Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3376, 21/00929

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3376, 21/00929

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 oktober 2022
Datum publicatie
24 november 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3376
Formele relaties
Zaaknummer
21/00929
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 4, Art. 1 lid 6 BPM, Art. 5 lid 2 BPM, Art. 12 BPM, Art. 13 lid 2 Wet MRB 1994

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag Bpm 2015.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, hetgeen zich toespitst op de vraag of belanghebbende in 2015 in Nederland woonde in de zin van artikel 4, lid 1, AWR. Het hof oordeelt dat dit het geval was. Belanghebbende had in 2015 een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland en was hier Bpm verschuldigd. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00929

Uitspraak op het hoger beroep van

de erven van [belanghebbende] , laatstelijk wonend in [woonplaats] ,

hierna gezamenlijk aangeduid als: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 23 februari 2021, nummer SGR 20/388, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) 2015 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarna het beroep is verwezen naar de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij hof Den Haag, waarna het hoger beroep is verwezen naar hof ’s-Hertogenbosch. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een nader stuk, gedateerd 15 augustus 2022, ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , advocaat, als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van [A] en [B] , en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.7.

De inspecteur heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en belanghebbende.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Bij diverse controles door de politie Brabant Zuid-Oost in 2015 is in en rondom [woonplaats] waargenomen dat [belanghebbende] (hierna: erflater) gebruik heeft gemaakt van de openbare weg met een auto van het merk Mercedes Benz met het Duitse kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes).

2.2.

Erflater was in 2015 ingeschreven bij de gemeente [gemeente] (Duitsland). Hij huurde daar een kamer met toilet voor € 1.200 per jaar. Hij had daar geen keuken ter beschikking en heeft geen kosten voor verwarming gemaakt.

2.3.

Erflater was in 2015 eigenaar van een woning aan de [adres 1] in [woonplaats] , die door zijn echtgenote en zoon, van wie hij naar eigen zeggen duurzaam gescheiden leefde, werd bewoond. Vóór zijn eerste inschrijving in [gemeente] (16 juni 2009) stond belanghebbende in de Nederlandse basisregistratie personen ingeschreven op hetzelfde adres in [woonplaats] .

2.4.

Erflater verrichtte in 2015 ondernemingsactiviteiten in Nederland en beschikte over een bedrijfsterrein in [woonplaats] (naast de woning). Erflater heeft zijn Nederlandse bankrekeningen, creditcard en telefoon-en internetprovider steeds aangehouden. In [gemeente] beschikte erflater niet over een internetverbinding of een tv-abonnement.

2.5.

Erflater was in 2015 met regelmaat in Nederland, waar hij al dan niet met de Mercedes door de politie werd gesignaleerd. De Mercedes had een Duitse nummerplaat, stond vanaf 16 januari 2015 op naam van erflater en was verzekerd bij een Duitse verzekeraar. Erflater heeft de auto niet geregistreerd in het register, genoemd in artikel 1, lid 1, letter i, Wegenverkeerswet 1994 (hierna: het kentekenregister). Erflater heeft voor de Mercedes geen aangifte Bpm gedaan en geen Bpm in Nederland voldaan.

2.6.

Op 2 maart 2016 is de inspecteur een onderzoek naar de woonplaats van erflater1 gestart. In dat kader zijn vragen aan erflater gesteld en stukken bij hem opgevraagd.

2.7.

Op 3 juni 2016 is erflater opnieuw ingeschreven bij de gemeente [woonplaats] , op het adres [adres 1] .

2.8.

Op 9 juni 2016 heeft erflater zijn Duitse kamer opgezegd en zich bij de gemeente [gemeente] uitgeschreven.

2.9.

Erflater heeft bij aanvraag van 20 juni 2016 een vrijstelling Bpm aangevraagd voor het overbrengen van de Mercedes in verband met zijn verhuizing van Duitsland naar Nederland. Deze aanvraag is door de inspecteur afgewezen, omdat erflater onder meer geen twaalf opeenvolgende maanden een verblijfplaats in het buitenland (Duitsland) heeft gehad.

2.10.

Erflater is op 3 november 2017 overleden.

2.11.

De inspecteur heeft ter zake van het in 2015 geconstateerde gebruik van de weg in Nederland met de niet in Nederland geregistreerde Mercedes een naheffingsaanslag opgelegd van € 2.623. Tevens is bij beschikking € 195 belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete van € 1.311 opgelegd.

2.12.

De inspecteur heeft de naheffingsaanslag, de rentebeschikking en de boetebeschikking bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd. In de beroepsfase is de boetebeschikking alsnog door de inspecteur verminderd naar nihil.

2.13.

De rechtbank heeft het beroep tegen de naheffingsaanslag en de rentebeschikking ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, hetgeen zich toespitst op de vraag of erflater in 2015 in Nederland woonde.

3.2.

Belanghebbende concludeert dat erflater in 2015 in Duitsland woonde en daarom geen Bpm in Nederland verschuldigd was en dat de naheffingsaanslag en de rentebeschikking moeten worden vernietigd. De inspecteur concludeert dat erflater in 2015 in Nederland woonde en dat de naheffingsaanslag en de rentebeschikking in stand moeten blijven.

4 Gronden

5 Beslissing