Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3332, AWB-12_155
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-05-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3332, AWB-12_155
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 mei 2014
- Datum publicatie
- 11 juni 2014
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2014:3332
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:4323, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:2385, Overig
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2022:2458, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- AWB-12_155
- Relevante informatie
- Wet op de dividendbelasting 1965 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025]
Inhoudsindicatie
Dividendbelasting
Het naar Duits recht opgerichte beleggingsfonds is niet-transparant en is daardoor terecht aangemerkt als belanghebbende.
Het niet verlenen van teruggaaf dividendbelasting is niet in strijd met Europese recht aangezien belanghebbende:
onvoldoende vergelijkbaar is met een vrijgesteld lichaam als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Wet DB;
niet (voldoende) vergelijkbaar is met een in Nederland gevestigde fbi;
ondanks het ontbreken van de mogelijkheid om de dividendbelasting te verrekenen niet ongunstiger wordt behandeld dan een in Nederland gevestigde beleggingsinstelling.
Uitspraak
Belastingrecht, meervoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummers: AWB 12/155, AWB 12/156 en AWB 12/158 t/m AWB 12/161
Uitspraakdatum: 6 mei 2014
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X] (Duitsland),
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Boekjaren 2002/2003, 2003/2004 en 2004/2005
Belanghebbende heeft op 24 oktober 2006 verzocht om uitreiking van een aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor buitenlands belastingplichtigen voor het boekjaar van 1 november 2002 tot en met 31 oktober 2003. Op dezelfde datum heeft belanghebbende aangifte vennootschapsbelasting gedaan over dat boekjaar. In die aangifte en het begeleidend schrijven heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van dividendbelasting van
€ 25.421,18. Bij beschikking in de zin van artikel 12 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) heeft de inspecteur op 23 november 2011 besloten om geen aanslag vennootschapsbelasting op te leggen.
Belanghebbende heeft op 12 juni 2007 verzocht om uitreiking van een aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor buitenlands belastingplichtigen voor het boekjaar van
1 november 2003 tot en met 31 oktober 2004. Op dezelfde datum heeft belanghebbende aangifte vennootschapsbelasting gedaan over dat boekjaar. In die aangifte en het begeleidend schrijven heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van dividendbelasting van
€ 26.887,43. Bij beschikking in de zin van artikel 12 van de AWR heeft inspecteur op
23 november 2011 besloten om geen aanslag vennootschapsbelasting op te leggen.
Belanghebbende heeft op 10 januari 2008 verzocht om uitreiking van een aangiftebiljet vennootschapsbelasting voor buitenlands belastingplichtigen voor het boekjaar van 1 november 2004 tot en met 31 oktober 2005. Op 3 januari 2008 heeft belanghebbende aangifte vennootschapsbelasting gedaan over dat boekjaar. In die aangifte en het begeleidend schrijven heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van dividendbelasting van
€ 42.895,05. Bij beschikking in de zin van artikel 12 van de AWR heeft inspecteur op
23 november 2011 besloten om geen aanslag vennootschapsbelasting op te leggen.
Boekjaren 2005/2006, 2006/2007 en 2007/2008
Op 12 maart 2007 heeft belanghebbende door middel van de aangifte ‘dividendbelasting; verzoek om teruggaaf voor beleggingsinstellingen’ verzocht om teruggaaf van dividendbelasting ten bedrage van € 25.223,48. Deze dividendbelasting heeft betrekking op het boekjaar van 1 november 2005 tot en met 31 oktober 2006.
Op 22 april 2008 heeft belanghebbende door middel van de aangifte ‘dividendbelasting, verzoek om teruggaaf voor beleggingsinstellingen’ verzocht om teruggaaf van dividendbelasting ten bedrage van € 38.642,08. Deze dividendbelasting heeft betrekking op het boekjaar van 1 november 2006 tot en met 31 oktober 2007.
Op 11 maart 2009 heeft belanghebbende door middel van de aangifte ‘dividendbelasting, verzoek om teruggaaf voor beleggingsinstellingen’ verzocht om teruggaaf van dividendbelasting ten bedrage van € 1.800. Deze dividendbelasting heeft betrekking op het boekjaar van 1 november 2007 tot en met 31 oktober 2008.
Op 23 november 2011 heeft inspecteur bij beschikkingen in de zin van artikel 10, tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: Wet DB) besloten geen teruggaaf te verlenen voor de boekjaren 2005/2006, 2006/2007 en 2007/2008.
Belanghebbende heeft op grond van artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb verzocht om rechtstreeks beroep in te stellen tegen de in 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3 en 1.2.4 genoemde afwijzende beschikkingen van 23 november 2011. De inspecteur heeft ingestemd met dat verzoek en heeft de bezwaarschriften overeenkomstig artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden aan de rechtbank.
De rechtbank heeft de rechtstreekse beroepen in behandeling genomen en als volgt geregistreerd:
- het beroep tegen de beschikking met betrekking tot boekjaar 2002/2003: AWB 12/161;
- het beroep tegen de beschikking met betrekking tot boekjaar 2003/2004: AWB 12/159;
- het beroep tegen de beschikking met betrekking tot boekjaar 2004/2005: AWB 12/160;
- het beroep tegen de beschikking met betrekking tot boekjaar 2005/2006: AWB 12/158;
- het beroep tegen de beschikking met betrekking tot boekjaar 2006/2007: AWB 12/156;
- het beroep tegen de beschikking met betrekking tot boekjaar 2007/2008: AWB 12/155.
Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende zes maal een bedrag aan griffierecht geheven van € 302.
De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2012, ontvangen door de rechtbank op 3 februari 2012, verweerschriften ingediend.
Op 8 mei 2013 heeft de inspecteur nadere stukken ingediend bij de Centrale Balie van de rechtbank. De griffie van het team belastingrecht heeft deze stukken op 13 mei 2013 ontvangen. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de gemachtigde van belanghebbende. Gelet op de ontvangst door de rechtbank op 8 mei 2013 zijn deze stukken vóór aanvang van de 10-dagentermijn als bedoeld in artikel 8:58 van de Awb ingediend.
De inspecteur heeft per e-mail van 15 mei 2013 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn op diezelfde dag per e-mail doorgezonden aan de gemachtigde van belanghebbende. Deze stukken zijn, buiten de in artikel 8:58 van de Awb gestelde 10-dagentermijn, in bezit gekomen van de rechtbank. De rechtbank ziet echter geen aanleiding deze stukken buiten beschouwing te laten. De rechtbank overweegt daarbij dat de stelling inzake de transparantie in de nadere stukken ook reeds in het verweerschrift is vermeld en neemt daarbij tevens in aanmerking dat belanghebbende ter zitting heeft verzocht om de stukken niet buiten beschouwing te laten.
De gemachtigde van belanghebbende heeft per e-mail van 22 mei 2013 gereageerd op de stukken van de inspecteur van 15 mei 2003. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur. Gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van de stukken van de inspecteur van 15 mei 2003, ziet de rechtbank geen aanleiding om de stukken van de gemachtigde van belanghebbende tardief te verklaren.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2013 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbenden, [gemachtigde] met als toehoorders, [toehoorders], allen verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Amstelveen en namens de inspecteur, [verweerder]. Ter zitting zijn de zaken gelijktijdig behandeld met de zaken, bekend onder de procedurenummers AWB 12/29, 12/30, en 12/152 tot en met 12/154. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat tegelijk met deze uitspraak in afschrift aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
Belanghebbende is een naar Duits recht opgericht beleggingsfonds (Spezial- Sondervermögen), heeft geen rechtspersoonlijkheid, is niet aan de beurs genoteerd en is in Duitsland gevestigd. In Duitsland is belanghebbende (subjectief) vrijgesteld van de Duitse winstbelasting (Investmentsteuer).
[bank] (hierna: [bank]) is een in Duitsland gevestigde (spaar)bank die als investeerder (Anleger) alle bewijzen van deelgerechtigdheid (hierna te noemen: aandelen) in belanghebbende in haar bezit heeft. [bank] is een in Duitsland normaal belaste bankinstelling.
[X GmbH] (Kapitalanlagegesellschaft; hierna: [X GmbH]) is de beheersvennootschap van belanghebbende en treedt tegenover derden op als belanghebbendes vertegenwoordiger.
De wettelijke regels inzake deze lichamen zijn neergelegd in het Investmentgesetz. De verhoudingen tussen belanghebbende, haar investeerder(s) en de beheersvennootschap zijn vastgelegd in algemene en bijzondere fondsvoorwaarden (Allgemeine en Besondere Vertragsbedingungen). In de wettelijke regeling en in de fondsvoorwaarden is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen.
Investmentgesetz. [tekst onderhavige jaren]
§ 2 Begriffsbestimmungen
(….)
2. Sondervermögen sind Investmentfonds, die von einer Kapitalanlagegesellschaft für Rechnung der Anleger nach Maßgabe dieses Gesetzes und den Vertragsbedingungen, nach denen sich das Rechtsverhältnis der Kapitalanlagegesellschaft zu den Anlegern bestimmt, verwaltet werden, und bei denen die Anleger das Recht zur Rückgabe der Anteile haben.
3. Spezial-Sondervermögen sind Sondervermögen, deren Anteile auf Grund schriftlicher Vereinbarungen mit der Kapitalanlagegesellschaft jeweils von nicht mehr als 30 Anlegern, die nicht natürliche Personen sind, gehalten werden. Alle übrigen Sondervermögen sind Publikums-Sondervermögen
(….)
6. Kapitalanlagegesellschaften sind Kreditinstituten, deren Hauptzweck in der Verwaltung von Sondervermögen oder in der Verwaltung von Sondervermögen und der individuellen Vermögensverwaltung besteht.
7. Depotbanken sind Unternehmen, die die Verwahrung und Überwachung von Investmentvermögen ausführen.
§ 9 Allgemeine Verhaltensregeln
1. Die Kapitalanlagegesellschaft hat die Sondervermögen mit der Sorgfalt eines ordentlichen Kaufmanns für gemeinschaftliche Rechnung der Anleger zu verwalten. Sie handelt bei der Wahrnehmung ihrer Aufgaben unabhängig von der Depotbank.
2. Die Kapitalanlagegesellschaft ist verpflichtet,
1. bei der Ausübung ihrer Tätigkeit im ausschließlichen Interesse ihrer Anleger und der Integrität des Marktes zu handeln,
(….)
§ 31 Verfügungsbefugnis, Treuhänderschaft, Sicherheitsvorschriften
1. Die Kapitalanlagegesellschaft ist berechtigt, im eigenen Namen über die zu einem Sondervermögen gehörenden Gegenstände nach Maßgabe dieses Gesetzes und der Vertragsbedingungen zu verfügen und alle Rechte aus ihnen auszuüben.
2. Das Sondervermögen haftet nicht für Verbindlichkeiten der Kapitalanlagegesellschaft; dies gilt auch für Verbindlichkeiten der Kapitalanlagegesellschaft aus Rechtsgeschäften, die sie für gemeinschaftliche Rechnung der Anleger schließt. Die Kapitalanlagegesellschaft ist nicht berechtigt, im Namen der Anleger Verbindlichkeiten einzugehen. Von den Vorschriften dieses Absatzes abweichende Vereinbarungen sind unwirksam.
3. Die Kapitalanlagegesellschaft kann sich wegen ihrer Ansprüche auf Vergütung und auf Ersatz von Aufwendungen aus den für gemeinschaftliche Rechnung der Anleger getätigten Geschäften nur aus dem Sondervermögen befriedigen; die Anleger haften ihr nicht persönlich.
(…)
6. Forderungen gegen die Gesellschaft und Forderungen, die zu einem Sondervermögen gehören, können nicht gegeneinander aufgerechnet werden. Dies gilt nicht für Rahmenverträge über Geschäfte nach § 51 Abs. 3 Nr. 3 sowie den §§ 54 und 57, für die vereinbart ist, dass die auf Grund dieser Geschäfte oder des Rahmenvertrages für Rechnung des Sondervermögens begründeten Ansprüche und Forderungen selbsttätig oder durch Erklärung einer Partei aufgerechnet oder im Falle der Beendigung des Rahmenvertrages wegen Nichterfüllung oder Insolvenz durch eine einheitliche Ausgleichsforderung ersetzt werden.
§ 38 Kündigung und Verlust des Verwaltungsrechts
(….)
3. Das Recht der Kapitalanlagegesellschaft, die Sondervermögen zu verwalten, erlischt ferner mit der Eröffnung des Insolvenzverfahrens über das Vermögen der Kapitalanlagegesellschaft oder mit der Rechtskraft des Gerichtsbeschlusses, durch den der Antrag auf die Eröffnung des Insolvenzverfahrens mangels Masse nach § 26 der Insolvenzordnung abgewiesen wird. Die Sondervermögen gehören nicht zur Insolvenzmasse der Kapitalanlagegesellschaft
(….)
Allgemeine Vertragsbedingungen
§ 1 Grundlagen
1. Die Gesellschaft ist eine Kapitalanlagegesellschaft und unterliegt den Vorschriften des Investmentgesetzes (InvG).
2. Sie legt bei ihr eingelegtes Geld im eigenen Namen für gemeinschaftliche Rechnung der Anleger nach dem Grundsatz der Risikomischung in den nach dem InvG zugelassenen Vermögensgegenständen gesondert vom eigenen Vermögen in Form von Sondervermögen an. Über die hieraus sich ergebenden Rechte der Anleger werden von ihr Urkunden (Anteilscheine) ausgestellt.
(….)
§ 3 Fondsverwaltung
1. Die Gesellschaft erwirbt und verwaltet die Vermögensgegenstände im eigenen Namen für gemeinschaftliche Rechnung der Anleger mit der Sorgfalt eines ordentlichen Kaufmannes. Sie handelt bei der Wahrnehmung ihrer Aufgaben unabhängig von der Depotbank und ausschließlich im Interesse der Anleger und der Integrität des Marktes.
2. Die Gesellschaft ist berechtigt, mit dem von den Anlegern eingelegten Geld die Vermögensgegenstände zu erwerben, diese wieder zu veräußern und den Erlös anderweitig anzulegen; sie ist ferner ermächtigt, alle sich aus der Verwaltung der Vermögensgegenstände ergebenden sonstigen Rechtshandlungen vorzunehmen.
(…)
§ 16 Anteilscheine
1. Die Anteilscheine lauten auf den Namen und sind über einen Anteil oder eine Mehrzahl von Anteilen ausgestellt.
2. Die Anteile können verschiedene Rechte hinsichtlich der Ertragsverwendung, des Ausgabeaufschlages, des Rücknahmeabschlages, der Währung des Anteilwertes, der Verwaltungsvergütung oder einer Kombination dieser Merkmale (Anteilklassen) haben. Die Einzelheiten sind in den ,,Besonderen Vertragsbedingungen” festgelegt.
3. Die Anteilscheine tragen mindestens die handschriftlichen oder vervielfältigten Unterschriften der Gesellschaft und der Depotbank. Darüber hinaus weisen sie die eigenhändige Unterschrift einer Kontrollperson der Depotbank auf.
4. Die Anteile dürfen vom Anleger nur mit vorheriger Zustimmung der Gesellschaft übertragen werden. Mit der Übertragung eines Anteilscheines gehen die in ihm verbrieften Rechte über.
5. Sofern die Rechte der Anleger bei der Errichtung des Sondervermögens oder die Rechte der Anleger einer Anteilklasse bei Einführung der Anteilklasse nicht in einer Globalurkunde, sondern in einzelnen Anteilscheinen oder in Mehrfachurkunden verbrieft werden sollen, erfolgt die Festlegung in den ,,Besonderen Vertragsbedingungen“.
§ 17 Ausgabe und Rücknahme von Anteilscheinen, Rücknahmeaussetzung
1. Die Anzahl der ausgegebenen Anteile und entsprechenden Anteilscheine ist grundsätzlich nicht beschränkt. Die Gesellschaft behält sich vor, die Ausgabe von Anteilscheinen vorübergehend oder vollständig einzustellen.
2. Die Anteilscheine können nur bei der Gesellschaft erworben werden. Anleger können nur nicht natürliche Personen sein; ihre Zahl ist auf dreißig beschränkt
(….)
Besondere Vertragsbedingungen [van 29 november 2005 en 22 maart 2007]
§ 6 Anteilscheine
1. Die Rechte der Anleger werden bei der Errichtung des Sondervermögens ausschließlich in Globalurkunden verbrieft. Ein Anspruch auf Auslieferung einzelner Anteilscheine besteht nicht.
2. Die Anleger sind an den jeweiligen Vermögensgegenständen des Sondervermögens in Höhe ihrer Anteile als Miteigentümer nach Bruchteilen beteiligt.
(…)
§ 9 Ausschüttung
1. Die Gesellschaft schüttet grundsätzlich die während des Geschäftsjahres für Rechnung des Sondervermögens angefallenen und nicht zur Kostendeckung verwendeten Zinsen, Dividenden und Erträge aus Investmentanteilen sowie Entgelte aus Darlehens- und Pensionsgeschäften aus. Veräußerungsgewinne und sonstige Erträge können ebenfalls zur Ausschüttung herangezogen werden. Auf Erträge entfallende Teile des Ausgabepreises für ausgegebene Anteilscheine können zur Ausschüttung herangezogen werden (Ertragsausgleichsverfahren).
2. Ausschüttbare Erträge gemäß Absatz 1 können zur Ausschüttung in späteren Geschäftsjahren vorgetragen werden. Erträge aus Rumpfgeschäftsjahren können vollständig vorgetragen werden.
3. Im Interesse der Substanzerhaltung können Erträge teilweise, in Sonderfällen auch vollständig zur Wiederanlage im Sondervermögen bestimmt werden.
4. Ausschüttungen sind spätestens innerhalb von drei Monaten nach Schluss des Geschäftsjahres vorzunehmen. Ausschüttungen erfolgen seitens der Depotbank.
5. Zwischenausschüttungen sind zulässig.”
Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren portfoliodividenden ontvangen vanuit Nederland. De in 1.1.1, 1.1.2, 1.1.3 en 1.2.4 genoemde door de inspecteur afgewezen verzoeken om teruggaaf zien op de 15% Nederlandse dividendbelasting die op die portfoliodividenden is ingehouden.
3 Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de ten laste van haar ingehouden Nederlandse dividendbelasting. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag of het niet verlenen van teruggaaf van de ten laste van belanghebbende ingehouden dividendbelasting in strijd is met het Europese recht.
Meer specifiek is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
-
Is [belanghebbende] transparant, zodat [bank] moet worden aangemerkt als belanghebbende?
-
Is belanghebbende (objectief) vergelijkbaar met een lichaam zoals bedoeld in artikel 10 van de Wet DB?
-
Zo nee, is belanghebbende vergelijkbaar met een in Nederland gevestigde fiscale beleggingsinstelling zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: fbi)?
-
Zo nee, leidt de vergelijking met een in Nederland gevestigd lichaam dat onderworpen is aan vennootschapsbelasting, tot teruggaaf van dividendbelasting?
Indien belanghebbende recht heeft op teruggaaf van de ingehouden dividendbelasting:
5) Heeft belanghebbende recht op schadevergoeding in de vorm van de gederfde rente?
Belanghebbende beantwoordt vraag 1 ontkennend en de andere vragen bevestigend, de inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.
Tussen partijen is niet langer in geschil, en de rechtbank volgt hen hierin, dat de teruggaafverzoeken tijdig zijn gedaan en dat een teruggaaf kan worden gerealiseerd via een aanslag vennootschapsbelasting (vergelijk Hoge Raad, 28 september 2012, nr. 11/00672, ECLI:NL:HR:2012:BV1420).
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij ter zitting hebben verklaard.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en teruggaven dividendbelasting ten bedrage van € 25.421,18, € 26.887,43, € 42.895,05, € 25.223,48,
€ 38.642,08 en € 1.800.
De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.