Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4441, 21/00665
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 07-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4441, 21/00665
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 7 december 2022
- Datum publicatie
- 11 juli 2023
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:1274
- Zaaknummer
- 21/00665
- Relevante informatie
- Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 4 Uitv.reg. WOZ
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is op verzoek gepubliceerd en niet door het gerechtshof geselecteerd om te worden gepubliceerd. Derhalve is er geen samenvatting beschikbaar.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00665
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 31 maart 2021, nummer 20/1540, in het geding tussen belanghebbende en
BsGW Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2019. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Dit is een vrijstaande woning met een inhoud van 695 m3, twee dakkapellen, een aangebouwde garage met een oppervlakte van 24 m2, een vrijstaande garage met een oppervlakte van 48 m2, een vrijstaande berging met een inhoud van 34 m3 en een tuinhuis. De onroerende zaak heeft als bouwjaar 1991 en ligt op een perceel van 620 m2 in [woonplaats] .
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum vastgesteld op € 419.000.
Ter onderbouwing van de beschikte waarde verwijst de heffingsambtenaar naar het op 10 november 2020 door [taxateur] (de taxateur) opgestelde taxatierapport. Hieruit volgt een waarde op de waardepeildatum van € 419.000. De taxateur heeft deze waarde bepaald door middel van de vergelijkingsmethode waarbij gebruik is gemaakt van de volgende vergelijkingspanden:
Vergelijkingspand |
Verkoopdatum |
Verkoopprijs |
[adres 2] |
11-04-2018 |
€ 420.000 |
[adres 3] |
02-04-2020 |
€ 367.000 |
[adres 4] |
28-01-2020 |
€ 309.000 |
Belanghebbende stelt dat de waarde maximaal € 362.000 bedraagt.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is de WOZ-waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2019.
Belanghebbende concludeert tot vaststelling van de WOZ-waarde op € 362.000. De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.