Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-12-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3904, 20/00589
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-12-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:3904, 20/00589
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 december 2021
- Datum publicatie
- 6 januari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:3904
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:4455, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 20/00589
Inhoudsindicatie
In geschil is of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de aan de kavel, waarop een windturbine is geplaatst, toegekende waarde niet te hoog is.
Het hof is - met de rechtbank - van oordeel dat met de overeengekomen retributies voor het recht van opstal een goede indicatie wordt gekregen van de waarde van de grond in het economisch verkeer. Vervolgens is de vraag aan de orde of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de in dit geval feitelijke betaalde retributie van € 10.000 per megawatt geen goed beeld geeft van de economische waarde van de grond. Naar het oordeel van het hof is de heffingsambtenaar niet in deze bewijslast geslaagd. Belanghebbende heeft aannemelijk gemaakt dat de in dit geval betaalde retributie marktconform is en uitsluitend een vergoeding is voor het gebruik van de grond en dat de participatie van de eigenaar van de grond daarbij geen rol heeft gespeeld.
Anders dan belanghebbende betoogt, is de bestemming van de kavel (windturbine) van invloed op de waarde van de grond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00589
Uitspraak op het hoger beroep van
Windpark [belanghebbende] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ,hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van15 september 2020, nummer BRE 18/7531, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats 1] ,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan belanghebbende een beschikking gegeven (hierna: de WOZ-beschikking) en daarbij de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats 2] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens zijn aan haar voor het jaar 2018 aanslagen onroerendezaakbelastingen opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft digitaal via een beeld- en geluidverbinding plaatsgevonden op 1 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Aan deze zitting hebben deelgenomen en zijn gehoord [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [A] en [B] , alsmede namens de heffingsambtenaar, [verweerder] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen is verzonden.
2 Feiten
De onroerende zaak bestaat uit een kavel met een perceeloppervlakte van 179 m² (hierna: de kavel) en een op de kavel geplaatste windturbine (hierna: de windturbine). Belanghebbende heeft een recht van opstal op de kavel en is de eigenaar van de windturbine.
Bij de WOZ-beschikking heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak, per waardepeildatum 1 januari 2017 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld voor het kalenderjaar 2018 op € 1.927.000.
De heffingsambtenaar heeft bij het vaststellen van de waarde van de onroerende zaak van € 1.927.000 gebruik gemaakt van de gecorrigeerde vervangingswaarde. De vastgestelde waarde van de windturbine is daarbij door hem berekend op afgerond € 1.651.000 en is tussen partijen niet in geschil. De waarde van de kavel is door de heffingsambtenaar berekend op (afgerond) € 276.000 (179 x € 1.542 per m²).
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak van € 1.927.000 te hoog is. Meer specifiek is in geschil of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem op € 276.000 vastgestelde waarde van de kavel niet te hoog is.
Belanghebbende concludeert primair tot vaststelling van de waarde van de onroerende zaak op € 1.661.000 (windturbine € 1.651.000 en kavel € 10.000), subsidiair tot vaststelling van een waarde die ligt tussen € 1.661.000 en € 1.677.850 (waarde kavel tussen € 10.000 en € 26.850) en meer subsidiair tot vaststelling van de waarde op € 1.881.000 (waarde kavel € 230.000).
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.