Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2228, 21/00313
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2228, 21/00313
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 juli 2022
- Datum publicatie
- 14 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:2228
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2021:149, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00313
Inhoudsindicatie
Aan belanghebbende is een legesaanslag opgelegd naar aanleiding van de aanvraag van een omgevingsvergunning. De heffingsmaatstaf van de leges wordt berekend aan de hand van het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’. Dit besluit verwijst voor de berekening van de inhoud naar het normblad NEN 2580. Dit normblad NEN 2580 is niet gepubliceerd of ter inzage gelegd. De heffingsambtenaar heeft niet voldaan aan het kenbaarheidsvereiste. De legesverordening is onverbindend voor zover de heffing van leges is gekoppeld aan toepassing van NEN 2580 en de daarop gebaseerde heffing van leges komt te vervallen. Vaststelling van de bouwkosten voor het deel van het complex waarbij de bouwkosten niet zijn genormeerd in het Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017 moet volgens de Tarieventabel bij de Verordening geschieden door het college van Burgermeester en Wethouders. Het hof is van oordeel dat dit in beginsel voorafgaand aan het opleggen van de aanslag moet plaatsvinden. Herstel in de fase van (hoger) beroep is niet mogelijk. Ook in zoverre komt de heffing te vervallen.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00313
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de gemeente Valkenburg a/d Geul,
hierna: de heffingsambtenaar,
tegen de uitspraak van rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 11 januari 2021, nummer AWB 19/995 in het geding tussen
[belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft de legesaanslag opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de andere partij.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 mei 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [A] en [B] , en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] , [heffingsambtenaar 2] , [heffingsambtenaar 3] en [heffingsambtenaar 4] . Tevens heeft [heffingsambtenaar 5] namens de heffingsambtenaar deelgenomen via een beeld- en geluidverbinding.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de heffingsambtenaar.
Het hof heeft het onderzoek op de zitting geschorst en partijen de gelegenheid gegeven om met elkaar te overleggen of een schikking denkbaar is.
Bij brief van 25 mei 2022 heeft de heffingsambtenaar het hof bericht dat de onderhandelingen niet tot een regeling in der minne hebben geleid.
Het hof heeft vervolgens bepaald dat – zoals met partijen op de zitting is afgesproken – een nadere zitting achterwege kan blijven en heeft het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Op 14 juli 2017 heeft belanghebbende een aanvraag ingediend tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het herontwikkelen van het voormalige terrein van [naam brouwerij] aan de [adres] in [plaats] . De herontwikkeling omvat de sloop van een deel van de bestaande bebouwing (de niet monumentale delen van de voormalige brouwerij), de uitbreiding en renovatie van het voormalige brouwerijgebouw en de bouw van een sportgebouw ( [sportgebouw] ), een gebouw voor de verhuur van fietsen en scooters ( [C] ) en een hotel. Bij besluit van 6 februari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul aan belanghebbende de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een legesaanslag opgelegd van € 485.801,04. Die aanslag is gebaseerd op de tarieventabel die hoort bij de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017’ (hierna: de Verordening). In de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel staat – voor zover van belang – het volgende:
“Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;
(…)
een en ander zoals genoemd in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel.
(…)
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
(…).
Tarieventabel, behorende bij de Legesverordening 2017
(…)
2.1.1.1 Bouwkosten:
Onder bouwkosten wordt verstaan de kosten die ontstaan door en worden gemaakt voor de realisering van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk tot en met de oplevering van dat bouwwerk, exclusief BTW, en worden berekend op basis van door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen en bij deze verordening behorende lijst van vast te stellen dan wel vastgestelde genormeerde eenheidsprijzen per m1, m2 of m3 per type bouwwerk. Voor die bouwwerken of bouwwerkzaamheden waarvoor het college van burgemeester en wethouders geen eenheidsprijzen heeft vastgesteld, wordt onder bouwkosten verstaan de door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen kosten die aan een derde in het economisch verkeer redelijkerwijs zouden moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk of het verrichten van bouwwerkzaamheden.
(…)
Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, (...).
Bouwactiviteiten
2.3.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:
2.3.1.1.1 indien de bouwkosten minder dan € 10.450.000,00 bedragen 3,75% van de bouwkosten met een minimum van € 203,00
2.3.1.1.2 het verschuldigde bedrag op grond van 2.3.1.1.1 wordt verhoogd met 1,70% van de bouwkosten tussen de € 10.450.000,00 t/m € 15.680.000,00
2.3.1.1.3 de verschuldigde bedragen op grond van 2.3.1.1.1 en 2.3.1.1.2 worden verhoogd met 0,60% van de bouwkosten meer dan € 15.680.000,00”
Volgens het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’ (hierna: het Besluit) worden de bouwkosten berekend door de bruto-inhoud van een bouwwerk te vermenigvuldigen met de in het besluit vermelde genormeerde bouwkosten. De bruto-inhoud, de bruto-vloeroppervlakte en het aantal bouwlagen wordt bepaald volgens de meest recente versie van NEN 2580. Een gebouw met meerdere gebruiksfuncties zal volgens het Bouwbesluit / NEN 2580 worden opgedeeld.
De heffingsambtenaar heeft met toepassing van het Besluit de totale bouwkosten vastgesteld op € 15.860.673. Op de vastgestelde bouwkosten heeft de heffingsambtenaar het tarief van artikel 2.3.1 van de tarieventabel toegepast. Dit resulteert volgens de heffingsambtenaar in een legesbedrag voor de bouwactiviteiten van € 481.869,04. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar € 122 voor de welstandstoets (artikel 2.3.1.2), € 3.532 voor de vaststelling van het bestemmingsplan (artikel 2.3.3.3) en € 278 voor sloopactiviteiten aan leges van belanghebbende geheven. De totale legesaanslag bedraagt daarmee € 485.801,04.
De rechtbank heeft de aanslag vernietigd en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 345 en de proceskosten van € 1.598.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is voldaan is aan het kenbaarheidsvereiste, in het bijzonder wat betreft de NEN 2580?;
II. Heeft de NEN 2580 een rol gespeeld bij het vaststellen van de aanslag en zo ja, in hoeverre?;
III. Indien wel is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste: wat is de omvang van de bouwkosten van de overige gebouwen waarvoor de NEN 2580 een rol heeft gespeeld?;
IV. Zijn de bouwkosten van de brouwerij op de juiste wijze vastgesteld en zo ja, wat is de omvang van de bouwkosten?;
V. Is de opbrengstlimiet overschreden?;
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en gegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep en vermindering van de aanslag leges met een bedrag van € 3.532 (zie onder 2.4). Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting bevestigd dat in het geval het hof zou oordelen dat niet is voldaan aan het kenbaarheidsvereiste en dat de omvang van de bouwkosten van de brouwerij niet op de juiste wijze is vastgesteld en dat dit ook niet kan worden hersteld, dat dan wordt afgezien van de heffing van € 278 en € 122 (zie onder 2.4).