Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:396, 20/00174 tot en met 20/00178
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-02-2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:396, 20/00174 tot en met 20/00178
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 februari 2021
- Datum publicatie
- 4 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2021:396
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2020:530, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00174 tot en met 20/00178
Inhoudsindicatie
Belanghebbende exploiteert een hotel-brasserie-lounge bar. Het geschil betreft de aanslagen toeristenbelasting. Belanghebbende stelt dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden aangezien niet alle belastingplichtigen in de heffing van de toeristenbelasting worden betrokken en andere belastingplichtigen voor een te laag bedrag zijn aangeslagen. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00174 tot en met 20/00178
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 31 januari 2020, nummers SHE 19/25, 19/554, 19/555, 19/556 en 19/580 in het geding tussen
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de aanslagen toeristenbelasting 2013 tot en met 2017 opgelegd.
Belanghebbende heeft telkens bezwaar gemaakt.
De heffingsambtenaar heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2020 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, bijgestaan door zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. De heffingsambtenaar heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.
Op de zitting is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld zaak 20/00179.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende exploiteert een [hotel] dat is gelegen aan het [adres] in [woonplaats] (hierna: het hotel).
De gemeenteraad van de gemeente Gemert-Bakel heeft op 12 december 2012 de Verordening toeristenbelasting 2013, op 19 december 2013 de Verordening toeristenbelasting 2014, op 11 december 2014 de Verordening toeristenbelasting 2015 en op 29 november 2016 de Verordening toeristenbelasting 2017 vastgesteld.
De Verordening toeristenbelasting 2013 luidt - voor zover van belang - als volgt :
“Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen.
Artikel 3
Belastingplicht
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.”
De Verordening toeristenbelasting 2014 luidt - voor zover van belang - als volgt :
“Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantieonderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig verhuurde ruimten en op vaste standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Artikel 3
Belastingplicht
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.”
De Verordening toeristenbelasting 2015 (ook van toepassing voor belastingjaar 2016) luidt - voor zover van belang - als volgt :
“Artikel 2
Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.
Artikel 3
Belastingplicht
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.”
De Verordening toeristenbelasting 2017 luidt - voor zover van belang - als volgt :
“Artikel 1
Belastbaar feit
Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door
personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie
personen zijn ingeschreven
a. tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, dan wel
b. die zonder vergoeding gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen.
Artikel 2
Belastingplicht
1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het verblijf als bedoeld in artikel 1 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.”
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 30 november 2016, voor de jaren 2013 en 2014, afzonderlijke aanslagen toeristenbelasting opgelegd van € 2.477,50 respectievelijk € 1.625.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 30 april 2017, voor het jaar 2015, een aanslag toeristenbelasting opgelegd van € 1.360.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 31 augustus 2018, voor het jaar 2016, een aanslag toeristenbelasting opgelegd van € 1.767,50.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 30 september 2018, voor het jaar 2017, een aanslag toeristenbelasting opgelegd van € 1.795.
Bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 6 december 2018 (voor de jaren 2013 tot en met 2016) en van 9 februari 2019 (voor het jaar 2017) heeft de heffingsambtenaar de aanslagen gehandhaafd.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslagen terecht zijn opgelegd.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging danwel vermindering van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.