Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3963, 21/00965

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3963, 21/00965

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 november 2022
Datum publicatie
8 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:3963
Formele relaties
Zaaknummer
21/00965
Relevante informatie
Art. 47 AWR, Art. 49 AWR, Art. 52a AWR, Art. 7:11 Awb

Inhoudsindicatie

De inspecteur heeft belanghebbende vragen gesteld ten behoeve van de heffing van inkomstenbelasting van belanghebbende. De vragen zijn niet beantwoord. Daarop heeft de inspecteur een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd. Nadat belanghebbende bezwaar heeft gemaakt en later ook de inspecteur in gebreke heeft gesteld wegens het overschrijden van de beslistermijn, heeft de inspecteur wederom vragen gesteld. Omdat de gevraagde informatie niet werd verstrekt heeft de inspecteur een informatiebeschikking gegeven. In geschil is of de inspecteur bij het geven van de informatiebeschikking in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dat is volgens het hof niet het geval. Niet aannemelijk is geworden dat de navordering als drukmiddel is gebruikt of dat de inspecteur ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om schriftelijk inlichtingen aan belanghebbende te vragen. Dat het geven van de informatiebeschikking pas is geschied nádat belanghebbende de inspecteur in gebreke had gesteld, maakt nog niet dat de informatiebeschikking uitsluitend is gegeven om de termijn voor het beslissen op bezwaar op te schorten.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00965

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

domicilie kiezend in [plaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 22 juni 2021, nummer BRE 20/5930, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven over het jaar 2014.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft op de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende was tot oktober 2015 enig aandeelhouder van [A BV] . Deze vennootschap hield nagenoeg alle aandelen in [B BV] , die in maart 2015 nagenoeg geheel verkocht zijn.

2.2.

Daarnaast was belanghebbende enig aandeelhouder van [C BV] in de periode tussen 20 mei 2008 en 24 april 2018. Deze vennootschap hield (onder andere) de aandelen in [D BV] — later [E BV] geheten — in de periode tussen 1 januari 2008 tot 18 mei 2016. Deze twee B.V.’s vormden een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting (de fiscale eenheid).

2.3.

De inspecteur heeft bij [B BV] een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting. Hieruit zijn correcties voortgevloeid voor de omzetbelasting. Daarnaast is tijdens het onderzoek een rekeningcourant verhouding geconstateerd tussen belanghebbende en de fiscale eenheid (de rekeningcourant-verhouding) en zijn daarover vragen aan belanghebbende gesteld. De vragen zijn niet beantwoord.

2.4.

Bij brief van 29 maart 2018 heeft de inspecteur vragen gesteld aan belanghebbende over de rekeningcourant verhouding ten behoeve van de heffing van inkomstenbelasting van belanghebbende. Op 24 april 2018 heeft de inspecteur een rappelbrief verstuurd. De vragen zijn niet beantwoord.

2.5.

Daarop heeft de inspecteur aan belanghebbende met dagtekening 15 oktober 2018 een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2014 opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

2.6.

Met dagtekening 19 maart 2019 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld vanwege het overschrijden van de beslistermijn op bezwaar.

2.7.

De inspecteur heeft met dagtekening 21 maart 2019 nadere vragen gesteld met betrekking tot de rekening-courant. Belanghebbende heeft bij brief van 25 maart 2019 gereageerd en daarbij verzocht uitspraak op bezwaar te doen zonder nader overleg. De gevraagde informatie is niet verstrekt.

2.8.

De inspecteur heeft aan belanghebbende, met dagtekening 26 maart 2019, een informatiebeschikking gegeven als bedoeld in artikel 52a AWR wegens het niet voldoen aan de informatieverplichting op de voet van artikel 47 AWR. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking. De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

2.9.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en belanghebbende in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van vier weken, gerekend vanaf de dag waarop de uitspraak is verzonden, aan het informatieverzoek te voldoen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft uitsluitend het antwoord op de vraag of de inspecteur bij het geven van de informatiebeschikking in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (hierna: de abbb). Meer specifiek is in geschil of het zorgvuldigheidsbeginsel, het beginsel van verbod van willekeur, het fairplay-beginsel of het beginsel van verbod van détournement de pouvoir zich in dit geval verzetten tegen het geven van een informatiebeschikking in de bezwaarfase van de navorderingsaanslag IB/PVV 2014.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vernietiging van de informatiebeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing