Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1571, 21/00228
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1571, 21/00228
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 18 mei 2022
- Datum publicatie
- 9 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:1571
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:5786, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00228
Inhoudsindicatie
In België woonachtige belanghebbende die aanspraak wenst te maken op aftrek van negatieve inkomsten van in België gelegen eigen woning. Belanghebbende is geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001. Het Unierecht noopt echter tot het volledig verlenen van voornoemde aftrek, aangezien sprake is van een “klassiek Schumacker-situatie”. Belanghebbende verdient 90% of meer van zijn wereldinkomen buiten de woonstaat. Bij deze uitspraak is een bijlage gevoegd waarin richtlijnen zijn gegeven waarlangs vragen die worden opgeroepen door de Schumacker-rechtspraak worden beantwoord.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00228
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) 20 november 2020, nummer BRE 19/2857, in het geding tussen
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (België),
hierna: belanghebbende,
en
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd. Gelijktijdig is aan belanghebbende bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (hierna: de beschikking belastingrente).
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag en beschikking belastingrente.
De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende zijn vader, [de vader] , en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende woonde in 2015 in België op het adres, [adres 1] te [woonplaats] . Deze woning kwalificeerde in dat jaar voor belanghebbende als eigen woning (hierna: de eigen woning). De hypothecaire schuld op de eigen woning bedroeg op 31 december 2015 € 660.844. De met betrekking tot de eigen woning in 2015 betaalde hypotheekrente bedraagt € 29.822. De niet tot de eigenwoningschuld behorende schulden hebben op 1 januari 2015 een waarde van € 171.731.
Belanghebbende heeft in 2015 werkzaamheden verricht voor [A BV] (hierna: [A BV] ). [A BV] is in Nederland gevestigd en houdt zich bezig met de exploitatie van een vastgoedportefeuille. Belanghebbende was in 2015 middellijk aandeelhouder van [A BV] heeft in 2015 een belastbaar loon van € 77.880 aan belanghebbende uitgekeerd. Netto bedraagt het aan belanghebbende uitgekeerde loon € 42.832,29. Het heffingsrecht over het loon is toegewezen aan Nederland.
In 2015 had belanghebbende geen fiscale partner.
Belanghebbende is uitgenodigd om aangifte IB/PVV 2015 te doen als buitenlandse belastingplichtige.
Op 21 april 2017 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV 2015 (hierna: aangifte) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.558 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. Het belastbaar inkomen uit werk en woning wordt gevormd door het belastbaar loon van € 77.880 verminderd met het saldo van de inkomsten uit eigen woning van € 7.500 en de aftrekbare rente in verband met de eigenwoningschuld van € 29.822. De inkomsten uit eigen woning zijn gebaseerd op een eigenwoningwaarde van € 1.000.000.
Op 23 juni 2017 is, conform de aangifte, een voorlopige aanslag IB/PVV 2015 (hierna: de voorlopige aanslag) aan belanghebbende opgelegd. De voorlopige aanslag resulteert in een terug te ontvangen bedrag van € 11.983.
De aanslag is op 21 september 2018 aan belanghebbende opgelegd. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.880 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil. De inspecteur heeft geen rekening gehouden met de, per saldo, negatieve inkomsten uit eigen woning. Het op de aanslag te betalen bedrag aan IB/PVV is € 11.128. Hierbij is rekening gehouden met de naar aanleiding van de voorlopige aanslag verleende teruggaaf. De gelijktijdig gegeven beschikking belastingrente bedraagt € 1.041.
Belanghebbende is in België in de heffing van personenbelasting betrokken ter zake van door hem in 2015 genoten inkomsten. Het, behoudens toepassing van de woonbonus, te betalen bedrag aan personenbelasting bedraagt € 277,64. Dit bedrag is onderverdeeld in een bedrag aan gewestelijke belasting van € 50,74 en een bedrag aan federale belasting van € 226,90.
Bij de heffing van personenbelasting heeft België, wegens het feit dat de heffingsbevoegdheid over de looninkomsten aan Nederland is toegewezen, vrijstelling verleend voor het door [A BV] aan belanghebbende uitgekeerde nettoloon van € 42.832,29.
België heeft personenbelasting geheven over de op forfaitaire wijze vastgestelde inkomsten uit de onroerende zaak [adres 2] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak heeft op 1 januari 2015 een waarde van € 1.521.920. Belanghebbende heeft in 2015 geen huurinkomsten uit de onroerende zaak genoten. De inkomsten uit de onroerende zaak zijn vastgesteld op € 553. Met betrekking tot de onroerende zaak is de heffingsbevoegdheid toegewezen aan België.
Daarnaast heeft België personenbelasting geheven over de rente die op door belanghebbende in België aangehouden spaarrekeningen is uitgekeerd. Het gaat om een rentebedrag van € 329,59. Het saldo van de spaarrekeningen is op 1 januari 2015 € 85.309. Met betrekking tot de rente-inkomsten is de heffingsbevoegdheid toegewezen aan België.
Voor het overige zijn in België geen inkomsten in de heffing van personenbelasting betrokken.
Als gevolg van toepassing van de woonbonus is het ter zake van 2015 verschuldigde bedrag aan personenbelasting bijgesteld naar nihil. Dit betreft zowel de gewestelijke als federale belasting die aanvankelijk was vastgesteld op € 50,74 respectievelijk € 226,90. De woonbonus is een faciliteit die wordt verleend aan eigenaren van een in België gelegen eigen woning. Door middel van de woonbonus wordt op forfaitaire wijze rekening gehouden met betaalde rente en kapitaalaflossingen in verband met de financiering van de eigen woning. De in 2015 maximaal aan belanghebbende te verlenen woonbonus bedroeg € 2.280. Toekenning van de maximale woonbonus leidt tot vermindering van de personenbelasting met € 1.140. Belanghebbende heeft de woonbonus effectief slechts tot een bedrag van € 277,64 kunnen verzilveren. België heeft voor het overige geen fiscale faciliteiten in verband met de eigen woning verleend.
Belanghebbende heeft op 29 oktober 2018 bezwaar gemaakt tegen de aanslag en beschikking belastingrente.
Bij uitspraak op bezwaar van 28 mei 2019 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 57.838, de beschikking belastingrente dienovereenkomst verminderd, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de kosten van bezwaar en beroep aan de zijde van belanghebbende van, in totaal, € 1.311 en de inspecteur gelast om het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan laatstgenoemde te vergoeden.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of belanghebbende in Nederland aanspraak kan maken op aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende niet voldoet aan de voorwaarden om aangemerkt te worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in de zin van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001. Bovendien is tussen partijen niet in geschil dat indien het wereldinkomen (exclusief eigen woning) naar Nederlandse maatstaven berekend dient te worden dit inkomen € 134.567 bedraagt, met dien verstande dat dit voor € 77.880 bestaat uit belastbaar inkomen uit werk en woning en voor € 56.687 uit belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Ten slotte is tussen partijen niet in geschil dat indien belanghebbende in Nederland aanspraak kan maken op toepassing van de aftrek van negatieve inkomsten uit eigen woning, de rechtbank de aanslag tot het juiste bedrag heeft verminderd.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, ongegrondverklaring van het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep en handhaving van de aanslag en beschikking belastingrente. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.