Hoge Raad, 20-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:48, 22/01655
Hoge Raad, 20-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:48, 22/01655
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 20 januari 2023
- Datum publicatie
- 20 januari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:48
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2022:934
- Zaaknummer
- 22/01655
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 22/01655
Datum 20 januari 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 maart 2022, nr. 20/007131, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. BRE 19/4664) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven beschikking inzake belastingrente.
1 Geding in cassatie
Belanghebbende, vertegenwoordigd door F.A. Piek, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
2 Beoordeling van het middel
De Hoge Raad heeft de in het beroepschrift in cassatie aangevoerde klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).
De Hoge Raad heeft ook de nadien aangevoerde klacht beoordeeld over de onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meer van de raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gedaan. Deze klacht faalt op de gronden die zijn vermeld in de rechtsoverwegingen 5.2.1 tot en met 5.3 en 5.4.2 tot en met 5.8 van het arrest van de Hoge Raad van 21 oktober 2022,
.3 Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.