Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1928, AWB - 17 _ 6981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-04-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1928, AWB - 17 _ 6981

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 april 2019
Datum publicatie
2 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:1928
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6981
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 9

Inhoudsindicatie

Artikel 9, tweede lid, letter a Wet OB

Exploitatie amusements- en speelautomaten onderworpen aan verlaagde BTW tarief.

Diensten bestaande uit het verlenen van toegang tot primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer: BRE 17/6981

uitspraak van 26 april 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] te [vestigingsplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft over het tweede kwartaal van 2017 omzetbelasting (hierna: OB) ten bedrage van € 11.423 aangegeven en voldaan. Zij heeft vervolgens tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 oktober 2017 (hierna: de bestreden uitspraak) beslist om geen teruggaaf van de voldane OB te verlenen.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2019 te Breda. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is ondernemer voor de heffing van OB. Haar activiteiten bestaan onder meer uit het exploiteren van amusements- en speelautomaten en uit het exploiteren van ondernemingen op het gebied van de entertainment-, leisure- en vermaakindustrie.

In het onderhavige tijdvak exploiteert belanghebbende in [vestigingsplaats] een “speelhal” met 35 tot 40 speelautomaten. Met de speelautomaten kan de speler actie- en behendigheidsspellen doen.

2.2

De speelhal heeft een eigen toegang en is publiekelijk toegankelijk. De klant betaalt geen entree om de speelhal te betreden, maar koopt een speeltegoed dat op een playcard wordt bijgeschreven. De playcard kan worden gebruikt voor het spelen van alle spellen in de hal. De speelautomaten zijn door de speler zelfstandig met de playcard te activeren en te bespelen. Op de meeste speelautomaten kan met meerdere spelers tegelijk worden gespeeld. Bij bijna alle automaten zijn tickets te winnen die inwisselbaar zijn voor prijzen. De prijzen bestaan niet uit geldbedragen.

2.3

De activiteiten in de speelhal worden door belanghebbende naar het publiek toe als “ family entertainment ” aangeprezen. De spellen zijn ook geschikt voor jonge spelers. In de speelhal is een drankenautomaat aanwezig.

2.4.

De speelautomaten zijn geen kansspelautomaten in de zin van de Wet op de kansspelbelasting, waarvoor de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, letter l, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB) geldt.

2.5.

Belanghebbende heeft in het onderhavige tijdvak ter zake van de door haar verrichte diensten, de exploitatie van de speelhal met de speelautomaten, OB aangegeven en voldaan naar het normale tarief van 21%.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of op de door belanghebbende verrichte diensten het normale of het verlaagde OB-tarief van 6% van toepassing is.

Belanghebbende stelt dat haar diensten zijn aan te merken als:

1. het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening, zoals attractieparken of speeltuinen (artikel 9, tweede lid, letter a, van de Wet OB en post b.14, letter g, van Tabel I behorend bij de Wet OB); of

2. diensten verricht door een exploitant van een reizende inrichting voor vermaak op kermissen (artikel 9, tweede lid, letter a, van de Wet OB en post b.15 van Tabel I); dan wel

3. het verlenen van toegang tot een escape room (artikel 9, tweede lid, letter a, van de Wet OB en post b.14, letter g, van Tabel I).

Belanghebbende acht het verlaagde tarief van toepassing, de inspecteur het normale tarief.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en teruggaaf van de te veel betaalde OB.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en bevestiging van de bestreden uitspraak.

4 Gronden

5 Proceskosten

6 Beslissing