Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1682, 20/00783 en 20/00784

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-05-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1682, 20/00783 en 20/00784

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 mei 2022
Datum publicatie
16 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1682
Formele relaties
Zaaknummer
20/00783 en 20/00784

Inhoudsindicatie

Na de aanslagregeling ingediende herziene aangiftebiljetten zijn bezwaarschriften. Deze bezwaarschriften zijn te laat ingediend en dienen door de inspecteur tevens als een verzoek om ambtshalve vermindering te worden aangemerkt. De herziene aangiftebiljetten zijn marginaal beoordeeld aan de hand van een risicotool. Die beoordeling bleek later onjuist. Het hof is van oordeel dat daarmee sprake is van een ambtelijk verzuim. De navorderingsaanslagen worden vernietigd.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 20/00783 en 20/00784

Uitspraak op de hoger beroepen van

[belanghebbende 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,

hierna: belanghebbende 1,

en

[belanghebbende 2] ,

wonend in [woonplaats 2] ,

hierna: belanghebbende 2,

hierna samen aangeduid als belanghebbenden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 november 2020, nummers BRE 20/188 en 20/189, in het geding tussen belanghebbenden en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende 1 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2014 opgelegd.

1.1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende 2 een navorderingsaanslag IB/PVV 2015 opgelegd (hierna samen: de navorderingsaanslagen).

1.2.

Belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , gemachtigde van belanghebbenden en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende 1 heeft van 2012 tot en met 2015 de initiële politieopleiding gevolgd aan de politieacademie. In het arbeidsvoorwaardenakkoord van de politie van 2 maart 2010 is overeengekomen dat het inkomen van aspiranten met 50% tijdens de leerkwartielen wordt verminderd. Als gevolg daarvan is belanghebbende 1 in 2014 voor een bedrag van € 5.321 gekort op het brutoloon. In 2015 is zij voor een bedrag van € 4.035 gekort op het brutoloon.

2.2.

Op 14 maart 2015 doet belanghebbende 1 aangifte IB/PVV 2014 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.673. Op 2 mei 2015 wordt de aanslag IB/PVV 2014 overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld.

2.3.

Op 10 maart 2016 doet belanghebbende 2 aangifte IB/PVV 2015 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.647. Op 14 mei 2016 wordt de aanslag IB/PVV 2015 overeenkomstig de ingediende aangifte vastgesteld.

2.4.

Belanghebbende 2 is in het jaar 2015 gedurende een deel van het jaar de fiscale partner van belanghebbende 1. Belanghebbenden hebben in hun aangiften IB/PVV 2015 ervoor gekozen om gedurende het gehele jaar 2015 als elkaars fiscale partners te worden aangemerkt.

2.5.

Op 6 oktober 2018 hebben belanghebbenden ieder een aangiftebiljet IB/PVV ingediend. Belanghebbende 1 heeft op dit aangiftebiljet over het jaar 2014 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.602 vermeld. Daarbij heeft zij een bedrag van € 5.071 (rekening houdend met de drempel) als persoonsgebonden aftrekpost aan scholingsuitgaven in aanmerking genomen onder vermelding van “Initiële politieopleiding Allround Politiemedewerker”. Belanghebbende 2 heeft op dit aangiftebiljet over het jaar 2015 een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.862 vermeld en daarbij een bedrag van € 3.785 (rekening houdend met de drempel) als persoonsgebonden aftrek aan scholingsuitgaven voor zijn partner – belanghebbende 1 – in aanmerking genomen onder vermelding van “Initiële politie opleiding”.

2.6.

De inspecteur heeft schermprints overgelegd van de website van de Belastingdienst. Daar staat het volgende vermeld:

2.7.

De onder 2.2 en 2.3 vermelde aanslagen zijn verminderd overeenkomstig de herziene aangiftebiljetten. De inspecteur heeft daartoe aan ieder van belanghebbenden een brief met dagtekening 6 november 2018 respectievelijk 31 oktober 2018 uitgereikt met de titel ‘uitspraak op bezwaar’. In die brieven staat onder meer het volgende vermeld:

“U heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (…). De inspecteur heeft het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn ontvangen. Hij verklaart het bezwaarschrift daarom niet-ontvankelijk. (…) De inspecteur heeft besloten aan uw bezwaar tegemoet te komen. Als gevolg hiervan is de aanslag verminderd (…).”

2.8.

Op 3 december 2018 heeft een andere belastingplichtige de Belastingdienst gewezen op een bericht van de Nederlandse Politiebond (hierna: NPB) van 28 november 2018, waarin onder meer staat vermeld:

“Onder politiemedewerkers wordt momenteel een mail rondgestuurd waarin ten onrechte wordt beweerd dat collega’s die in de jaren 2010 tot 2013 zijn ingestroomd als aspirant - de jaren van politieminister Ivo ('De Slager') Opstelten - een extra aftrekpost aan studiekosten kunnen opvoeren. Deze aftrekpost zou dan betrekking hebben op de tijdelijke halvering van het salaris tijdens de toenmalige schoolkwartielen.”

2.9.

Met dagtekening 29 juni 2019 zijn aan belanghebbenden de navorderingsaanslagen opgelegd, waarbij de aftrek van de scholingsuitgaven is teruggenomen.

2.10.

De inspecteur heeft de navorderingsaanslagen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de navorderingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich daarbij toe op de volgende vragen:

1. Beschikt de inspecteur over een nieuw feit voor navordering of staat een ambtelijk verzuim aan navordering in de weg?

2. Dient navordering op grond van het vertrouwensbeginsel achterwege te blijven?

3.2.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de navorderingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Tussen partijen staat vast dat:

- belanghebbenden op grond van de Wet IB 2001 geen recht hebben op de aftrek van de geclaimde scholingsuitgaven;

- belanghebbenden niet te kwader trouw zijn en navordering op die grond niet mogelijk is.

4 Gronden

5 Beslissing