Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1952, 20/00140

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1952, 20/00140

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 juni 2021
Datum publicatie
8 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1952
Formele relaties
Zaaknummer
20/00140

Inhoudsindicatie

In geschil zijn de aan belanghebbende opgelegde aanslagen rioolheffing. Naar het oordeel van het hof is het bevoegdheidsgebrek dat aan de aanslagen kleefde, bij het bestreden besluit hersteld. De verordening is op de juiste wijze bekendgemaakt. Er is geen sprake van overschrijding van de opbrengstlimiet. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Van strijd met artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water is evenmin sprake. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00140

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 24 januari 2020, nummer AWB 18/1762, in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (hierna: de BsGW),

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft belanghebbende, als eigenaar van 71 objecten in de gemeente Nederweert, aangeslagen in de rioolheffing 2014.1

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De heffingsambtenaar heeft, bij uitspraak op bezwaar, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken2 ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.

1.7.

De zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, alsmede, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .

1.8.

Beide partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

1.10.

Het hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof de heffingsambtenaar verzocht nadere uitleg te verschaffen en belanghebbende verzocht daarop te reageren. Partijen hebben aan dit verzoek voldaan.3

1.11.

Het hof heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Partijen hebben - na navraag door het hof - verklaard geen gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten en dat uiterlijk over zes weken schriftelijk uitspraak wordt gedaan.

1.12.

Na sluiting van het onderzoek zijn op 14 juni 2021 nadere stukken van belanghebbende bij het hof binnengekomen. Het hof heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft de stukken buiten beschouwing gelaten .

2 Feiten

2.1.

Op grond van artikel 228a Gemeentewet kan, onder de naam rioolheffing, door de gemeente een belasting worden geheven.

2.2.

De aard van de rioolheffing is een bestemmingsheffing; de geraamde baten van de rioolheffing mogen de lasten ter zake niet overtreffen.

2.3.

Ingevolge artikel 229b Gemeentewet vallen onder de lasten ook bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa.

2.4.

Ingevolge artikel 186 Gemeentewet worden de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag van de gemeente ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels. Deze regels zijn neergelegd in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: het BBV).4

2.5.

Voor de raming van kosten en baten ter zake van de rioolheffing geldt als uitgangspunt dat deze niet in strijd mag komen met de voor de gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften, zoals die zijn neergelegd in het BBV.5

2.6.

De Commissie BBV (hierna: de commissie) draagt zorg voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV en voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring van gemeenten en gemeenschappelijke regelingen.6 De commissie heeft bij de uitvoering van deze taak standpunten ingenomen over de comptabiliteitsvoorschriften.

2.7.

In de Notitie Riolering van de commissie van november 2014 (en de daaraan voorafgaande versie van december 2009) is vermeld dat in het tarief spaarbedragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen mogen worden meegenomen. Deze moeten als last in de exploitatie worden toegevoegd aan een voorziening ex artikel 44, lid 1, letter d, BBV.

2.8.

De gemeente dient op grond van artikel 4.22 Wet milieubeheer een gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. Het rioleringsplan van de gemeente Nederweert is de ‘Notitie GRP 2012-2016 Nederweert’ (hierna: de notitie GRP). Hierin wordt inzicht gegeven in opbouw van de dotaties aan de ‘voorziening riolering’.

2.9.

Ter zitting heeft het hof aan de heffingsambtenaar verzocht uitleg te geven over de berekening van de contante waarde van de rioolheffing.7 De heffingsambtenaar heeft daarop een nader stuk met een aantal Excel-bijlagen8 overgelegd met berekeningen van de (totale) contante waarde van de toekomstige bruto investeringen en het tarief van de rioolheffing.

2.10.

De aan belanghebbende opgelegde aanslag is opgelegd door de BsGW.

2.11.

Artikel 8 van de regeling ‘Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen’ (hierna: de regeling) luidt:

‘De raad, het college en de burgemeester van de deelnemende gemeenten (…) dragen de uitvoering van de in bijlage 1 opgenomen wettelijke bepalingen betreffende de door de regeling te behartigen belangen over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.’

2.12.

In bijlage 1 van de regeling9 staat:

‘Het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente (…) dragen de uitvoering van de volgende wettelijke bepalingen (…) over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.

Aanwijzingen op het terrein van heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen

1. Het aanwijzen als gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub b, Gemeentewet; (…)’

2.13.

Op 20 december 2011 heeft de gemeenteraad - en niet het college van burgemeester en wethouders - van Nederweert het voorstel om toe te treden tot de regeling behandeld. De gemeenteraad heeft besloten om tot toetreding te verzoeken per 1 januari 2012 en de heffing en inning van de gemeentelijke belastingen met ingang van 1 januari 2012 over te dragen.

2.14.

Op 22 september 2015 is door het college van burgemeester en wethouders een (herstel)besluit genomen waarin dit college expliciet bevestigt toe te treden tot de regeling en de taken op het gebied van het heffen en innen van belastingen over te dragen aan de BsGW.

2.15.

Na het nemen van dit (herstel)besluit is op 1 oktober 2015 een ‘aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar’ door de BsGW genomen, dat op 19 november 2015 is bekrachtigd. Hierbij is [A] aangewezen als heffingsambtenaar.

2.16.

Per 7 november 2016 is [B] (hierna: [B] ) door de BsGW aangewezen als heffingsambtenaar en dit aanwijzingsbesluit is op 17 november 2016 bekrachtigd.

2.17.

[B] heeft namens de BsGW de uitspraak op bezwaar gedaan.

2.18.

De onderhavige aanslag rioolheffing is gebaseerd op de ‘Verordening rioolheffing 2014’ van de gemeente Nederweert (hierna: de verordening). De verordening is op 24 december 2013 gepubliceerd op de gemeentelijke website en op www.overheid.nl. Daarbij is vermeld dat de verordening elke werkdag tussen 9:00 en 12:30 uur kan worden ingezien.

2.19.

Artikel 139 van de Gemeentewet luidde ten tijde van de publicatie:

‘1. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt.

2. De bekendmaking geschiedt:

a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;

b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op het gemeentehuis of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.

3. Het gemeenteblad kan elektronisch worden uitgegeven. (…)’

2.20.

In de verordening is vermeld:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

c. water: huishoudelijk afvalwater; bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom (…) van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering; (…)

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarieven

De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bedraagt per perceel € 215,20.’

2.21.

Op grond van de verordening zijn de 71 ‘percelen’10 van belanghebbende voor het vaste bedrag per perceel in de rioolheffing van 2014 betrokken. Het totaalbedrag van de rioolheffing van belanghebbende is € 15.279,20.

2.22.

In het jaar 2014 zijn 1.756 percelen niet in de heffing betrokken. Ten aanzien van de daarbij behorende categorieën ‘niet bij de woning gelegen garageboxen’ en ‘trafo’s’ geldt dat deze in het verleden nimmer door de gemeente zijn belast.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

-

Is de aanslag bevoegd opgelegd?

-

Is de verordening op de juiste wijze bekendgemaakt?

-

Is het tarief van de heffing in strijd met artikel 228a Gemeentewet vastgesteld?

-

Heeft de gemeente in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld door voor bepaalde percelen een begunstigend beleid te voeren en geen aanslagen rioolheffing op te leggen, terwijl percelen van belanghebbende wel in de heffing zijn betrokken?

-

Heeft de gemeente artikel 9 Kaderrichtlijn Water (hierna: de KRW) niet, niet tijdig of onjuist geïmplementeerd?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en vernietiging van de aanslag. De heffingsambtenaar concludeert tot handhaving van de aanslag en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing