Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1707, 21/01221

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1707, 21/01221

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 mei 2023
Datum publicatie
5 september 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:1707
Zaaknummer
21/01221
Relevante informatie
Art. 17 Wet WOZ, Art. 22 Wet WOZ, Art. 4 Uitv.reg WOZ, Art. 8:42 Awb, Art. 8:56 Awb, Art. 8:58 Awb

Inhoudsindicatie

In geschil is – naast de WOZ-waarde van een woning – de vraag of de rechtbank de goede procesorde heeft geschonden. Het hof beslist dat de rechtbank onjuist en in strijd met een goede rechtspleging heeft gehandeld door de heffingsambtenaar de gelegenheid te bieden tot 10 dagen voor de zitting een verweerschrift in te dienen. Hierdoor kan een belanghebbende in zijn procespositie worden geschaad. Ook is het in zijn algemeenheid voor een goede rechtspleging onwenselijk dat een dossier pas zo kort voor de zitting volledig is. De lange termijn die de heffingsambtenaar wordt gegund om een (eerste) reactie op het hoger beroepschrift in te dienen doet afbreuk aan het beginsel van gelijkwaardigheid van partijen.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01221

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van Rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 10 augustus 2021, nummer SHE 20/2905 in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Son en Breugel

hierna: de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de WOZ-beschikking over 2020 vastgesteld betreffende de onroerende zaak gelegen aan [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak). Tevens is in hetzelfde geschrift onder meer de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor de onroerende zaak voor het jaar 2020 bekendgemaakt (hierna: de aanslag).

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de WOZ-beschikking en de aanslag bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft in één geschrift uitspraak op bezwaar gedaan en hierbij de bezwaren ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen als gemachtigde van belanghebbende [gemachtigde] verbonden aan [A] en, namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een in 1993 gebouwde twee-onder-één kapwoning in [woonplaats] met een inhoud 340 m3, een aanbouw woonruimte met een inhoud van 76 m3, een tweede aanbouw woonruimte met een inhoud van 84 m3, een berging met een inhoud van 28 m3, twee dakkapellen, een carport en een tuinhuisje, op een perceel met een oppervlakte van 399 m2.

2.2.

De waarde van de onroerende zaak is door de heffingsambtenaar per de waardepeildatum 1 januari 2019 vastgesteld op € 478.000. Ter onderbouwing heeft de heffingsambtenaar verwezen naar het op 3 juni 2021 door [B] (taxateur) opgestelde taxatierapport (hierna: het taxatierapport) vergezeld van vastgoedrapporten. Hieruit volgt een waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum van € 478.000. De taxateur heeft deze waarde bepaald door middel van de vergelijkingsmethode waarbij gebruik is gemaakt van de volgende referentieobjecten:

Referentieobject

Verkoopdatum

Verkoopprijs

[adres 2] te [woonplaats]

03-05-2018

€ 349.000

[adres 3] te [woonplaats]

22-12-2017

€ 326.000

[adres 4] te [woonplaats]

03-07-2018

€ 339.000

2.3.

Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar een tweetal door hem in hoger beroep overgelegde matrices (hierna: de matrices) en stamkaarten. In matrix 1 vergelijkt belanghebbende de onroerende zaak met 5 referentieobjecten:

Referentieobject

Transportdatum

Verkoopprijs

[adres 2] te [woonplaats]

03-05-2018

€ 349.000

[adres 5] te [woonplaats]

02-04-2019

€ 320.000

[adres 3] te [woonplaats]

22-12-2017

€ 326.000

[adres 6] te [woonplaats]

05-08-2018

€ 334.000

[adres 7] te [woonplaats]

03-11-2017

€ 335.000

Hieruit volgt volgens belanghebbende voor de onroerende zaak een waarde per de waardepeildatum 1 januari 2019 van afgerond € 420.000 (primaire standpunt van belanghebbende).

In matrix 2 vergelijkt belanghebbende de onroerende zaak met 3 referentieobjecten:

Referentieobject

Transportdatum

Verkoopprijs

[adres 2] te [woonplaats]

03-05-2018

€ 349.000

[adres 3] te [woonplaats]

22-12-2017

€ 326.000

[adres 7] te [woonplaats]

03-11-2017

€ 335.000

Hieruit volgt volgens belanghebbende voor de onroerende zaak een waarde per de waardepeildatum 1 januari 2019 van afgerond € 428.000 (subsidiaire standpunt van belanghebbende). Ook heeft belanghebbende verwezen naar een in hoger beroep overgelegde luchtfoto met kadastrale gegevens.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Heeft de rechtbank de goede procesorde geschonden?

2. Is de WOZ-waarde van de onroerende zaak te hoog vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en verlaging van de WOZ-waarde van de onroerende zaak tot (primair) € 420.000. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing