Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2458, 14/00640 tot en met 14/00645

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-07-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:2458, 14/00640 tot en met 14/00645

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 juli 2022
Datum publicatie
22 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:2458
Formele relaties
Zaaknummer
14/00640 tot en met 14/00645

Inhoudsindicatie

Vervolg van procedure betreffende A-Fonds.

Belanghebbende is een individueel (privé)beleggingsfonds van een bank, waarmee nimmer is beoogd voor rekening van meer dan één aandeelhouder te beleggen. Belanghebbende kan daarom niet als een fonds voor gemene rekening worden aangemerkt. Belanghebbende kan ook niet als doelvermogen worden gekwalificeerd, omdat het bewijzen van deelgerechtigdheid in haar vermogen heeft uitgegeven. Belanghebbendes beroep op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak A SCPI kan belanghebbende evenmin baten.

Inmiddels is niet meer in geschil dat de bank geen recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting. De slotsom is dat belanghebbende, noch die deelgerechtigde bank, aanspraak kan maken op teruggaaf van dividendbelasting.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummers: 14/00640 tot en met 14/00645

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] , Duitsland,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 6 mei 2014, nummers BRE 12/155, BRE 12/156 en BRE 12/158 tot en met BRE 12/161, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Voor het ontstaan en de loop van het geding tot en met de tweede tussenuitspraak van het hof in de onderhavige zaken van 12 juli 20191 (hierna: de tweede tussenuitspraak) wordt verwezen naar de eerste tussenspraak van 12 oktober 20172 (hierna: de eerste tussenuitspraak) en naar de tweede tussenuitspraak, waarvan afschriften aan de onderhavige uitspraak zijn gehecht.

1.2.

De door het hof bij de tweede tussenuitspraak aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen zijn door de Hoge Raad gedeeltelijk beantwoord bij arrest van 24 januari 20203

en voor het overige bij arrest van 18 december 2020.4

1.3.

Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op de op 18 december 2020 gegeven prejudiciële beslissing van de Hoge Raad. Belanghebbende heeft op 9 februari 2021schriftelijk gereageerd op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 18 december 2020. De inspecteur heeft op 9 maart 2021 gereageerd op onder meer de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 18 december 2020 en de reactie van belanghebbende van 9 februari 2021.

1.4.

Belanghebbende heeft op 13 september 2021 schriftelijk gereageerd naar aanleiding van de uitspraak van het hof van 3 september 2021.5 Het hof heeft als gevolg van dit schrijven belanghebbende de gelegenheid geboden om nadere schriftelijke stukken in de procedure in te brengen. Belanghebbende heeft op 12 oktober 2021 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De inspecteur heeft op 19 november 2021 gereageerd op deze door belanghebbende ingediende schriftelijke stukken.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de nadere zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De inspecteur heeft vóór de nadere zitting een pleitnota toegezonden aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] , [gemachtigde 2] , [gemachtigde 3] , [gemachtigde 4] , als gemachtigden van belanghebbende, bij aankomst vergezeld van [A] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] , [inspecteur 3] , [inspecteur 4] , [inspecteur 5] en [inspecteur 6] .

1.8.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.9.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.10.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Voor de vastgestelde feiten wordt verwezen naar hoofdstuk 2 van de (in afschrift aan deze uitspraak gehechte) eerste tussenuitspraak.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot teruggaaf van dividendbelasting. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing