf dan wel vermindering van de naheffingsaanslag bij gebruik van de koerslijst Eurotaxglass’s?
9. Heeft belanghebbende recht op toepassing van artikel 16a Wet BPM?
10. Bestaat recht op een hogere rentevergoeding over de teruggave van de belasting?
11. Bestaat recht op vergoeding van werkelijke kosten van bezwaar en beroep?
12. Dient de beslissing over de immateriële schadevergoeding te worden genomen door andere rechters?
13. Heeft belanghebbende recht op rentevergoeding over de toegekende immateriële schadevergoeding, de proceskostenvergoeding en het griffierecht en welke rentevoet moet daarvoor worden gehanteerd?
Op de zitting heeft de inspecteur het hoger beroep in de zaak met nummer 19/00580 (nummer rechtbank 18/435) ingetrokken.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot hogere teruggaven respectievelijk vernietiging of vermindering van de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep wat betreft de teruggaven van belasting en de vermindering van de naheffingsaanslagen.