Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1953, 20/00287

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-06-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1953, 20/00287

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 juni 2021
Datum publicatie
8 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2021:1953
Formele relaties
Zaaknummer
20/00287

Inhoudsindicatie

Belanghebbende en haar echtgenoot hebben een eigen woning in België. Belanghebbende is voor 70% eigenaar van deze woning. De woning is voor 65% gefinancierd met een hypotheeklening, die uitsluitend op naam van belanghebbende staat. Zij is een kwalificerende buitenlandse belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 Wet IB 2001 is. Belanghebbende en haar echtgenoot zijn in 2015 geen fiscaal partner. Belanghebbende kan de rente op de hypotheeklening op basis van artikel 3.121 Wet IB 2001 in aftrek brengen. Daar staat niet aan in de weg dat belanghebbende en haar echtgenoot op grond van de huwelijkse voorwaarden de kosten van de gemeenschappelijke huishouding naar rato van hun netto inkomsten delen. Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 20/00287

Uitspraak op het hoger beroep van

De inspecteur van de Belastingdienst,Belastingdienst PDB Den Haag

hierna: de inspecteur

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] (België),

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de Rechtbank) van 12 maart 2020, nummer AWB 18/3843 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV over 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.

1.5.

De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.

1.7.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.8.

De zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2021 te ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende gemachtigde [gemachtigde] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.9.

Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het hof belanghebbende verzocht schriftelijk inlichtingen te geven en/of stukken in te zenden. Belanghebbende heeft aan dit verzoek voldaan.

1.10

Het hof heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op huwelijkse voorwaarden gehuwd met [de echtgenoot] (hierna: de echtgenoot). Belanghebbende en haar echtgenoot wonen in 2015 het hele jaar in België.

De woning in België is gezamenlijk in eigendom bij belanghebbende en haar echtgenoot; 70% van de eigendom berust bij belanghebbende en 30% van de eigendom berust bij haar echtgenoot.

2.2.

De koopprijs van de grond voor de woning bedroeg € 145.000. Die grond is door belanghebbende voor 7/10e deel gekocht en door de echtgenoot voor 3/10e deel.

De totale bouwkosten voor de opstallen (kort gezegd: de woning) bedroegen € 416.367. De totale koop- en aanneemsom van de grond en woning bedroeg € 561.367. Voor de financiering van de woning was (in eerste instantie) door belanghebbende een bedrag van € 350.000 geleend bij de Rabobank. De lening bij de Rabobank stond uitsluitend op naam van belanghebbende. Het bedrag van de lening bij de Rabobank is later door belanghebbende geherfinancierd bij [de B.V.] (hierna: de B.V.). Belanghebbende is enig aandeelhouder van deze B.V.. De lening is uitsluitend door belanghebbende aangegaan bij de B.V. en bedroeg op 29 november 2012 € 363.000. De rentelasten in verband met de hypotheekschuld bedroegen over het jaar 2015 in totaal € 14.520.

2.3.

Belanghebbende genoot in 2015 loon uit dienstbetrekking in Nederland. Haar inkomen is belast in Nederland. Op grond van de huwelijkse voorwaarden dienen belanghebbende en haar echtgenoot in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding bij te dragen naar rato van hun netto inkomsten. Het aandeel van belanghebbende in 2015 in het gezinsinkomen bedroeg 67,6%, dat van de echtgenoot 32,4%, zodat belanghebbende in 2015 67,6% heeft moeten bijdragen aan de kosten voor de gemeenschappelijke huishouding en de echtgenoot voor 32,4%. Het inkomen van de echtgenoot is in 2015 nagenoeg geheel opgekomen in Nederland en is deels belast in Nederland en deels in België.

2.4.

In haar aangifte IB/PVV over het jaar 2015 heeft belanghebbende aangegeven dat zij aangemerkt kan worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige. Tevens is in de aangifte, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

Inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking

€ 73.108

Aandeel in inkomsten uit eigen woning

50%

€ 2.231

Aandeel aftrekposten eigen woning

50%

€ 7.260 -/-

Saldo overige elementen in aangifte

€ 5.462 -/-

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 62.617

2.5.

Met dagtekening 6 oktober 2017 heeft de inspecteur de aanslag vastgesteld overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte. Belanghebbende heeft op 1 november 2017 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Het bezwaar is ongegrond verklaard.

2.6.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag IB/PVV verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.062 en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig verminderd. Voorts is de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende veroordeeld ten bedrage van € 1.050 en is gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft de hoogte van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Meer specifiek is in geschil voor welk deel belanghebbende de rentelasten in verband met de eigen woning in aftrek kan brengen.

3.2.

De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, en vermindering van de aanslag IB/PVV tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (primair) € 55.357 respectievelijk (subsidiair) € 57.923. Meer subsidiair concludeert belanghebbende tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing