Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:271, 19/00305
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 02-02-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:271, 19/00305
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 2 februari 2022
- Datum publicatie
- 4 februari 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:271
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2019:1928, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 19/00305
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting. In geschil is of de diensten van een speelhal onder het normale of verlaagde omzetbelastingtarief vallen. Meer specifiek is in geschil of de verrichte dienstens soortgelijke diensten vormen als de diensten die op een kermis worden aangeboden en daarom vanwege het neutraliteitsbeginsel onder post b.15, tabel 1, Wet op de Omzetbelasting 1968 zouden moeten vallen. Naar het oordeel van het hof is daarvoor geen steun in het recht. Het hoger beroep is ongegrond.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 19/00305
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 26 april 2019, nummer BRE 17/6981 in het geding tussen de inspecteur en
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft omzetbelasting op aangifte voldaan over het tweede kwartaal van 2017.
Belanghebbende heeft tegen de voldoening bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft eveneens hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft haar hoger beroep onvoorwaardelijk ingetrokken.
De zitting heeft plaatsgevonden op 6 januari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is ondernemer voor de heffing van omzetbelasting. Haar activiteiten bestaan onder meer uit het exploiteren van amusements- en speelautomaten en uit het exploiteren van ondernemingen op het gebied van de entertainment-, leisure- en vermaakindustrie. In het onderhavige tijdvak exploiteert belanghebbende in [plaats] een "speelhal" met 35 tot 40 speelautomaten. Met de speelautomaten kan de speler actie- en behendigheidsspellen doen.
De speelautomaten zijn geen kansspelautomaten in de zin van de Wet op de
kansspelbelasting, waarvoor de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter 1, van de Wet op
de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB) geldt.
Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak ter zake van de door haar verrichte
diensten, de exploitatie van de speelhal met de speelautomaten, omzetbelasting aangegeven en voldaan naar het normale tarief van 21%.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of op de door belanghebbende verrichte diensten het normale of het verlaagde omzetbelastingtarief van toepassing is. Het geschil betreft uitsluitend – zoals belanghebbende uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk heeft bevestigd tijdens het onderzoek op de zitting – de vraag of de door belanghebbende verrichte diensten zijn aan te merken als soortgelijk aan diensten verricht door een exploitant van een reizende inrichting voor vermaak op kermissen in de zin van artikel 9, lid 2, Wet OB en post b.15, Tabel I (hierna: tabelpost b.15).
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing over het door de rechtbank berekende bedrag aan teruggaaf van omzetbelasting.