Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-12-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3896, 20/00044 tot en met 20/00046
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-12-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3896, 20/00044 tot en met 20/00046
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 december 2021
- Datum publicatie
- 6 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:3896
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:5564, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1919
- Zaaknummer
- 20/00044 tot en met 20/00046
Inhoudsindicatie
Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel wordt verworpen. Verder is het hof van oordeel dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan. De correcties van de inspecteur blijven deels in stand. De boeten worden gematigd vanwege de verzwaring van de bewijslast en de overschrijding van de redelijke termijn.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00044 tot en met 20/00046
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en het incidentele hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 december 2019, nummers BRE 16/9980 tot en met 16/9984, in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2010 tot en met 2012 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen rente in rekening gebracht en zijn bij beschikkingen boeten opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen deze aanslagen en beschikkingen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep deels gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
Partijen hebben vóór de hierna vermelde regiezitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij. Ook heeft correspondentie plaatsgevonden met [A] , [B] en [C] (hierna: [A] , [B] respectievelijk [C] ). Voor zover de correspondentie met voornoemde personen door het hof heeft plaatsgevonden, hebben partijen daarvan telkens een afschrift ontvangen.
Op 24 juni 2021 heeft een regiezitting plaatsgevonden in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Van deze regiezitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.
Vervolgens heeft het hof partijen verzocht om vragen aan [A] , [B] en [C] toe te sturen. Ook heeft het hof partijen verzocht om het controlerapport toe te sturen dat wordt genoemd in het verslag van het hoorgesprek.1 Partijen hebben aan beide verzoeken voldaan.
Partijen hebben vóór de nadere zitting stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij. Van de door het hof gevoerde correspondentie met [A] , [B] en [C] hebben partijen telkens een afschrift ontvangen.
De nadere zitting heeft op 14 oktober 2021 plaatsgevonden in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] en [inspecteur 4] .
Tijdens deze zitting is [A] gehoord als getuige. De schriftelijke vastlegging daarvan is gelijktijdig met deze uitspraak aan partijen verzonden.
Beide partijen hebben tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de nadere zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft een eenmanszaak met de handelsnaam [bedrijf 1] . De eenmanszaak is met ingang van [datum] 2012 ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK), maar belanghebbende heeft in 2010 en 2011 reeds gehandeld. De activiteiten van de eenmanszaak bestaan uit de handel in sloop- en recyclingmaterialen. De eenmanszaak beschikt niet over een eigen website of e-mailadres.
De gemachtigde van belanghebbende heeft met [D] (hierna: [D] ), werkzaam als inspecteur bij de Belastingdienst, gecorrespondeerd over een “mogelijke cliënt in de handel in oud metaal”. De naam van belanghebbende wordt in die stukkenwisseling niet genoemd. De gemachtigde van belanghebbende beschrijft aan [D] een situatie. [D] reageert daar in zijn brieven van 18 januari 2012 en 14 februari 2012 op. In de brief van 18 januari 2012 schrijft [D] :
“ (…)
Wat is nu gezien deze jurisprudentie de situatie voor uw mogelijke cliënt. Van belang is de controleerbaarheid, daar waar met name terzake van de inkoop geen namen en adressen bekend zijn. Met name is dit van belang omdat bij uw mogelijke cliënt -anders dan in de situatie als bovenstaand geschetst van het hof- sprake is van 100% anonieme inkoop.
(…)
1 het jaar 2010
U geeft aan dat u weegbrieven heeft, die zien op het jaar 2010.
U geeft aan dat per kas is uitbetaald door de afnemer; de opbrengstbedragen zijn door u vermeld, zonder dat u aangeeft aan welke gegevens/administratie deze bedragen zijn ontleend: stonden deze bedragen vermeld op de weegbrieven?
U geeft aan dat de aankoopbedragen in 2010 zijn geschat en dat de exacte bedragen niet zijn te achterhalen: de vraag is dan: op welke wijze heeft belanghebbende dan deze inkoopkosten geschat achteraf? Agenda-aantekeningen? Prijs per kilo? Prijs, die onlangs in 2011 is betaald?
De vraag is verder ook of al hetgeen is aangekocht in 2010 ook in 2010 is verkocht dus of er wel/niet vooraad aanwezig was per eind 2010.
(…)
2 het jaar 2011
U geeft aan dat voor een bedrag van € 158.000 al zou zijn verkocht per 20 december 2011. Dit betreft dan per kas ontvangen verkopen tot medio 2011 en per bank ontvangen verkopen vanaf medio 2011. Naar ik vermoed heeft u ook voor 2011 de beschikking over (alle) weegbrieven.
De vraag is op welke wijze de inkoop in 2011 op € 80.000 is geschat.
U geeft aan dat vanaf medio 2011 belanghebbende een lijst bijhoudt van uitgaven en het geschat gewicht echter zonder adres en naam.
Goederenbeweging
Een acceptabele goederenbeweging is van belang, hoe lastig dit mogelijk ook zou kunnen zijn.
Van belang is dus dat er een logisch verband is te leggen tussen hetgeen verkocht wordt en waarvan weegbonnen aanwezig zijn en hetgeen ingekocht wordt.
Er zal dus een inkoopadministratie moeten zijn/ komen, waarbij vastgelegd is/ wordt wat er per welke datum gekocht is (per soort, naar geschat gewicht en afgesproken prijs per onderdeel), de afspraken terzake van het leveringsmoment en de wijze van aflevering. Bij die inkoopadministratie kunnen/moeten dan ook meteen bijzondere vastleggingen worden gedaan als de aard van de inkoop of de hoogte van de prijs c.q. de hoogte van de transportkosten en/of opslagkosten daar aanleiding voor geeft.
Van belang is dat er ook gekoppeld aan de inkoopadministratie een vooraadadministratie is: wat is al ingekocht en nog niet verkocht. Als dit verband simpel is omdat hetgeen ingekocht wordt zonder opslag meteen doorverkocht wordt is er nagenoeg geen probleem: dan is het probleem met name gelegen niet in het volgen van de goederenstroom, maar in het aannemelijk maken van het bedrag dat ervoor betaald is. Ook hier is van belang dat door belanghebbende gegevens worden bijgehouden op grond waarvan aannemelijk is dat hij aan inkoop contant heeft betaald datgene wat hij daarvan schriftelijk vastlegt dat hij betaald heeft.”
In de brief van 14 februari 2012 schrijft [D] het volgende:
“Op voorhand akkoord gaan met de geschatte inkoopwaarde is zoals u begrijpen kunt niet mogelijk, omdat ik van u geen gegevens gekregen heb, die op voorhand aannemelijk maken dat deze inkoopprijzen betaald zijn. In mijn brief heb ik aangegeven dat het belangrijk is dat er terzake per aankoop goede aantekeningen zijn van wat er gekocht is en tegen welke prijs.
Bij het doen van aangifte van winst uit onderneming uit de schroothandel is het cruciale punt zo heb ik u aangegeven dat aannemelijk wordt gemaakt voor welke bedragen de inkoop heeft plaatsgevonden. Omdat deze inkoop anoniem plaatsvindt en uw cliënt naar het zo voorkomt geen inkopen heeft, waarbij wel namen/adressen bekend zijn, zal toch op een of andere manier aannemelijk gemaakt moeten worden dat het in de branche gebruikelijk is om voor raffineer zeg € 0,35 per kilo te betalen en voor blank profiel allu € 0,80 per kilo. Dat zal in de toekomst bij de beoordeling van de winst cruciaal blijven, juist omdat het punt van de inkoopprijs het minst controleerbaar is. Bij bedrijven waarbij naast gewone inkopen op naam anonieme inkopen voorkomen zijn er cijfers bekend van wat de inkoopprijzen zijn voor vergelijkbare inkopen op naam.
Bij uw cliënt is dat niet het geval en dat maakt het dus niet mogelijke terzake van deze door uw cliënt geschatte inkoopprijzen een “garantie” te geven dat deze inkoopprijzen niet ter discussie zouden kunnen komen.
Voorts is het lastig om zonder de volledige achtergrond van uw cliënt te kennen, bij voorbaat harde toezeggingen te doen met betrekking tot een coulante houding als het gaat om het aanvaarden van de inkoopwaarden.
De achterliggende feiten zijn daartoe onvoldoende bekend.
Bij gebrek aan “harde” gegevens kan ik niet anders aan u aangeven dan dat belanghebbende zorgt voor de onderbouwing van zijn inkoopkosten. Door een goede voorraadadministratie/goederenbewegingcontrole is zoals gezegd het probleem met name terug te brengen tot het aannemelijk maken van simpel gezegd de betaalde inkoopprijs per kilo. Het is aan belanghebbende om die prijs daarbij aannemelijk te maken. Hij kan daarbij aangeven/bijhouden/administreren hoe hij tot de inkoop komt, hoe hij adverteert, bekendheid krijgt, of hij daarbij “standaardprijzen” hanteert en kenbaar maakt, dan wel of hij zich richt op de hem bekende prijzen in de markt en hoe hij dat doet en waar hij die prijzen vindt/kent.
(…)
Het is aan belanghebbende om gezien de door mij verstrekte informatie en aandachtspunten zo zorgvuldig mogelijk administratie te voeren, de winst te bepalen en terzake aangifte te doen. Ik heb zo duidelijk mogelijk aangegeven hoe de Belastingdienst zal omgaan/ om kunnen gaan met de aangiften van belanghebbende en daarbij gewezen op de jurisprudentie terzake. Een stuk onzekerheid terzake is en blijft onvermijdelijk omdat nu eenmaal op voorhand niet alle informatie bekend is en op voorhand geen “vrijbrief” te verwachten is door belanghebbende dat wat hij aan boekhouding bijhoudt en als inkoopwaarde vermeldt acceptabel is.
Bezien we uw brief van 8 februari 2012 nader als het gaat om de berekeningen over de jaren 2010 en 2011 dan kunt u de aangiften terzake doen en daarbij een zo goed mogelijke berekening/schatting maken als in de gegeven omstandigheden mogelijk is.
Ik kan daarbij niet op voorhand aangeven op welke wijze deze aangiften zullen worden behandeld, omdat ik immers de positie en achtergrond van uw cliënt verder niet ken.”.
Op 19 september 2012 hebben [A] en [C] , beiden werkzaam bij de Belastingdienst, een bedrijfsbezoek afgelegd bij de eenmanszaak. Van dat bedrijfsbezoek is een rapport opgemaakt met datum 9 november 2012. Dat rapport vermeldt onder andere:
“1 Beperkingen bedrijfsbezoek
Het bedrijfsbezoek zich beperkt tot de volgende elementen:
- het waarnemen van de actuele bedrijfsactiviteiten;
- het beoordelen van de administratieve vastleggingen;
Met nadruk wordt erop gewezen dat aan dit bezoek geen vertrouwen kan worden ontleend betreffende de aanvaardbaarheid van enige fiscale aangifte.
(…)
Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteit bestaat uit de handel in schroot en edelmetalen.
In de jaren 2010 en 2011 werd het schroot verkregen van particulieren en ondernemers. In deze jaren is de herkomst hiervan vaak anoniem en de transacties vinden in het algemeen in contanten plaats. Als reden wordt gegeven dat het schroot bij particulieren wordt opgehaald en de naam en adres niet wordt genoteerd of dat het geld bij een onderneming anoniem in de personeelskas wordt gestort. Voor het fiscaal standpunt in deze verwijzen wij naar de uitvoerige correspondentie met collega [D] .
Vanaf 2 mei 2012 is de handel in schroot uitgebreid met de handel in edelmetalen en worden de inkopen in Nederland per bank betaald en worden de buitenlandse inkopen per kas voldaan. De verkoop vindt bijna altijd per bank plaats. Voor de inkopen doet belastingplichtige naar zijn zeggen een beroep op zijn uitgebreid nationaal en internationaal netwerk. Over hoe dat in zijn werk gaat geeft hij desgevraagd de volgende toelichting:
“In heel Europa rijden vrachtwagens die overal schroot en edelmetalen ophalen. De betreffende buitenlandse ondernemingen die in mijn netwerk zitten nemen contact met mij op met de vraag of ik interesse heb in deze handel. Van de aangeboden handel worden foto’s gestuurd. Dit gebeurt digitaal. Ik neem dan contact op met diverse schroothandelaren in Nederland, Duitsland en België en degene waar ik het meeste aan verdien krijgt het schroot geleverd. Het schroot wordt dus niet aan mij geleverd maar rechtstreeks aan mijn afnemer. De betalingen gaan per bank en de leverancier krijgt pas betaald zodra ook mijn levering is betaald. Daar kan soms wel drie maanden duren maar is een kwestie van vertrouwen. Van de leverancier vraag ik het BTW nummer en naam en adres. Aan de hand van deze gegevens maak ik een creditfactuur ten behoeve van mijn administratie. Op de vraag hoe het netwerk is ontstaan verwijst hij naar zijn eigen achtergrond en de vele contacten die hij ook via het kamp heeft. Verder wil hij daar niet op ingaan.”
Wij hebben belastingplichtige erop gewezen dat alle aantekeningen ook de kladaantekeningen bij de administratie dienen te worden bewaard. De aangeboden edelmetalen gaan rechtstreeks naar een bedrijf in België.
(…)
Administratie
Belastingplichtige maakt van elke verkoop een factuur en van elke inkoop een creditnota verder verzamelt hij alle administratieve bescheiden die hij in een ordner bewaart.
De administratie van de belastingplichtige voldoet niet aan de wettelijke eisen omdat ondanks de hoge contante geldstromen geen kasboek wordt bijgehouden. De administratie wordt hierdoor zodanig gevoerd dat niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van belastingplichtige duidelijk blijken. Wij hebben de belastingplichtige op deze omissie gewezen.
(…)
3 Slotopmerkingen
Wij heb met belastingplichtige en de adviseur de volgende afspraak gemaakt:
Vanaf 1 november 2012 houdt belastingplichtige een kasboek bij.”.
Op 1 februari 2013 hebben [C] en [E] (hierna: [E] ) een bedrijfsbezoek afgelegd bij de eenmanszaak. Van dit bedrijfsbezoek is een rapport opgemaakt met datum 11 april 2013. Daarin staat onder andere:
“1 Beperkingen bedrijfsbezoek
Het bedrijfsbezoek zich beperkt tot het beoordelen of aan de gemaakte afspraak om met ingang van 1 november 2012 een kasboek bij te houden gevolg is gegeven.
(…)
Bevindingen
Vanaf 1 oktober 2012 wordt er een kasboek bijgehouden. Het kassaldo bedraagt op dat moment € 100.000. Alle ontvangsten per bank van de afnemers worden onmiddellijk in contanten opgenomen voornamelijk bij de [F-bank] aan de [adres] in [plaats 1] . De adviseur deelt ons mee dat de heer [belanghebbende] al eerder aangegeven heeft dat hij alleen contant betaalt en de stortingen per bank onmiddellijk contant maakt omdat hij de banken en de belastingdienst niet vertrouwt.
De verkoop van autowrakken aan [G] te [plaats 1] en de verkoop van telefoonkasten (edelmetalen) aan [H] te [plaats 2] en [plaats 3] zijn de grootste inkomsten. De laatste leveringen heeft [belanghebbende] betaald aan [J] uit de Oekraïne. Het kasboek was bijgewerkt tot 29 januari 2013.”.
Belanghebbende heeft uitnodigingen ontvangen voor het doen van aangiften IB/PVV over de jaren 2010, 2011 en 2012. In zijn aangiften heeft belanghebbende de hierna vermelde bedragen aan belastbaar inkomen opgenomen:
2010 |
2011 |
2012 |
|
Belastbaar inkomen uit werk en woning |
€ 9.695 |
€ 27.507 |
€ 169.229 |
Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen |
€ 3.736 |
€ 12.091 |
€ 11.765 |
Het in de aangiften IB/PVV 2010 en 2011 vermelde belastbare inkomen uit werk en woning bestaat uitsluitend uit resultaat uit overige werkzaamheden. In de aangifte IB/PVV 2012 heeft belanghebbende een bedrag van € 38.541 als resultaat uit overige werkzaamheden verantwoord en een bedrag van € 131.743 als belastbare winst uit onderneming. Belanghebbende verantwoordt het inkomen uit de handel in sloop- en recyclingmaterialen vanaf 1 april 2012 als winst uit onderneming en daarvoor als resultaat uit overige werkzaamheden.
De aanslag IB/PVV 2010 is op 7 juni 2013 vastgesteld conform de ingediende aangifte. Op 14 maart 2014 is de aanslag IB/PVV 2011 vastgesteld, ook conform de ingediende aangifte.
Op 28 juli 2014 heeft de inspecteur aangekondigd een boekenonderzoek in te stellen bij de eenmanszaak. Doel van het boekenonderzoek is het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2012 en 2013 en de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013. In verband met het boekenonderzoek zijn derdenonderzoeken ingesteld bij diverse afnemers en leveranciers van de eenmanszaak. Ook is aan de Belastingdienst Douane verzocht om onderzoek te doen naar handtekeningen zoals vermeld op nota’s en om die te vergelijken met de handtekeningen op de identiteitsbewijzen van de desbetreffende personen.
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in het controlerapport van 14 oktober 2015 (hierna: het controlerapport). Het controlerapport vermeldt dat tijdens het boekenonderzoek de aangiften IB/PVV voor de jaren 2010 tot en met 2012 en de aangiften omzetbelasting voor het jaar 2012 zijn onderzocht. In het controlerapport heeft de inspecteur onder meer opgenomen dat de door belanghebbende in aanmerking genomen inkoopkosten voor de jaren 2010, 2011 en 2012 niet volledig worden geaccepteerd. Ook worden voor het jaar 2012 correcties vermeld in verband met niet herleidbare inkopen.
Naar aanleiding van het controlerapport zijn – voor zover in hoger beroep nog van belang – de volgende aanslagen en boeten opgelegd:
- een navorderingsaanslag IB/PVV 2010 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.445 en een inkomen uit sparen en beleggen van € 3.736, een boetebeschikking van € 2.524 en een beschikking heffingsrente van € 777;
- een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 196.247 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12.091, een boetebeschikking van € 42.500 en een beschikking heffingsrente van € 10.872;
- de aanslag IB/PVV 2012 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.359.152 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.765, een boetebeschikking van € 349.688 en een beschikking belastingrente van € 28.091.
De in de (navorderings)aanslagen begrepen correcties zijn als volgt bepaald:
- jaar 2010: een correctie van € 16.750 zijnde een correctie van 50% van het in de aangifte vermelde bedrag aan inkopen van € 33.500;
- jaar 2011: een correctie van € 168.740 zijnde een correctie van 50% van het in de aangifte vermelde bedrag aan inkopen van € 337.479;
- jaar 2012: een correctie van € 1.189.923 (na toepassing van de MKB-winstvrijstelling) in verband met het volgende:
- een correctie in verband met de post ‘nog te betalen inkopen’ van € 307.160;
- een correctie van € 1.031.025 zijnde 50% van een bedrag aan inkopen van € 2.062.051 die de inspecteur schaart onder de naam ‘selfbilling’;
- een correctie van € 14.000 in verband met de verkoop van een Liebherr-kraan.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. De correctie op de inkoopkosten voor de jaren 2010 en 2011 is door de rechtbank vastgesteld op 30% van de aangegeven inkoopkosten. Het belastbare inkomen uit werk en woning is daardoor verminderd naar € 19.745 (2010) en € 128.750 (2011). Voor het jaar 2012 heeft de rechtbank alleen de correctie van € 14.000 in verband met de Liebherr-kraan (minus MKB-winstvrijstelling van 12%) gecorrigeerd en het belastbare inkomen verminderd tot € 1.346.832.
De rechtbank heeft de boetebeschikkingen voor de jaren 2010 en 2011 vernietigd. De boete voor het jaar 2012 is verminderd tot € 165.000 (€ 185.000 verminderd met € 20.000 wegens undue delay).
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?
II. Slaagt belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel over de wijze van administreren?
III. Heeft belanghebbende voor de betreffende jaren de vereiste aangifte gedaan?
IV. Zijn de (navorderings)aanslagen IB/PVV 2010 tot en met 2012 (terecht en) naar het juiste bedrag vastgesteld?
V. Heeft de inspecteur terecht boetes opgelegd en is de hoogte daarvan passend en geboden?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, tot vernietiging van de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 en 2011 en tot een aanslag IB/PVV 2012 overeenkomstig de aangifte. Verder concludeert belanghebbende tot vernietiging van de boetebeschikkingen en tot vernietiging dan wel vermindering van de rentebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van de beroepen betreffende de navorderingsaanslagen IB/PVV 2010 en 2011 en de daarbij behorende rentebeschikkingen. Met betrekking tot de aanslag IB/PVV 2012 en de daarbij behorende rentebeschikking concludeert de inspecteur tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Wat betreft de boetebeschikkingen concludeert de inspecteur tot een matiging vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
Tussen partijen is niet in geschil dat de correctie met betrekking tot de Liebherr-kraan vervalt.