Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1715, 22/00265
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-05-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:1715, 22/00265
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 mei 2023
- Datum publicatie
- 5 september 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:8, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/00265
Inhoudsindicatie
Hof matigt de in rekening gebrachte belastingrente, omdat de Belastingdienst over een deel van de periode de gelden tot haar beschikking heeft gehad. Belanghebbende beroept zich terecht op het arrest 18 november 2022 met herstelarrest 17 februari 2023 . Ook beroept belanghebbende zich terecht op artikel 30ia AWR. Het hof verwerpt het standpunt van de inspecteur dat niet wordt voldaan aan aartikel 30ia AWR, omdat er geen sprake is van ‘geheven’ belasting, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel. Bij inhouding van loonbelasting of premieheffing is wel degelijk sprake van ‘geheven’, zie artikel 1 en 27 Wet LB 1964.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00265
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 januari 2022, nummer BRE 20/8297 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2014 (hierna: IB/PVV 2014) gedaan.
De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd.
Belanghebbende heeft vervolgens een verbeterde aangifte IB/PVV 2014 ingediend.
De inspecteur heeft een navorderingsaanslag IB/PVV 2014 opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft tegen de beschikking belastingrente bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [gemachtigde] als gemachtigde, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .
Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende heeft het gehele jaar 2014 gewoond en gewerkt in het Verenigd Koninkrijk.
Belanghebbende heeft op 17 december 2019 aangifte IB/PVV 2014 gedaan. In de aangifte heeft belanghebbende opgenomen dat hij (deels) belastingplichtig en (deels) premieplichtig in [woonplaats] is. Verder heeft hij opgenomen dat over zijn loon van € 84.999 een bedrag van € 8.901 aan loonheffing is ingehouden en tevens dat het gehele loon elders is belast.
De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2020 de aanslag IB/PVV 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een premie-inkomen van nihil. Deze aanslag heeft geleid tot een teruggave van IB/PVV van € 8.901. Over deze teruggave is geen belastingrente vergoed.
Belanghebbende heeft op 28 januari 2020 een gewijzigd aangiftebiljet IB/PVV 2014 ingediend. Dit biljet is gelijk aan de eerdere aangifte, behalve dat vraag 57 van het aangiftebiljet is ingevuld en dat het premie-inkomen € 84.999 is.
De inspecteur heeft met dagtekening 14 maart 2020 de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een (maximaal) premie-inkomen van € 33.363 en daarbij gelijktijdig de beschikking belastingrente van € 1.165 gegeven. De belastingrente is berekend over de periode van 1 juli 2015 tot en met 14 april 2020.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of de belastingrente tot het juiste bedrag in rekening gebracht is. De navorderingsaanslag zelf is niet in geschil.
Het geschil spitst zich toe op het beantwoorden van de volgende vragen:
1. Kan belanghebbende een geslaagd beroep doen op artikel 30ia Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR)?
2. Dient de aan belanghebbende in rekening gebrachte belastingrente beperkt te worden op grond van het arrest van de Hoge Raad van 18 november 20221 en het daarop gevolgde herstelarrest van 17 februari 20232?
3. Indien punten 1 en 2 niet slagen, is er sprake van schending van het evenredigheidsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel?
4. Indien punten 1, 2 en 3 niet slagen, is er sprake van schending van artikel 1 Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (hierna: EP)?
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.