Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-10-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2970, 20/00141 en 20/00142
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-10-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:2970, 20/00141 en 20/00142
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2021
- Datum publicatie
- 5 oktober 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:2970
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2020:551, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1890
- Zaaknummer
- 20/00141 en 20/00142
- Relevante informatie
- Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 228a
Inhoudsindicatie
In geschil zijn de aan een woningvereniging voor 2013 en 2014 opgelegde aanslagen rioolheffing eigenaren. Naar het oordeel van het hof zijn de bevoegdheidsgebreken hersteld. De grief over de bekendmaking van de verordening voor 2014 treft geen doel. Het tarief van de heffing is niet in strijd met artikel 228a Gemeentewet vastgesteld. Het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Van strijdigheid met artikel 9 van de Kaderrichtlijn Water is geen sprake. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00141 en 20/00142
Uitspraak op de hoger beroepen van
Woningvereniging [belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 24 januari 2020, nummers AWB 17/2802 en 17/2805, in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (hierna: de BsGW),
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende, als eigenaar van objecten in de gemeente Nederweert, aangeslagen in de rioolheffing 2013 en 2014.1
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft, bij uitspraken op bezwaar, het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep met nummer 20/00142 betreft het belastingjaar 2013, het hoger beroep met nummer 20/00141 betreft het belastingjaar 2014. De heffingsambtenaar heeft in beide procedures een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.2 Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
De heffingsambtenaar heeft eveneens vóór de zitting nadere stukken ingediend.3 Deze stukken zijn doorgestuurd naar belanghebbende.
De zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2021 in ’s-Hertogenbosch. Beide procedures zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd, ter zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [A] en [B] .
Beide partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Na sluiting van het onderzoek zijn op 14 juni 2021 nadere stukken van belanghebbende bij het hof binnengekomen. Het hof heeft hierin geen aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft de stukken buiten beschouwing gelaten.4
2 Feiten
Op grond van artikel 228a Gemeentewet kan, onder de naam rioolheffing, door de gemeente een belasting worden geheven.
De aard van de rioolheffing is een bestemmingsheffing; de geraamde baten van de rioolheffing mogen de lasten ter zake niet overtreffen.
Ingevolge artikel 229b Gemeentewet vallen onder de lasten ook bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa.
Ingevolge artikel 186 Gemeentewet worden de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag van de gemeente ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels. Deze regels zijn neergelegd in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: het BBV).5
Voor de raming van kosten en baten ter zake van de rioolheffing geldt als uitgangspunt dat deze niet in strijd mag komen met de voor de gemeente geldende comptabiliteitsvoorschriften, zoals die zijn neergelegd in het BBV.6
De Commissie BBV (hierna: de commissie) draagt zorg voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV en voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring van gemeenten en gemeenschappelijke regelingen.7 De commissie heeft bij de uitvoering van deze taak standpunten ingenomen over de comptabiliteitsvoorschriften.
In de Notitie Riolering van de commissie van november 2014 (en de daaraan voorafgaande versie van december 2009) is vermeld dat in het tarief spaarbedragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen mogen worden meegenomen. Deze moeten als last in de exploitatie worden toegevoegd aan een voorziening ex artikel 44, lid 1, letter d, BBV.
De gemeente dient op grond van artikel 4.22 Wet milieubeheer een gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. Het rioleringsplan van de gemeente Nederweert is de ‘Notitie GRP 2012-2016 Nederweert ’ (hierna: de notitie GRP). Hierin wordt inzicht gegeven in opbouw van de dotaties aan de ‘voorziening riolering’.
De heffingsambtenaar heeft een aantal Excel-bijlagen overgelegd met daarin tabellen uit de Notitie GRP.8
De aan belanghebbende opgelegde aanslagen zijn opgelegd door de BsGW.
Artikel 8 van de regeling ‘Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen’ (hierna: de regeling) luidt:
‘De raad, het college en de burgemeester van de deelnemende gemeenten (…) dragen de uitvoering van de in bijlage 1 opgenomen wettelijke bepalingen betreffende de door de regeling te behartigen belangen over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.’
In bijlage 1 van de regeling9 staat:
‘Het college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeente (…) dragen de uitvoering van de volgende wettelijke bepalingen (…) over aan de respectievelijke bestuursorganen van de regeling, ieder voor zover het hen aangaat.
Aanwijzingen op het terrein van heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen
1. Het aanwijzen als gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub b, Gemeentewet; (…)’
Op 20 december 2011 heeft de gemeenteraad - en niet het college van burgemeester en wethouders - van Nederweert het voorstel om toe te treden tot de regeling behandeld. De gemeenteraad heeft besloten om tot toetreding te verzoeken per 1 januari 2012 en de heffing en inning van de gemeentelijke belastingen met ingang van 1 januari 2012 over te dragen.
Op 22 september 2015 is door het college van burgemeester en wethouders een (herstel)besluit genomen waarin dit college expliciet bevestigt toe te treden tot de regeling en de taken op het gebied van het heffen en innen van belastingen over te dragen aan de BsGW.
Na het nemen van dit (herstel)besluit is op 1 oktober 2015 een ‘aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar’ door de BsGW genomen, dat op 19 november 2015 is bekrachtigd. Hierbij is [C] aangewezen als heffingsambtenaar.
Bij besluit van 31 oktober 2016 is per 7 november 2016 [D] (hierna: [D] ) door de BsGW aangewezen als heffingsambtenaar. Dit aanwijzingsbesluit is op 17 november 2016 bekrachtigd.
[D] heeft namens de BsGW de uitspraken op bezwaar10 gedaan.
De onderhavige aanslagen rioolheffing zijn gebaseerd op de Verordening rioolheffing 2013 en de Verordening rioolheffing 2014 van de gemeente Nederweert .
De Verordening rioolheffing 2013 is vastgesteld op 18 december 2012, hetgeen is bekendgemaakt in het ‘Weekblad voor Nederweert ’ van 3 januari 2013. De verordening is op 3 januari 2013 gepubliceerd op de gemeentelijke website en is op werkdagen in te zien. De Verordening rioolheffing 2014 is vastgesteld op 17 december 2013 en is op 24 december 2013 gepubliceerd op de gemeentelijke website en www.overheid.nl.Ook deze verordening is op werkdagen in te zien.
Artikel 139 Gemeentewet luidde ten tijde van de publicatie:
‘1. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan wanneer zij zijn bekendgemaakt.
2. De bekendmaking geschiedt:
a. door plaatsing in het op een algemeen toegankelijke wijze uit te geven gemeenteblad;
b. bij gebreke van een gemeenteblad, door terinzagelegging voor de tijd van twaalf weken op het gemeentehuis of op een andere door het college te bepalen plaats en door het doen van mededeling daarvan in een plaatselijk verschijnend dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad.
3. Het gemeenteblad kan elektronisch worden uitgegeven. (…)’
In de verordeningen is vermeld:
‘Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. water: huishoudelijk afvalwater; bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom (…) van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering; (…)’
In de verordeningen is verder vermeld dat de belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel en is – per jaar – het tarief genoemd.
Op grond van de verordening zijn de 1.489 (2013) respectievelijk 1.476 (2014) ‘percelen’11 van belanghebbende, die beschikken over een directe of indirecte aansluiting op het gemeentelijk riool, voor het vaste bedrag per perceel van € 212,02 (2013) respectievelijk € 215,20 (2014) in de rioolheffing betrokken.
De aanslagen met de nummers [nummer 1] (bedrag rioolheffing € 284.530,84) en [nummer 2] (bedrag rioolheffing € 31.166,94) zijn opgelegd met dagtekening 28 februari 2013 en hebben betrekking op het jaar 2013.
De aanslag met nummer [nummer 3] (bedrag rioolheffing € 317.635,20) is opgelegd met dagtekening 28 februari 2014 en heeft betrekking op het jaar 2014.
In 2013 respectievelijk 2014 zijn 1.685 respectievelijk 1.682 van de in totaal 7.467 respectievelijk 7.461 percelen niet in de heffing betrokken.12De daarbij behorende categorieën ‘niet bij de woning gelegen garageboxen’ en ‘trafo's’ zijn in het verleden nimmer door de gemeente belast.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Zijn de aanslagen door een bevoegd orgaan opgelegd en zijn de uitspraken op bezwaar door een bevoegd orgaan gedaan?
II. Is de Verordening rioolheffing 2014 op de juiste wijze bekendgemaakt?
III. Is het tarief van de heffing in strijd met artikel 228a Gemeentewet vastgesteld?
IV. Is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel doordat de gemeente voor bepaalde percelen een begunstigend beleid heeft gevoerd en geen aanslagen rioolheffing heeft opgelegd, terwijl percelen van belanghebbende wel in de heffing zijn betrokken?
V. Heeft de gemeente artikel 9 Kaderrichtlijn Water (hierna: de KRW) niet, niet tijdig of onjuist geïmplementeerd?
Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en vernietiging van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot handhaving van de aanslagen en bevestiging van de uitspraken van de rechtbank.