Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:936, 21/00246 tot en met 21/00248
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:936, 21/00246 tot en met 21/00248
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 23 maart 2022
- Datum publicatie
- 7 april 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2022:936
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1644
- Zaaknummer
- 21/00246 tot en met 21/00248
Inhoudsindicatie
Verwijzingszaak. Precariobelasting. Doorlopende vergunning ijsverkoper voor het innemen van seizoensplaatsen. Tariefswijziging. Exceptieve toets.
Afschaffing gemaximeerd tarief is niet gemotiveerd en de gewijzigde verordeningen zijn onzorgvuldig voorbereid en vastgesteld. Het hof kan daardoor niet beoordelen of sprake is van schending van algemene rechtsbeginselen of algemene beginselen van behoorlijk bestuur ten aanzien van belanghebbende. De verordeningen worden voor dit geval buiten toepassing gelaten en de daarop gebaseerde aanslagen worden vernietigd.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 21/00246 tot en met 21/00248
Uitspraak op het hoger beroep - na verwijzing door de Hoge Raad - van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraken van Rechtbank Gelderland te Arnhem (hierna: de rechtbank) van 21 september 2018 en 30 april 2019, nummers AWB 17/5432, AWB 17/5433 en AWB 18/951, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van Tribuut Belastingcentrum,
hierna: de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aanslagen precariobelasting voor 2016 en 2017 opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij de uitspraken op bezwaar voor 2016 en 2017 het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft voor beide jaren beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: hof A-L). Hof A-L heeft in zijn uitspraak van 24 december 20191 het hoger beroep gegrond verklaard en de aanslagen voor het jaar 2016 verminderd.2
De heffingsambtenaar heeft tegen de uitspraak van hof A-L beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Belanghebbende heeft incidenteel beroep in cassatie ingesteld. Bij arrest van 8 januari 20213 (hierna: het verwijzingsarrest) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard en het incidentele beroep in cassatie ongegrond verklaard, de uitspraak van hof A-L vernietigd en het geding naar onderhavig hof verwezen.
Beide partijen hebben naar aanleiding van het verwijzingsarrest een conclusie ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting van het hof nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de heffingsambtenaar.
De zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2022 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende, met zijn echtgenote, [de echtgenote] , en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en de heffingsambtenaar. Ook heeft belanghebbende het ingevulde ‘formulier proceskosten’ overgelegd.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat in afschrift aan partijen is verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende is zelfstandig ondernemer en verkoopt schepijs. Vanaf ongeveer 1975 deed hij dit vanuit standplaatsen aan de [adres 1] en het [adres 2] in de gemeente Epe.
De gemeente brengt vanaf 1987 bij standplaatshouders precariobelasting in rekening. Aanleiding daarvoor was een voorstel van het college van burgemeester en wethouders (hierna: B&W) aan de gemeenteraad.4 Delen van dit voorstel luiden:
‘Onze voorkeur gaat uit naar een heffing van precariorechten (…) De voorgestelde keuze is mede ingegeven door de werking van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in het fiscale recht en met name toegespitst op het gelijkheidsbeginsel (…)
Verder achten wij het een rechtvaardige zaak dat het tarief wordt gedifferentieerd naar het aantal m2 in gebruik genomen openbare gemeentegrond en naar de mate van gebruik (…)
Bovendien hebben wij het jaartarief voor meer dan 4 dagdelen, dat aanvankelijk werd gesteld op 500%, enigszins beperkt en wel tot 400% van het voor één dagdeel geldende jaartarief.’
In de Verordening precariobelasting 1987 is - in afwijking van het voorstel - een gemaximeerd tarief van (niet 400 maar) 300% van het voor één dagdeel geldende tarief toegepast voor het meer dan vier dagdelen innemen van een standplaats. Vast staat dat de gemeenteraad bewust heeft gekozen voor zo’n maximering van het tarief, om ondernemers zoals belanghebbende, die afhankelijk zijn van het seizoen en het weer en daarom niet alle vergunde dagdelen gebruiken, tegemoet te komen.
Vanaf 2013 is sprake van doorlopende vergunningen van de gemeente voor het innemen van standplaatsen. Aan belanghebbende is zo’n vergunning verleend voor de periode van 1 april tot en met 30 september voor drie dagdelen per dag, waarvan de tijdstippen zijn vastgesteld van 08.00-13.00 uur, 13.00-18.00 uur en 18.00-21.00 uur (uitsluitend voor koopavonden). Belanghebbende kon van maandag tot en met zondag gebruik maken van de standplaats aan het [adres 2] en van maandag tot en met vrijdag van de standplaats aan de [adres 1] .
In de Verordening precariobelasting 2016 en 2017 is geen maximering van het tarief meer opgenomen. In de tarieventabel 2016 is opgenomen dat het tarief voor het innemen van een vaste standplaats per 10 m2 per dagdeel € 5,10 bedraagt. Voor het jaar 2017 is dit tarief verhoogd naar € 5,16.
Voorafgaand aan de wijzigingen in de precariobelasting in 2016 is onderzoek verricht.5De bevindingen van dit onderzoek zijn gerapporteerd aan het college van B&W. In het rapport is - voor zover van belang - vermeld:
‘Aanleiding
In het collegeprogramma is afgesproken om te onderzoeken welke belastingen vereenvoudigd kunnen worden of mogelijk zelfs afgeschaft. Een van de mogelijkheden daartoe is hieronder verwoord.
Probleemstelling
(…)
Het bepalen van de grondslag en de hoogte van de heffing is bewerkelijk. De tarieven voor standplaatsen zijn complex vanwege de degressie per dagdeel per week en per oppervlakte.
(…)
Voorstel
-
De precario afschaffen, met uitzondering van die voor standplaatsen.
-
Het tarief voor standplaatsen vereenvoudigen.
Ad 2.Concreet stellen wij voor om één tarief per 10 m2 per dagdeel (geen degressie meer) te hanteren. Om macro gezien eenzelfde opbrengst voor standplaatsen te bereiken, moet het tarief verlaagd worden tot € 5,10 per 10 m2 per dagdeel (nu is dat € 7,10). Dit leidt tot een verschuiving van de belastingdruk binnen deze groep ondernemers.
Gevolgen
Degenen met grote standplaatsen en/of die meerdere dagdelen per week daarvan gebruik maken gaan meer betalen dan nu en degenen met kleinere standplaatsen en/of die er maar één dagdeel per week staan, gaan minder betalen dan nu.’
De Verordening precariobelasting 2016 is zonder vragen van de gemeenteraad over de gevolgen voor degenen die meer precariobelasting gaan betalen vastgesteld.
De Verordening precariobelasting 2016 is op 23 november 2015 bekend gemaakt in het
Gemeenteblad, nummer 109373, en is ook op www.officiëlebekendmakingen.nl gepubliceerd.
De Verordening precariobelasting 2017 is op 13 december 2016 bekendgemaakt in het Gemeenteblad, nummer 174382, en is ook op www.officiëlebekendmakingen.nl gepubliceerd.
Aan belanghebbende is voor de standplaats aan de [adres 1] voor 2015 een aanslag opgelegd van € 546,00, voor 2016 een aanslag van € 1.458,60 en voor 2017 een aanslag van € 1.475,76. Voor de standplaats aan het [adres 2] zijn de bedragen van de aanslagen respectievelijk € 553,03, € 1.989,00 en € 2.012,40.
Vast staat dat de Verordeningen precariobelasting 2016 en 2017 tijdig en op de juiste wijze zijn bekendgemaakt en dat belanghebbende niet vooraf individueel had hoeven te worden geïnformeerd over de nieuwe tariefstelling vanaf 2016.6
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de aanslagen precariobelasting 2016 en 2017 vernietigd of verminderd moeten worden.
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslagen naar maximaal 300% van het in dat jaar voor één dagdeel geldende tarief. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraken van de rechtbank.