Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4556, 21/00918
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-12-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:4556, 21/00918
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 december 2022
- Datum publicatie
- 11 juli 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:2621, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00918
Inhoudsindicatie
Hoewel een navorderingsaanslag is aangekondigd, mocht de inspecteur een aanslag IB 2016 conform artikel 11 AWR opleggen. Zolang de verkopers na de juridische levering feitelijk in de woning blijven wonen, behoort de woning tot de rendementsgrondslag van box 3 en is dus geen sprake van een eigen woning volgens artikel 3.111 eerste lid Wet IB 2001. De WOZ-waarde is de uitgangspunt voor de waarde van de woning in box 3. Gesteld noch gebleken is sprake van een genotsrecht en hierdoor maakt belanghebbende niet aannemelijk dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00918
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 28 mei 2021, nummer BRE 20/5912, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting (hierna: IB) 2016 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft in reactie op het verweerschrift een conclusie van repliek ingediend. De inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen A.C.J. van Zalinge en [gemachtigde] , als gemachtigden van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de inspecteur. Deze pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota aan belanghebbende en het hof overgelegd en heeft deze voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is gehuwd en woonde in het belastingjaar 2016 met zijn echtgenoot in België.
Belanghebbende heeft op 1 oktober 2015 een woning aan [adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) gekocht met de bedoeling om daarin te gaan wonen.
Artikel 2 van de akte van levering van 1 oktober 2015 luidt als volgt:
“Artikel 2
Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat en bestemming.
1. Verkoper levert bij deze akte aan koper de eigendom van het verkochte, die:
a. onvoorwaardelijk is en niet is onderworpen aan inkorting of aan welke
vernietiging dan ook;
b. niet bezwaard is met beslagen of rechten van hypotheken of inschrijvingen
daarvan;
c. niet bezwaard is met andere beperkte rechten;
d. niet bezwaard is met kwalitatieve verplichtingen;
e. niet belast is met andere bijzondere lasten en beperkingen.
2. De aflevering ("feitelijke levering") van het verkochte dient op eenendertig augustus tweeduizend zestien, of zoveel eerder of later als partijen aanvullend nader overeenkomen, plaats te vinden, vrij van huur en elk ander gebruiksrecht, geheel ontruimd, in de feitelijke staat waarin het verkochte zich vandaag bevindt, met dien verstande dat deze staat, anders dan door toedoen van koper en behoudens normale slijtage, niet minder mag zijn dan de staat waarin het verkochte zich bevond bij het tot stand komen van de koop.”
Op 31 augustus 2016 heeft de "feitelijke levering" van de woning aan belanghebbende plaatsgevonden.
Vanaf het moment van "feitelijke levering" zijn belanghebbende en zijn echtgenoot begonnen met het verbouwen van de woning. De echtgenoot van belanghebbende heeft zich op 7 juni 2017 in de Basisregistratie Personen laten inschrijven op het adres van de woning. Belanghebbende heeft dat op 5 april 2019 gedaan, na de verkoop van zijn woning in België.
Bij vooraankondiging van 28 november 2019 heeft de inspecteur aangegeven voornemens te zijn (navorderings-)aanslagen IB over 2016, 2017 en 2018 op te leggen.
De inspecteur heeft op 18 december 2019 een belastingaanslag IB over 2016 opgelegd.
Bij de uitspraak op bezwaar is de inspecteur gedeeltelijk aan de bezwaren van belanghebbende tegemoetgekomen. Hij heeft de woning voor acht maanden in plaats van het gehele jaar tot het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) gerekend.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. Heeft de inspecteur een navorderingsaanslag of een aanslag voor het jaar 2016 opgelegd?
2. Is sprake van een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) vanaf het moment van de juridische levering, op 1 oktober 2015?
3. Indien de woning kwalificeert als een bezitting in box 3, voor welke waarde dient de woning tot de rendementsgrondslag te worden gerekend?
4. Heeft de inspecteur gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur of artikel 17 van de Grondwet?
Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en vernietiging dan wel vermindering van de aanslag IB 2016. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank en handhaving van de aanslag zoals vastgesteld in de uitspraak op bezwaar.