Rechtbank Limburg, 11-01-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:149, AWB - 19 _ 995
Rechtbank Limburg, 11-01-2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:149, AWB - 19 _ 995
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Limburg
- Datum uitspraak
- 11 januari 2021
- Datum publicatie
- 13 januari 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:RBLIM:2021:149
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:2228, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB - 19 _ 995
Inhoudsindicatie
De legesverordening is onverbindend. De leges worden berekend aan de hand van NEN 2580. Het normblad NEN 2580 is niet gepubliceerd of ter inzage gelegd. Er is niet voldaan aan de kenbaarheidsvereisten. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de aanslag en het bestreden besluit.
Uitspraak
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/995
(gemachtigde: mr. M.J.M.G. van Gerwen)
en
Procesverloop
Bij besluit met dagtekening 15 maart 2018 heeft verweerder aan eiseres een legesaanslag opgelegd van € 485.801,04.
Bij uitspraak op bezwaar van 21 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de legesaanslag ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 en 6 december 2019 zijn van eiseres nadere gronden ontvangen.
Verweerder heeft hierop bij brief van 28 januari 2020 gereageerd.
Eiseres heeft op 18 november 2020 nog een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam projectmanager] , projectmanager van eiseres. [teamleider heffingsambtenaar] , zijnde de heffingsambtenaar, is verschenen, bijgestaan door [naam] en [naam] .
Overwegingen
1. Op 14 juli 2017 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het herontwikkelen van het voormalige terrein van [naam brouwerij] aan [adres] . De herontwikkeling omvat de sloop van een deel van de bestaande bebouwing (de niet monumentale delen van de voormalige brouwerij), de uitbreiding en renovatie van het voormalige brouwerijgebouw en de bouw van een sportgebouw ( [naam sportfaciliteit] ), een gebouw voor de verhuur van fietsen en scooters ( [naam fietsverhuurbedrijf] ) en een hotel. Bij besluit van 6 februari 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de [gemeente] aan eiseres de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2. Verweerder heeft aan eiseres een legesaanslag opgelegd van € 485.801,04. Die aanslag is gebaseerd op de tarieventabel die hoort bij de ‘Verordening op de heffing en de invordering van leges 2017’ (de Verordening). In de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel staat – voor zover van belang – het volgende:
“Artikel 2. Belastbaar feit
1. Onder de naam leges worden rechten geheven voor:
a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten
(…)
een en ander zoals genoemd in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel
(…).
Artikel 5. Maatstaven van heffing en tarieven
1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
(…).
TARIEVENTABEL
(…)
2.1.1.1 Bouwkosten
Onder bouwkosten wordt verstaan de kosten die ontstaan door en worden gemaakt voor de realisering van een omgevingsvergunningplichtig bouwwerk tot en met de oplevering van dat bouwwerk, exclusief BTW, en worden berekend op basis van door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen en bij deze verordening behorende lijst van vast te stellen dan wel vastgestelde genormeerde eenheidsprijzen per m1, m2 of m3 per type bouwwerk. Voor die bouwwerken of bouwwerkzaamheden waarvoor het college van burgemeester en wethouders geen eenheidsprijzen heeft vastgesteld, wordt onder bouwkosten verstaan de door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen kosten die aan een derde in het economisch verkeer redelijkerwijs zouden moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk of het verrichten van bouwwerkzaamheden.
(…)”
3. Volgens het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’ worden de bouwkosten berekend door de bruto-inhoud van een bouwwerk te vermenigvuldigen met de in het besluit vermelde bouwkosten. De bruto-inhoud, bruto-vloeroppervlakte en het aantal bouwlagen wordt bepaald volgens de meest recente versie van NEN 2580. Een gebouw met meerdere gebruiksfuncties zal volgens het Bouwbesluit / NEN 2580 worden opgedeeld.
4. Verweerder heeft met toepassing van het besluit de totale bouwkosten vastgesteld op € 15.860.673,-. Op de vastgestelde bouwkosten heeft verweerder het tarief van artikel 2.3.1 van de tarieventabel toegepast. Dit resulteert volgens verweerder in een legesbedrag voor de bouwactiviteiten van € 481.869,04. Daarnaast heeft verweerder € 122,- voor de welstandstoets (artikel 2.3.1.2), € 3.532,-, voor de buitenplanse afwijking (artikel 2.3.3.3) en € 278,- voor sloopactiviteiten aan leges van eiseres geheven. De totale legesaanslag bedraagt daarmee € 485.801,04.
5. Eiseres heeft zich (onder meer) op het standpunt gesteld dat de aanslag dient te worden vernietigd omdat de in het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’ genoemde ‘NEN- norm 2580’ niet op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend is gemaakt dan wel ter inzage is gelegd.
6. In zijn arrest van 19 juni 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1669) heeft de Hoge Raad – voor zover van belang – het volgende overwogen:
“2.4.3. De artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet stellen eisen aan de kenbaarheid van de maatstaven waarnaar gemeentebelastingen worden geheven. In een geval waarin de gemeentelijke regelgeving in het kader van de omschrijving van de heffingsmaatstaf verwijst naar NEN‑normen, is aan voormelde eisen, mede naar hun strekking, voldaan indien de gemeente die normen bekendmaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 139, lid 3, van de Gemeentewet is voorzien voor bijlagen, en desgevraagd papieren afschriften van die normen verstrekt tegen betaling van bedragen die niet hoger zijn dan de tarieven die de gemeente hanteert voor het verstrekken van papieren afschriften van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden.”
In zijn arrest van 7 juni 2019 (ECLI:NL:HR:2019:868) heeft de Hoge Raad – voor zover van belang – het volgende overwogen:
“2.4.4. In het arrest van 19 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1669, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien in een belastingverordening wordt verwezen naar een normblad NEN, aan de kenbaarheidseisen van de artikelen 139 en 217 van de Gemeentewet, mede naar hun strekking, is voldaan indien de gemeente die normen bekendmaakt door terinzagelegging op de wijze die in artikel 139, lid 3, van de Gemeentewet is voorzien voor bijlagen, en desgevraagd papieren afschriften van die normen verstrekt tegen betaling van bedragen die niet hoger zijn dan de tarieven die de gemeente hanteert voor het verstrekken van papieren afschriften van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden.
2.4.5. In het arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:143, is daaraan toegevoegd dat in het algemeen ook aan die kenbaarheidseisen zal zijn voldaan indien een belastingverordening voor dergelijke normen verwijst naar een in de Staatscourant gepubliceerde tekst daarvan, en in die belastingverordening de correcte volledige titel van die tekst alsmede het publicatiejaar en -nummer van de Staatscourant worden vermeld. Tevens is in dat arrest geoordeeld dat in een geval waarin vaststaat dat de normen in de Staatscourant zijn gepubliceerd maar het publicatiejaar en – nummer niet in de belastingverordening zijn vermeld, van geval tot geval moet worden beoordeeld of desalniettemin aan de kenbaarheidseisen is voldaan.”
7. De rechtbank stelt vast dat, zoals verweerder uitdrukkelijk op zitting heeft bevestigd, het normblad NEN 2580 ten tijde van het opleggen van de aanslag niet overeenkomstig artikel 139 van de Gemeentewet was gepubliceerd, niet was bekendgemaakt in het gemeenteblad, de Staatscourant of op internet en niet voor eiseres kenbaar ter inzage was gelegd. Niet in geschil is verder dat voor de heffingsmaatstaf in het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’ wordt verwezen naar NEN 2580. Verweerders standpunt dat de kenbaarheidseisen van de Gemeentewet niet van toepassing zijn op het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’ omdat dit besluit geen algemeen verbindend voorschrift of een daarbij behorende bijlage is, kan de rechtbank niet volgen. De rechtbank verwijst hiertoe naar voormelde passage uit het arrest van de Hoge Raad van 19 juni 2015. De rechtbank stelt verder vast dat in het Besluit is aangegeven dat de bouwkosten berekend worden door de bruto-inhoud van een bouwwerk te vermenigvuldigen met de in het besluit vermelde bouwkosten en dat de bruto-inhoud, bruto-vloeroppervlakte en het aantal bouwlagen wordt bepaald volgens de meest recente versie van NEN 2580, weshalve deze punten behoren tot de essentialia waarop de hoogte van de leges wordt gebaseerd. Niet is derhalve voldaan aan de kenbaarheidseisen die de Gemeentewet stelt
8. Partijen houdt verder verdeeld of de NEN 2580-norm in dit specifieke geval feitelijk voor het bepalen van de heffingsmaatstaf een rol heeft gespeeld. Volgens verweerder zou dat met zich brengen dat er geen sprake is van (gedeeltelijke) onverbindendheid en doet zich de situatie voor dat de NEN 2580-norm norm de belastingheffing niet raakt omdat de bouwkosten niet zijn geraamd met toepassing van die norm. De rechtbank overweegt dat verweerder weliswaar dezelfde totale inhoud heeft gebruikt van de onderdelen [fietsverhuurbedrijf] , sportgebouw en hotel als de architect bij de aanvraag (conform de NEN 2580-norm) heeft aangeleverd, de opdeling van die onderdelen naar de verschillende gebruiksfuncties heeft verweerder op grond van het ‘Besluit Genormeerde Bouwkosten 2017’ waarvan de NEN 2580-norm deel uitmaakt. Verweerders verwijzing naar bijlage 2 bij het verweerschrift van 24 juni 2019 leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Niet is gebleken dat de daarin weergegeven opdeling afkomstig is van de architect, integendeel, in het verweerschrift wordt over deze bijlage te kennen gegeven dat deze berekening van de bouwkosten door verweerder aan de gemachtigde van eiseres is verstrekt. Anders dan verweerder is de rechtbank dan ook van oordeel dat de NEN 2580-norm wel degelijk een rol heeft gespeeld.
9. Dit leidt de rechtbank, onder verwijzing naar de onder 6 opgenomen jurisprudentie, tot het oordeel dat niet is voldaan aan de kenbaarheidseisen die artikel 139 van de Gemeentewet stelt.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 139 van de Gemeentewet. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de overige gronden.
11. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door de aan eiseres opgelegde legesaanslag van 15 maart 2018 te vernietigen. De rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.
13. De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep, een en ander eveneens overeenkomstig de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Aan eiseres is door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend. Voor de in aanmerking te nemen proceshandelingen worden 2 punten (voor het indienen van het bezwaarschrift en het verschijnen ter hoorzitting met een wegingsfactor 1, gemiddeld) met een waarde van € 265,- per punt, toegekend. Verder worden er twee punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, en 1 punt het verschijnen op zitting, met een wegingsfactor 1 gemiddeld) met een waarde van € 534,- per punt, toegekend. Gelet hierop bedraagt het vanwege de in deze zaak verleende rechtsbijstand te vergoeden bedrag in totaal € 1.598,-.
Beslissing
De rechtbank:
- -
-
verklaart het beroep gegrond;
- -
-
vernietigt het bestreden besluit;
- -
-
vernietigt de legesaanslag van 15 maart 2018 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- -
-
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan eiseres te vergoeden;
- -
-
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres wegens verleende rechtsbijstand tot een bedrag van € 1.598,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Gruiters, rechter, in aanwezigheid van mr. D.D.R.H. Lechanteur, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2021.
de griffier is verhinderd om rechter
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 januari 2021.