Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3789, 21/00773

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-10-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3789, 21/00773

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 oktober 2022
Datum publicatie
9 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3789
Formele relaties
Zaaknummer
21/00773
Relevante informatie
Art. 22 Wet WOZ, Art. 138 Wschw, Art. 28b Iw 1990, Art. 8:69 lid 1 Awb

Inhoudsindicatie

De aanslag watersysteemheffing 2010 is verminderd en belanghebbende heeft een teruggaaf van € 4,30 ontvangen. De heffingsambtenaar heeft daarbij € 1,20 aan rente vergoed. In geschil is onder meer of belanghebbende recht heeft op een hogere rentevergoeding. Het hof oordeelt dat geen recht bestaat op vergoeding van invorderingsrente omdat belanghebbende niet om uitstel van betaling heeft gevraagd. Voor de watersysteemheffing is artikel 28b Invorderingswet per 1 januari 2013 onmiddellijk in werking getreden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00773

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 15 april 2021, nummer SHE 19/318, in het geding tussen belanghebbende en

de invorderingsambtenaar van het Waterschap De Dommel,

hierna: de invorderingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De invorderingsambtenaar heeft aan belanghebbende een beschikking invorderingsrente zoals bedoeld in artikel 28b van de Invorderingswet 1990 gegeven over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 5 februari 2018.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De invorderingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De invorderingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

2 Feiten

2.1.

De heffingsambtenaar van het Waterschap De Dommel (hierna: de heffingsambtenaar) heeft aan belanghebbende de aanslag watersysteemheffing (gebouwd) 2010 ter grootte van € 52,93 met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd (hierna: de aanslag watersysteemheffing 2010).

2.2.

De aanslag watersysteemheffing 2010 betreft de in de [adres] in [plaats] gelegen onroerende zaak (hierna: de woning) met een WOZ-waarde van € 431.000.

2.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar is de WOZ-waarde van de woning in de uitspraak op bezwaar verlaagd naar een waarde van € 414.000 en is op grond daarvan ook de aanslag watersysteemheffing 2010 verminderd naar een bedrag van € 50,84.

2.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Naar aanleiding hiervan is overeengekomen om de WOZ-waarde van de woning te verlagen naar € 379.000, waarna het beroep tegen die uitspraak op bezwaar door belanghebbende is ingetrokken.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft op 5 februari 2018 naar aanleiding van deze verlaging van de WOZ-waarde van de woning de aanslag watersysteemheffing 2010 met € 4,30 verminderd. Daarnaast heeft de invorderingsambtenaar met dezelfde dagtekening een beschikking invorderingsrente genomen. Hieruit blijkt dat belanghebbende een bedrag van € 1,20 invorderingsrente vergoed krijgt.

2.6.

Tegen de beschikking invorderingsrente heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De invorderingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

2.7.

Tegen deze uitspraak op bezwaar heeft belanghebbende beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende het onderhavige hoger beroep heeft ingesteld.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. is de rechtbank buiten het geschil getreden?;

  2. is de invorderingsrente tot een te laag bedrag vastgesteld?;

  3. heeft de rechtbank ten onrechte het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen?, en

  4. heeft de rechtbank ten onrechte geen proceskostenvergoeding toegekend?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep, vernietiging van de uitspraken van de rechtbank en de invorderingsambtenaar en verhoging van de te vergoeden invorderingsrente naar een bedrag van € 2,00. De invorderingsambtenaar concludeert tot een ongegrond hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing