Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:46, 21/00330

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-01-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:46, 21/00330

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
12 januari 2022
Datum publicatie
20 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:46
Formele relaties
Zaaknummer
21/00330

Inhoudsindicatie

De WOZ-waarde per 1-1-2019 van een omstreeks 1922 gebouwde twee-onder-een-kapwoning van 609 m³, met een kelder van 28 m², een garage van 85 m³, een overkapping van 17 m² en een perceel met een oppervlakte van 319 m² is vastgesteld op € 386.000.

De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00330

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 12 januari 2021, nummer AWB 20/1345, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen Limburg,

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken(hierna: Wet WOZ) een beschikking gegeven (hierna: de WOZbeschikking) en daarbij de waarde van [adres 1] in [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) vastgesteld. Tevens is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2020 bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. Het betreft een omstreeks 1922 gebouwde twee-onder-een-kapwoning van 609 m³, met een kelder van 28 m², een garage van 85 m³ en een overkapping van 17 m². De onroerende zaak is gelegen in de wijk [wijk] op een perceel met een oppervlakte van 319 m².

2.2.

De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 386.000.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak en de aanslag gehandhaafd.

2.3.

Ter onderbouwing van de waarde heeft de heffingsambtenaar verwezen naar de op 3 december 2018 gerealiseerde verkoopprijs van de onroerende zaak van € 390.000 en het taxatierapport van 3 juli 2020, opgesteld door [A] , waarin de waarde per 1 januari 2019 is getaxeerd op € 386.000.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak op een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de waarde tot € 274.000, zijnde de WOZ-waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2018 vermeerderd met een gemiddeld stijgingspercentage. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing