Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3966, 21/01110
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-11-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:3966, 21/01110
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 16 november 2022
- Datum publicatie
- 8 juni 2023
- Annotator
- Zaaknummer
- 21/01110
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 40 Wet WOZ, Art. 6:22 Awb, Art. 7:4 Awb, Art. 8:42 Awb
Inhoudsindicatie
Ondanks het niet verstrekken van de secundaire objectgegevens in de bezwaarfase leidt dit, vanwege de gemaakte werkafspraken tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar, niet tot een proceskostenvergoeding.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/01110
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 13 juli 2021, nummer SHE 20/399 in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) waarbij de waarde van de onroerende zaak [adres] (hierna: de woning) voor het jaar 2019 is vastgesteld, per waardepeildatum 1 januari 2018, op € 407.000. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 (hierna: de aanslag) bekendgemaakt.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar de WOZ-beschikking en de aanslag gehandhaafd.
De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft daartegen hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft in het door hem als conclusie van repliek aangeduide stuk gereageerd op het verweerschrift bij brief van 19 januari 2022.
Het hof heeft dit stuk bij brief van 28 januari 2022 doorgestuurd naar de heffingsambtenaar. In die brief is vermeld dat indien de heffingsambtenaar wil reageren, het hof verzoekt dit pas te doen na ontvangst van de uitnodiging voor de zitting en uiterlijk op de elfde dag voorafgaand aan de zitting of op de zitting zelf.
Bij brief van 13 oktober 2022 heeft de heffingsambtenaar gereageerd op het in 1.5 genoemde stuk.
De zitting heeft telefonisch plaatsgevonden op 26 oktober 2022. Daaraan heeft deelgenomen [gemachtigde] namens [kantoornaam] , als gemachtigde van belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft met kennisgeving aan het hof niet aan de zitting deelgenomen. Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft het hof het onderzoek heropend voor het indienen van stukken naar aanleiding van de verklaring van belanghebbende ter zitting dat ook na het hoorgesprek e-mailverkeer met de heffingsambtenaar heeft plaatsgevonden en de constatering van het hof dat het niet beschikt over dergelijk e-mailverkeer. In de brief is onder andere vermeld dat wat het hof betreft een nadere zitting achterwege kan blijven.
Partijen hebben hierop gereageerd, ieder met een brief van 31 oktober 2022. Deze correspondentie is doorgestuurd naar de andere partij.
Geen van beide partijen heeft verklaard gebruik te willen maken van het recht om op een nadere zitting te worden gehoord. Een nadere zitting is daarom achterwege gebleven en het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Werkafspraken tussen [kantoornaam] en de heffingsambtenaar
Belanghebbende heeft voor (onder meer) het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de WOZ-beschikking een volmacht verstrekt aan [naam] van [kantoornaam] met het recht van substitutie. Voormelde [naam] en haar kantoorgenoten worden hierna samen genoemd: het kantoor. Het kantoor treedt ook namens vele andere belanghebbenden op als gemachtigde in procedures tegen WOZ-beschikkingen die worden vastgesteld door de heffingsambtenaar. Het kantoor en de heffingsambtenaar hebben in dat kader werkafspraken gemaakt. Deze werkafspraken blijken uit de correspondentie van 27 december 2018, 25 januari 2019, 17 februari 2019, 25 februari 2019 en 1 juli 2019.
Het kantoor heeft het initiatief genomen tot het maken van de werkafspraken en heeft de beweegredenen daarvoor in de e-mail van 27 december 2018 van het kantoor als volgt uiteengezet:
“Door het maken van werkafspraken hopen wij de onderlinge communicatie te verbeteren en tot een effectieve werkwijze te komen, die zowel voor ons als voor u bijdraagt aan een prettige samenwerking. Daarom treft u als bijlage ons voorstel aan wat bedoeld is als uitgangspunt voor onderling overleg.”
De bij die e-mail gevoegde brief van het kantoor van 27 december 2018 vermeldt onder meer het volgende:
“De volgende punten zouden wij graag vastleggen in afspraken:
(…)
4. U zendt ons binnen 2 weken na ontvangst van ons beknopt bezwaarschrift per e-mail de ontvangstbevestigingen en taxatieverslagen en/of taxatiekaarten toe via [e-mailadres] .
(…)
7. Uiterlijk 3 weken voorafgaand aan de hoorzittingen zenden wij u de nader gemotiveerde bezwaarschriften, mits wij de taxatieverslagen tijdig van u hebben ontvangen.
(…)
12. Indien wij tot volledige werkafspraken komen, zullen wij bij procedurele fouten of
een afwijking in de kostenvergoeding eerst contact met u opnemen om op deze manier een beroepszaak te voorkomen.
Voordelen voor uw gemeente:
(…)
6. U voorkomt onnodige beroepszaken daar wij in geval van procedurele fouten eerst met u in overleg treden.
Wij ontvangen uw reactie graag uiterlijk 31 januari 2019 (…). Bij geen reactie van uw zijde, of bij het niet kunnen komen tot definitieve afspraken vóór 1 maart 2019, volgen wij uiteraard de formele wettelijke procedure gedurende geheel 2019 en vervalt ons aanbod tot matiging van de proceskostenvergoeding en het in overleg treden met betrekking tot procedurele fouten alvorens wij een beroepschrift indienen.”
Bij brief van 25 januari 2019 heeft de heffingsambtenaar hierop gereageerd. De brief vermeldt onder meer het volgende:
“Hieronder ga ik puntsgewijs in op uw voorstel.
(…)
4. Versturen taxatieverslagen.
De taxatieverslagen zullen door de gemeente 's -Hertogenbosch verstuurd worden aan [e-mailadres] .
(…)
7. Nadere motivatie.
[kantoornaam] stuurt uiterlijk drie weken voor de hoorzitting nader gemotiveerde bezwaarschriften. Dit is prima.
(…)
12. Contact door [kantoornaam] bij procedurele fouten.
Dit is prima.”
Bij e-mail van 17 februari 2019 heeft het kantoor gereageerd op de reactie van de heffingsambtenaar. Deze reactie heeft geen betrekking op de punten die in 2.3 zijn geciteerd, maar op de tijdsplanning (moment/vorm van de hoorzittingen – afhankelijk van het moment waarop het kantoor hoopt te kunnen beschikken over alle taxatieverslagen en de voor het kantoor benodigde termijn voor het indienen van een nadere motivering van het bezwaar –, het (niet) versturen van hoorzittingsgrieven en de rechtstreeks aan het kantoor te betalen proceskostenvergoeding).
Bij e-mail van 25 februari 2019 heeft de heffingsambtenaar gereageerd op de, door hem als ‘tegenvoorstel’ aangemerkte, e-mail vermeld in 2.5. Deze reactie heeft geen betrekking op de punten die in 2.3 zijn geciteerd.
Bij e-mail van 1 juli 2019 heeft het kantoor verzocht om de hoorzittingen niet in augustus 2019 te laten plaatsvinden maar later. De e-mail heeft als openingszin “Eerder dit jaar hebben wij afspraken gemaakt inzake bezwaarafhandeling 2019.”
De hoorgesprekken zijn uiteindelijk ingepland en gehouden op 15 en 16 oktober 2019. Het gaat in totaal om 210 WOZ-beschikkingen, waaronder de onderhavige WOZ-beschikking.
Bezwaarfase onderhavige WOZ-beschikking
Het kantoor heeft in het bezwaarschrift van 23 maart 2019 onder meer verzocht om “bij niet volledig tegemoetkoming aan het bezwaar, op basis van art. 40 Wet WOZ de opbouw van de kavelwaarde, de zogenoemde grondstaffel, en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van het onderhavige object en van de door u opgevoerde vergelijkingsobjecten tijdig voor het plaatsvinden van de hoorzitting te verstrekken.” Vervolgens is op 29 maart 2019 een herhaling van het informatieverzoek verstuurd.
De heffingsambtenaar heeft op 25 april 2019 het taxatieverslag aan het kantoor gestuurd.
Op 11 oktober 2019 heeft de heffingsambtenaar de taxatiekaart met betrekking tot de woning (hierna: de taxatiekaart) en de grondstaffel aan het kantoor gestuurd. In de begeleidende e-mail staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:
“In uw bezwaarschriften hebt u verzocht om de relevante gegevens en waarden van de referentiewoningen en het object van belanghebbende.
De relevante gegevens van de belanghebbende vindt u in de bijlagen.
Gegevensverstrekking
De gegevensverstrekking beperkt zich tot het taxatieverslag (deze hebt al ontvangen), de taxatiekaart en de grondstaffel (indien van toepassing) van het object van belanghebbende.
Aan de hand van deze stukken kunt u de juistheid van de vastgestelde WOZ-waarde controleren.
Wij hebben hiermee voldaan aan de uit (artikel 40 van) de Wet WOZ voortvloeiende plicht tot gegevensverstrekking.
Vragen?
Bel of mail mij gerust.”
De taxatiekaart vermeldt voor de woning onder meer de gehanteerde objectkenmerken en de zogenoemde KOUDV-factoren. De taxatiekaart vermeldt verder enige gegevens van drie ‘vergelijkbare objecten’, maar niet de KOUDV- en liggingsfactoren van die objecten (hierna: de secundaire objectgegevens).
Er heeft geen inzage in de stukken plaatsgevonden.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding op de grond dat de heffingsambtenaar artikel 7:4, lid 4 Awb en/of artikel 40 Wet WOZ heeft geschonden door de secundaire objectgegevens niet te verstrekken in de bezwaarfase.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.