Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:934, 20/00713

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:934, 20/00713

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 maart 2022
Datum publicatie
7 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:934
Formele relaties
Zaaknummer
20/00713

Inhoudsindicatie

Tijdigheid opleggen aanslag. Bewijs van uitstel voor het doen van aangifte. Beconregeling. Onzakelijke borgtocht.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 20/00713

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 23 oktober 2020, nummer BRE19/4664 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de wederpartij.

1.6.

De zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [de vrouw] (hierna: [de vrouw] ).

2.2.

Belanghebbende heeft geparticipeerd in de Maatschap [maatschap] (hierna: de maatschap). De maatschap maakte gebruik van de Uitstelregeling belastingconsulenten (hierna: beconregeling). Het beconnummer van de maatschap was [nummer] . Tot en met belastingjaar 2014 was de maatschap gemachtigd voor het aanvragen van uitstel voor het doen van aangifte namens belanghebbende. Per brief van 4 juni 2015 heeft de maatschap de inspecteur verzocht belanghebbende uit de uitstelregeling te verwijderen. In die brief wordt verwezen naar het uitstelbestand voor de beconregeling voor het aangiftejaar 2014. De maatschap is op [oktober] 2015 ontbonden ten gevolge van een faillissement.

2.3.

Belanghebbende is sinds 9 november 2015 bestuurder van [A BV] (hierna: [A BV] ), die op 8 oktober 2015 is opgericht. De aandelen in [A BV] worden middellijk gehouden door [de vrouw] en de kinderen van belanghebbende. [A BV] maakt gebruik van de beconregeling. Het beconnumer van [A BV] is (ook) [nummer] .

2.4.

Belanghebbende is houder van alle aandelen in [belanghebbende] B.V. Deze vennootschap is houder van 50% van de aandelen in [B BV] Laatst genoemde vennootschap is houder van alle aandelen in [C BV] en [D BV] [B BV] , [C BV] en [D BV] zijn failliet verklaard per [oktober] 2015.

2.5.

Op 24 januari 2011 is [belanghebbende] B.V. een “wijziging bestaande kredietovereenkomst” aangegaan met ABN AMRO. Daarbij heeft belanghebbende zich tegenover ABN AMRO hoofdelijk verbonden verklaard voor al hetgeen ABN AMRO nu of te eniger tijd uit hoofde van de kredietovereenkomst te vorderen heeft of zal hebben.

Op 2 februari 2011 is belanghebbende met [belanghebbende] B.V. en de maatschap een “overeenkomst inzake borgstellings provisie” overeengekomen. In de overeenkomst is het volgende vastgelegd:

“ [belanghebbende] BV (…) heeft zich uit hoofde van de bestaande kredietovereenkomst ten behoeve van de Maatschap [maatschap] borg gesteld voor het verstrekte rekening courant krediet groot euro 325.000,-- alsmede de pro resto lening groot euro 27.500,--.

De lening en het rekening-courant krediet zijn verstrekt op 21 januari 2008 door de ABN AMRO en de condities zijn opnieuw vastgelegd op 24 januari 2011.

De kredietlijnen met [belanghebbende] BV zijn verstrekt onder mede-aansprakelijkheid van [belanghebbende] privé.

De borg bedraagt in aanvang euro 325.000 vermeerderd met 40% voor rente en kosten.

De borgstellings provisie bedraagt 1% en is aflopend met de hoogte van het rekeningcourant krediet en de verstrekte lening.”.

De provisie is niet betaald.

2.6.

Op 12 maart 2014 heeft belanghebbende zich hoofdelijk verbonden jegens Rabobank als borg voor de debiteur tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank van [B BV] [D BV] en [C BV] te vorderen heeft of mocht hebben. Het bedrag waarvoor belanghebbende (hoofdelijk) uit hoofde van deze borgstelling kan worden aangesproken bedraagt nimmer meer dan € 40.000.

Op 15 maart 2014 heeft belanghebbende samen met [de vrouw] een borgstellingsovereenkomst gesloten met [D BV] Overeengekomen is dat de borgstellingsvergoeding 1% bedraagt. De provisie is niet betaald.

2.7.

Belanghebbende heeft, in eigen persoon, op 18 maart 2016 aangifte IB/PVV 2015 (hierna: de aangifte) gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 54.703 negatief. Belanghebbende heeft in verband met de borgstellingen een bedrag van € 146.378 als verlies uit overige werkzaamheden in aanmerking genomen. Na toepassing van de terbeschikkingsvrijstelling bedraagt de daaruit voortvloeiende aftrekpost € 128.813 (hierna: het TBS-verlies).

2.8.

De voorlopige aanslag IB/PVV 2015 is vastgesteld met dagtekening 17 juni 2016 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 54.703 negatief.

2.9.

De aanslag is vastgesteld met dagtekening 29 maart 2019 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 74.110. Daarbij is het TBS-verlies niet in aanmerking genomen.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is de aanslag tijdig vastgesteld? Meer in het bijzonder is in geschil of voor het doen van de aangifte uitstel is verleend in de zin van artikel 11, lid 3, Algemene wet inzake rijksbelastingen.

  2. Is het TBS-verlies aftrekbaar?

3.2.

Belanghebbende concludeert primair tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een bedrag van nihil en vaststelling van het verlies uit werk en woning op een bedrag van € 54.703. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing