Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3885, 21/00303

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3885, 21/00303

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 november 2022
Datum publicatie
11 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3885
Formele relaties
Zaaknummer
21/00303
Relevante informatie
Art. 47 AWR, Art. 49 AWR, Art. 52a AWR, Art. 6 EVRM

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft informatie uit Duitsland ontvangen. Deze informatie hoeft niet van bewijs te worden uitgesloten. Het hof is van oordeel dat de informatiebeschikking rechtmatig is genomen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00303

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 24 december 2020, nummer BRE 19/5622 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven voor de jaren 2007 tot en met 2012.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep deels gegrond en deels ongegrond verklaard, belanghebbende in de gelegenheid gesteld alsnog de gevraagde informatie te verstrekken en nevenbeslissingen gegeven met betrekking tot de vergoeding van griffierecht en de verzoeken om vergoeding van schade en proceskosten.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld de onderhavige zaak en de zaken met de nummers 21/00302, 21/00304 en 21/00305.

1.7.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.8.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is geboren op [geboortedatum 1] 1943 en is in de onderhavige jaren gehuwd met [de echtgenote] (hierna: echtgenote), geboren [geboortedatum 2] 1950.

2.2.

Belanghebbende heeft geen opgave gedaan van (saldi van) buitenlandse rekeningen in zijn belastingaangiften over de jaren 2007 tot en met 2012.

2.3.

Op 30 september 2016 heeft de Belastingdienst/Central Liaison Office (hierna: B/CLO) spontaan informatie ontvangen uit Duitsland over Nederlandse ingezetenen die een rekening aanhielden bij de Banque et Caisse d’Epargne et de l’Etat in Luxemburg (hierna: BCEE).

2.4.

Bij brief van 19 februari 2018 heeft de inspecteur belanghebbende verzocht nadere informatie te verstrekken door het invullen van de toegezonden ‘Verklaring verificatie buitenlands vermogen’. Belanghebbende heeft deze verklaring op 22 februari 2018 ondertekend geretourneerd aan de inspecteur, waarin hij bij de vragen ‘n.v.t.!’ heeft geschreven.

2.5.

Bij brief van 24 augustus 2018 heeft de inspecteur belanghebbende gevraagd gegevens te verstrekken van de bankrekening(en) bij BCEE:

“Het gaat om de volgende gegeven:

- een afschrift van het openingsformulier van elke (bank)rekening;

- alle bankafschriften (de mutaties op de betaalrekeningen/ of de rekening-courant) van alle jaren (vanaf 2005);

- afschriften van de jaaroverzichten van alle jaren;

- indien van toepassing het sluitingsformulier.”.

Daarbij is vermeld dat het relatienummer van belanghebbende bij de BCEE [nummer] is. In de brief is belanghebbende gewezen op de verplichtingen neergelegd in de artikelen 47 en 49 AWR. In reactie hierop heeft belanghebbende in zijn brief van 31 augustus 2018 meegedeeld dat hij geen rekening, tegoeden of contacten bij buitenlandse banken heeft.

2.6.

De B/CLO heeft een inlichtingenverzoek over de rekeningen bij de BCEE gedaan bij de belastingautoriteit in Luxemburg.1 De Luxemburgse belastingautoriteit heeft de B/CLO op 10 maart 2019 stukken verstrekt, waaronder:

-

een formulier Vollständigkeitserklärung;

-

formulieren Auflistung der Konten over de jaren 2011 tot en met 2017 van 3 rekeningnummers;

-

een formulier Antrag zwecks Aufnahme von Geschäftbeziehungen;

-

een formulier Convention de compte;

-

een formulier Vollmacht en

-

een kopie van het in juni 2000 door de betreffende Nederlandse gemeente aan belanghebbende afgegeven paspoort.

2.6.1.

Op het formulier Vollständigkeitserklärung staan de naam, het adres, de geboortedatum en geboorteplaats van belanghebbende en [nummer] als identificatienummer.

2.6.2.

Op de formulieren Auflistung der Konten over 2011 en 2012 staan de rekeningnummers alsmede identificatienummer [nummer] en de naam ‘ [A] ’. Op die formulieren is daarbij voor elk van de drie IBAN-nummers de volgende Eröffnungsdatum en Auflösungsdatum vermeld:

Nummer

Eröffnungsdatum

Auflösungsdatum

IBAN [IBAN-nummer 1]

08.11.1996

26.07.2012

IBAN [IBAN-nummer 2]

18.02.2008

25.07.2012

IBAN [IBAN-nummer 3]

08.11.1996

13.07.2012

Op de formulieren Auflistung der Konten over 2013 tot en met 2017 is vermeld dat de BCEE in die jaren geen rekening op naam van ‘ [A] ’ met identificatienummer [nummer] in haar boeken had staan.

2.6.3.

Op het formulier Antrag zwecks Aufnahme von Geschäftbeziehungen staan onder meer dezelfde gegevens als hiervoor aangegeven bij het formulier Vollständigkeitserklärung, zij het dat als naam en voornaam is vermeld: ‘ [B] ’. Verder is het formulier voorzien van een handtekening in de kolom met de gegevens van de rekeninghouder en het paspoortnummer van de rekeninghouder vermeld. Als plaats en datum van opmaak van het formulier is vermeld: ‘Luxembourg 07.11.1998’.

2.6.4.

Op het formulier Convention de compte dat is opgemaakt op of na 20002 is naast het identificatienummer (‘racine’) [nummer] en de naam ‘ [A] ’ als plaats van ondertekening ‘ [woonplaats] ’ vermeld met daaronder een handtekening.

2.6.5.

Op het formulier Vollmacht staan een naam en adresgegevens die overeenkomen met die van belanghebbende. Verder staan op dat formulier gegevens die overeenkomen met die van zijn echtgenote: haar achternaam inclusief meisjesnaam, haar voornaam voluit, het adres, haar paspoortnummer, haar geboortedatum en [klantnummer] als haar klantnummer als volmachtnemer. Ook is er een handtekening bij geplaatst en onderaan het formulier een handtekening zoals ook voorkomt op de formulieren Antrag zwecks Aufnahme von Geschäftbeziehungen en Convention de compte. Als plaats en datum van opmaak van het formulier is vermeld: ‘Luxembourg 07.11.1996’. Het vermelde paspoortnummer is identiek aan het paspoortnummer dat is vermeld op het formulier Antrag zwecks Aufnahme von Geschäftbeziehungen.

2.7.

Van het saldo en de rekeningsoort is op basis van de door de BCEE overgelegde inkomensoverzichten het volgende bekend:

Nummer

Saldo 31.12.2011 (€)

Soort rekening

IBAN [IBAN-nummer 1]

18,73

Girokonto

IBAN [IBAN-nummer 2]

19.306,23

Terminkonto

IBAN [IBAN-nummer 3]

Keine Wertpapierbestände

2.8.

In de brief van 5 juni 2019 heeft de inspecteur meegedeeld dat hem is gebleken dat belanghebbende rekeninghouder is geweest bij de BCEE vanaf 8 november 1996 tot en met juli 2012 en dat hij de beschikking heeft gehad over drie rekeningnummers. De inspecteur heeft belanghebbende de Vollständigkeitserklärung, de Auflistung der Konten en de Vollmacht toegestuurd. De inspecteur heeft belanghebbende om informatie gevraagd:

“Informatie die ik van u wil ontvangen is:

- een afschrift van het openingsformulier van de in het buitenland aangehouden bankrekening(en);

- alle bankafschriften (de mutaties op de betaalrekeningen) van alle jaren;

- afschriften van de jaaroverzichten van alle jaren;

- het sluitingsformulier.”.

2.9.

Belanghebbende heeft in zijn brief van 12 juni 2019 gesteld dat de informatie van de inspecteur op strafrechtelijk onrechtmatige wijze is verkregen. Verder heeft belanghebbende in de brief het volgende verklaard:

“Zoals wij U reeds eerder meldden hebben wij geen beleggingsproducten noch kapitaalrekeningen in welk buitenland dan ook. betr. opgaven door U hebben ons dan ook zeer verrast; wanneer er gelden ter welke bank dan ook ten onzen name staan willen wij dat graag weten zodat wij die direct kunnen innen ter aflossing van onze schulden.

Wat zijn de feiten en waarschijnlijk de verbanden tussen het een en het ander?

Wij zijn ten tijde dat onze 3 kinderen de basis/middelbare school leeftijd hadden frequent in Luxemburg op vakantie geweest en hebben daar in die periode ook veel vrije tijd doorgebracht. Ook hebben wij in die tijd enige malen een auto in het buitenland gekocht en de betaling via deze bank afgewikkeld omdat de verkoper deze bank aanhield De verblijfsgelden zoals huren etc... hebben wij naar deze bank overgeschreven t.b.v. de verhuurders en hebben voor de dagelijkse uitgaven bij haar kantoren geld opgenomen van onze nl rekeningen omdat deze bank het verlengde was van de destijds postbank. Alles wat wij via deze bank hebben afgewikkeld zijn transacties geweest in de consumenten-sfeer; niet in de kapitaalsfeer. Wij vermoeden dat er intern bij die bank onregelmatigheden hebben plaatsgehad waarbij onze namen zijn gefalsificeerd voor intern gebruik; wat intern in een bank gebeurt daar heb je- zeker als buitenlander zoals in dit geval geen weet van, elke aansprakelijkheid voor wat dan ook wijzen wij dan ook met klem van de hand! U zult begrijpen dat wij niets van datgene wat U vraagt in het bezit hebben/noch hebben gehad, zodat wij U niets kunnen toezenden.”.

2.10.

De inspecteur heeft op 27 juni 2019 de in geschil zijnde informatiebeschikking vastgesteld waarin dezelfde vragen zijn vermeld als de vragen die zijn vermeld in de brief van 5 juni 2019 (zie 2.8). Belanghebbende is daarbij opnieuw gewezen op de verplichtingen ingevolge de artikelen 47 en 49 AWR. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 oktober 2019 de beschikking gehandhaafd.

2.11.

Met dagtekening 20 november 2019 is aan belanghebbende en zijn echtgenote een navorderingsaanslag IB/PVV 2007 opgelegd. Bij uitspraken op bezwaar van 11 september 2020 heeft de inspecteur de navorderingsaanslagen IB/PVV over 2007 van belanghebbende en zijn echtgenote verminderd tot nihil.

2.12.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de in 2.10 bedoelde uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard voor zover het ziet op het jaar 2007, de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking betreffende het jaar 2007 vernietigd, het beroep voor het overige ongegrond verklaard en belanghebbende in de gelegenheid gesteld alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is het recht op een eerlijke procedure (fair trial) als bedoeld in artikel 6 EVRM geschonden?

  2. Is de informatiebeschikking rechtmatig?

  3. Heeft de inspecteur algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?

  4. Heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding?

  5. Is in hoger beroep te veel griffierecht geheven?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de informatiebeschikking, tot vergoeding van schade en restitutie van griffierecht. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing