Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3886, 20/00419 tot en met 20/00435
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3886, 20/00419 tot en met 20/00435
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 november 2022
- Datum publicatie
- 11 mei 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2020:2621, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 20/00419 tot en met 20/00435
- Relevante informatie
- Art. 9 lid 3 AWR, Art. 11 lid 3 AWR, Art. 16 lid 4 AWR, Art. 27e lid 1 AWR, Art. 27h lid 2 AWR, Art. 8:42 Awb
Inhoudsindicatie
De verlengde navorderingstermijn is van toepassing. Belanghebbende heeft meerdere jaren niet de vereiste aangifte inkomstenbelastingbelasting gedaan. Het hof ziet geen aanleiding (oud) ambtenaren van de Belastingdienst op te roepen als getuige over de stelling van belanghebbende dat de inspecteur een toezegging heeft gedaan dat hij niet aan de aangiftetermijn hoefde te voldoen. Het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder de meerderheidsregel, faalt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 20/00419 tot en met 20/00435
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 18 juni 2020, nummers BRE 17/5150 tot en met 17/5162, 17/6963, 17/6964, 20/6626 en 20/6627, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
en
de Staat (de Minister voor Rechtsbescherming),
hierna: de minister.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2003 tot en met 2007, navorderingsaanslagen premie ziekenfondswet (hierna: Zfw) 2003 tot en met 2005, een navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) 2003 en voorlopige aanslagen alsmede definitieve aanslagen IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) 2008 en 2009 (hierna samen ook: de aanslagen) opgelegd. Bij gelijktijdige beschikkingen is een verzuimboete opgelegd bij de aanslag IB/PVV 2009 en is bij diverse belastingaanslagen heffingsrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 is niet-ontvankelijk verklaard, de aanslagen voor het jaar 2008 zijn gehandhaafd en de bezwaren tegen de overige aanslagen zijn gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep ziet op de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift en een aanvulling op zijn verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, nadat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld door het hof.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De (eerste) zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , als gemachtigden van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Op deze zitting zijn gelijktijdig behandeld, maar niet gevoegd, de onderhavige zaken en de zaken met nummers 20/00404 tot en met 20/00418.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
De griffier heeft in de brief van 29 juli 2022 partijen ervan in kennis gesteld dat één of meerdere raadsheren die bij de zaak van belanghebbende betrokken zijn, niet op de juiste manier is/zijn beëdigd, dat de desbetreffende raadshe(e)r(en) inmiddels opnieuw is/zijn beëdigd en dat het hof van oordeel is dat het in geval van belanghebbende niet nodig is om in zijn zaak een nieuwe zitting te houden omdat de gesignaleerde onvolkomenheid niets afdoet aan de deskundige en zorgvuldige wijze waarop zijn zaak (inhoudelijk) is behandeld.
Vervolgens heeft belanghebbende verklaard gebruik te maken van zijn recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Het hof heeft het onderzoek heropend.
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
De nadere zitting, waarbij alleen de onderhavige zaken zijn behandeld, heeft – via videobellen – plaatsgevonden op 4 oktober 2022. Aan deze nadere zitting hebben deelgenomen [gemachtigde 1] , als gemachtigde van belanghebbende en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Van beide zittingen is een proces-verbaal opgemaakt, die gelijktijdig met de uitspraak aan partijen worden verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is gehuwd met [B] . Zij is de dochter van [de schoonvader] (hierna: de schoonvader) en [A] (hierna: de schoonmoeder). [B] heeft een broer, [de zwager] (hierna: de zwager).
Belanghebbende exploiteert een eenmanszaak, [de eenmanszaak] (hierna: de eenmanszaak).
De schoonmoeder en de zwager hebben in het jaar 1999 [de BV] (hierna: de BV) opgericht. Op 22 april 2002 heeft belanghebbende de aandelen van de schoonmoeder gekocht. Vanaf 23 april 2004 is de schoonmoeder enig aandeelhouder en bestuurder van de BV.
In juni 2001 heeft de schoonmoeder alle aandelen in [de SL] (hierna: de SL), een rechtspersoon naar Spaans recht, gekocht. Zij is tevens bestuurder van de SL. De SL was betrokken bij de productie van erotische films en exploitatie van websites (waarop de films na betaling konden worden bekeken).
De schoonvader heeft verklaard dat het geld dat verband hield met de exploitatie van de websites bij de BV binnenkwam en, onder aftrek van commissie, werd doorbetaald aan de SL. In 2005 is [de Stichting 1] (hierna: [de Stichting 1] ) opgericht. Tot 26 juni 2005 was de schoonmoeder bestuurder van [de Stichting 1] en daarna belanghebbende. De schoonvader was gevolmachtigde van [de Stichting 1] . [de Stichting 1] functioneerde gelijk aan de BV.
Belanghebbende heeft:
- -
-
werkzaamheden verricht voor de BV, de SL en [de Stichting 1] ;
- -
-
verklaard dat hij in de onderhavige jaren voor de verrichte werkzaamheden facturen heeft verzonden, maar dat het voorkwam dat hij niet kon factureren omdat er gezegd werd dat er geen geld was;
- -
-
de niet-betaalde vorderingen (omzet van de eenmanszaak) bijgehouden in een eigen administratie.
Op 3 juni 2009 heeft de FIOD de woning van belanghebbende doorzocht. Daarbij is € 57.000 inbeslaggenomen.
Eveneens op 3 juni 2009 heeft de FIOD de woning van de schoonvader en de schoonmoeder doorzocht. Daarbij zijn stukken inbeslaggenomen, waaronder de zogenoemde groeidocumenten, waarin de schoonvader een administratie heeft bijgehouden die inzicht geeft in de inkomsten en uitgaven van de exploitatie en het beheer van de websites, alsmede de verdeling van de winsten (hierna: de groeidocumenten). In deze documenten worden bedoelde inkomsten gelijkelijk verdeeld tussen de schoonvader en belanghebbende (in de jaren 2002 tot en met 2004 kreeg de zwager ook een deel). Volgens de groeidocumenten, die zijn opgesteld tot en met april 2009, is in de onderhavige jaren het volgende verdiend (bedragen in €):
Jaar |
Netto resultaat |
Aandeel belanghebbende |
2003 |
167.947,32 |
55.982,44 |
2004 |
157.860,76 |
67.859,94 |
2005 |
213.890,28 |
106.945,14 |
2006 |
301.269,13 |
150.634,57 |
2007 |
277.027,67 |
138.513,84 |
2008 |
114.877,29 |
57.438,65 |
2009 |
48.137,51 |
24.068,75 |
In zijn aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2008 heeft belanghebbende winst uit onderneming aangegeven in verband met de in 2.6 bedoelde werkzaamheden, maar tot lagere bedragen dan die zijn genoemd in 2.8. Over het jaar 2009 heeft belanghebbende geen (tijdige) aangifte IB/PVV gedaan.
De inspecteur heeft de volgende aanslagen en voorlopige aanslagen (hieronder aangeduid met VA) opgelegd, met daarbij genoemd het belastbare inkomen uit werk en woning (inkomen box 1) en het belastbare inkomen uit sparen en beleggen (inkomen box 3) dan wel bijdrage- of premie-inkomen, en bij gelijktijdige beschikkingen de volgende verzuimboeten opgelegd en de volgende bedragen aan heffingsrente in rekening gebracht:
Zaaknr. hof |
Zaaknr. rb |
Soort |
Jaar |
Inkomen box 1 |
Inkomen box 3 |
Bijdrage/ premie-inkomen |
Boete |
Rente |
20/00419 |
17/5150 |
NAV IB/PVV |
2003 |
43.760 |
3.838 |
|||
20/00420 |
17/5151 |
NAV Zfw |
2003 |
20.250 |
293 |
|||
20/00421 |
17/5152 |
NAV WAZ |
2003 |
24.957 |
359 |
|||
20/00422 |
17/5153 |
NAV IB/PVV |
2004 |
56.885 |
4.981 |
|||
20/00423 |
17/5154 |
NAV Zfw |
2004 |
20.800 |
260 |
|||
20/00424 |
17/5155 |
NAV IB/PVV |
2005 |
92.292 |
7.648 |
|||
20/00425 |
17/5156 |
NAV Zfw |
2005 |
21.050 |
166 |
|||
20/00426 |
17/5157 |
NAV IB/PVV |
2006 |
137.932 |
5 |
10.660 |
||
20/00427 |
17/5158 |
NAV IB/PVV |
2007 |
112.410 |
5.612 |
|||
20/00428 |
17/5159 |
VA IB/PVV |
2008 |
39.414 |
1.087 |
|||
20/00429 |
17/5160 |
VA Zvw |
2008 |
31.231 |
||||
20/00430 |
17/5161 |
VA IB/PVV |
2009 |
38.789 |
435 |
|||
20/00431 |
17/5162 |
VA Zvw |
2009 |
32.369 |
||||
20/00434 |
20/6626 |
IB/PVV |
2008 |
39.418 |
-/-173 |
|||
20/00433 |
17/6964 |
Zvw |
2008 |
31.227 |
||||
20/00432 |
17/6963 |
IB/PVV |
2009 |
38.789 |
226 |
|||
20/00435 |
20/6627 |
Zvw |
2009 |
32.369 |
Bij het opleggen van de belastingaanslagen voor de jaren 2003 tot en met 2008 heeft de inspecteur de winst uit onderneming gecorrigeerd naar hogere bedragen naar aanleiding van de bevindingen van de FIOD. De schatting bij de (ambtshalve) aanslagen voor het jaar 2009 heeft de inspecteur gebaseerd op hetzelfde bedrag aan winst als voor het jaar 2008.
De uiteindelijke winst waarvan is uitgegaan bij de uitspraken op het bezwaar tegen de aanslagen voor de jaren 2003 tot en met 2008 is gebaseerd op een door de FIOD gemaakte berekening waarbij de in 2.8 genoemde bedragen als uitgangspunt zijn genomen. De belastingaanslagen zijn (voor het jaar 2007 op basis van een ambtshalve vermindering) herzien tot een aangepaste winst voor de volgende bedragen:
Van |
Naar |
|
2003 |
55.982 |
53.807 |
2004 |
67.859 |
56.997 |
2005 |
106.945 |
100.266 |
2006 |
150.634 |
142.356 |
2007 |
138.978 |
131.316 |
De inspecteur heeft een kostenvergoeding toegekend van in totaal € 732.
De inspecteur heeft bij brief van 6 mei 2020 desgevraagd aan de rechtbank laten weten dat de uitspraken op bezwaar nog niet hebben geresulteerd in ‘verminderingsbeschikkingen’. Verder heeft de inspecteur daarbij een berekening gegeven van het belastbare inkomen uit werk en woning voor enige jaren na de uitspraken op bezwaar. Hieruit is onder meer af te leiden dat volgens de inspecteur met de winst is bedoeld de winst vóór investeringsaftrek en ondernemersaftrek.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard voor zover het beroep ziet op de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV 2007, de beroepen voor het overige ongegrond verklaard, de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 4.300, de Minister voor Rechtsbescherming tot een vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 700 en de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 393,75, de minister voor rechtsbescherming tot een bedrag van € 393,75 en vergoeding van griffierecht.
Bij vonnis van de rechtbank van 29 april 2013 is belanghebbende veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf voor – onder meer – het opzettelijk onjuist en/of onvolledig doen van de aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2007. Deze veroordeling is, zij het met een andere lengte van de (voorwaardelijke) gevangenisstraf, gehandhaafd in hoger beroep en in cassatie.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
I. Is het bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 terecht niet-ontvankelijk verklaard?
II. Zijn de navorderingsaanslagen 2003 tot en met 2007 binnen de navorderingstermijn opgelegd en wordt voldaan aan de overige vereisten voor navordering?
III. Zijn de aanslagen 2008 en 2009 binnen de aanslagtermijn opgelegd?
IV. Dient de cd-rom die behoorde tot de strafrechtelijke procedure te worden aangemerkt als een op de zaak betrekking hebbend stuk in de zin van artikel 8:42 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
V. Zijn de belastingaanslagen tot de juiste bedragen opgelegd?
VI. Is er sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder de meerderheidsregel?
VII. Is de verzuimboete 2009 terecht opgelegd?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vernietiging dan wel vermindering van de belastingaanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.