Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-08-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2559, 20/00266 en 20/00267
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-08-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2559, 20/00266 en 20/00267
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 augustus 2021
- Datum publicatie
- 1 september 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:2559
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:834, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00266 en 20/00267
Inhoudsindicatie
Belanghebbende is veroordeeld voor hennepteelt en aan hem zijn aanslagen IB/PVV en Zvw 2013 opgelegd, waarbij rekening is gehouden met inkomsten uit deze hennepteelt. De aanslagen zijn tot een juist bedrag opgelegd, omdat op het bedrag van de ontnemingsvordering geen aftrek van kosten behoeft plaats te vinden (artikel 3.14, lid 1, aanhef en onder d, Wet IB 2001).
Het hof verklaart het hoger beroep ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00266 en 20/00267
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de rechtbank) van 20 februari 2020, nummers BRE 18/6888 en BRE 18/6889, in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2013 opgelegd.1 Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete opgelegd.
De inspecteur heeft een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet 2013 (hierna: Zvw 2013) opgelegd.2 Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar3 gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar4 gedaan, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, het bezwaar tevens opgevat als een verzoek om ambtshalve herziening en dat verzoek ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld en heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve herziening.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar5 gedaan over de afwijzing van het verzoek om ambtshalve herziening.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep tegen de herzieningsbeslissing gegrond verklaard voor zover dat zag op de aanslag IB/PVV 2013 en de tegelijkertijd opgelegde beschikkingen inzake belastingrente en vergrijpboete. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota ingediend. Deze is doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft digitaal via een beeldbelverbinding plaatsgevonden op 10 juni 2021. Aan de zitting heeft deelgenomen [gemachtigde] , verbonden aan [kantoornaam 1] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [A] en [B] , verbonden aan [kantoornaam 2] . Namens de inspecteur hebben deelgenomen [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de zaken 20/00264 en 20/00265.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Op [datum] 2013 is door de politie een werkende hennepkwekerij met 1.110 hennepplanten in de woning van belanghebbende aangetroffen. Belanghebbende is onherroepelijk veroordeeld voor hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Daarbij is een ontnemingsvordering toegewezen voor een bruto bedrag van € 102.670,56.6
Op of omstreeks 28 februari 2014 is belanghebbende uitgenodigd om vóór 1 april 2014 de aangifte IB/PVV 2013 te doen.
Belanghebbende heeft de inspecteur bij brief van 31 maart 2014 verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van de aangifte IB/PVV 2013. De inspecteur is aan dit verzoek tegemoet gekomen en heeft uitstel verleend tot 1 september 2014.
Bij brief van 19 september 2014 is belanghebbende herinnerd tot het doen van aangifte IB/PVV 2013 met als uiterste inleverdatum 3 oktober 2014.
Bij brief van 24 november 2014 is belanghebbende aangemaand tot het doen van aangifte IB/PVV 2013 met als uiterste inleverdatum 8 december 2014.
De aangifte IB/PVV 2013 van belanghebbende is op 1 september 2015 ingekomen bij de inspecteur. Daarin is een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van - /- € 15.615.
Op 21 maart 2016 is een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van (onder meer) de aangifte IB/PVV 2013. De inspecteur heeft een rapport opgesteld van zijn bevindingen. Daarin is een bijtelling van de belastbare winst voor een bedrag van € 18.694 opgenomen, in verband met te laag aangegeven omzet en te hoog aangegeven kosten. Daarnaast is een bijtelling van het resultaat uit overige werkzaamheden opgenomen voor een bedrag van € 177.104 in verband met inkomsten uit hennepteelt. Dit bedrag is gebaseerd op de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel in het politierapport, conform de BOOM-richtlijnen.7 De berekening heeft als uitgangspunt dat ten minste twee eerdere kweken hebben plaatsgevonden.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de inspecteur met dagtekening 22 februari 2017 de aanslag IB/PVV 20138, een vergrijpboete9 en een beschikking belastingrente opgelegd, alsmede de aanslag Zvw 2013 en een beschikking belastingrente.
In beroep heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat (slechts) rekening moet worden gehouden met verkregen inkomsten uit één hennepoogst.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank is de aanslag IB/PVV 2013 verlaagd.10
De aanslag is gebaseerd op de door de inspecteur berekende inkomen uit werk en woning na correcties van -/- € 18.897 plus de inkomsten uit één hennepoogst op basis van het strafvonnis gesteld op € 102.670. De vergrijpboete en de belastingrente zijn dienovereenkomstig verlaagd.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is:
a. a) of de aanslagen tot een juist bedrag zijn opgelegd, in het bijzonder of bij het bedrag van de ontnemingsvordering aftrek van kosten moet plaatsvinden;
b) de hoogte van de vergrijpboete, de kosten van het dwangbevel en de hoogte van belasting- en invorderingsrente;
c) of aan de handelwijze van de Belastingdienst consequenties moeten worden verbonden, omdat de ‘menselijke maat’ uit het oog is verloren.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslagen IB/PVV 2013 en Zvw 2013. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.