Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2043, 22/00039 tot en met 22/00041
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-06-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2043, 22/00039 tot en met 22/00041
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 juni 2023
- Datum publicatie
- 7 september 2023
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:6236, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/00039 tot en met 22/00041
- Relevante informatie
- Art. 1 Wet OB 1968, Art. 15 lid 1 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
De naheffingsaanslagen omzetbelasting over 2010 tot en met 2013 zijn terecht opgelegd. Belanghebbende heeft de facturen ter zake waarvan zij in 2010 en 2013 voorbelasting in aftrek heeft gebracht, niet overgelegd. Niet aannemelijk is dat belanghebbende in 2011 en 2012 werkzaamheden tegen vergoeding heeft verricht. Het hof vernietigt de boeten overeenkomstig het nadere standpunt van de inspecteur.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummers: 22/00039 tot en met 22/00041
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 december 2021, nummers BRE 18/8417, 18/8418 en 18/8543 in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken gelegen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2013 opgelegd. Tevens is bij beschikkingen heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht en zijn bij beschikkingen boeten opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] (hierna: [inspecteur 3] ).
Op deze zitting zijn de onderhavige zaken gelijktijdig behandeld.
Belanghebbende heeft tijdens de zitting het ingevulde formulier ‘proceskostenvergoeding’ overgelegd.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft vanaf oktober 2009 een onderneming gedreven in de vorm van een eenmanszaak handelend onder de naam [eenmanszaak] . De activiteiten van [eenmanszaak] bestonden (onder meer) uit ontruimings-, rennovatie-, en opknapwerkzaamheden en het plaatsen van airco- en ventilatiesystemen. De eenmanszaak is op 12 november 2013 uitgeschreven uit het handelsregister.
Belanghebbende heeft op 29 mei 2012 alle aandelen in [B.V. 1] B.V. overgenomen van [A] (hierna: [A] ). De naam van de vennootschap is gewijzigd in [B.V. 2] B.V. De vennootschap handelde ook onder de namen [B] en [C] / [D] .
Belanghebbende heeft ter zake van haar eenmanszaak per kwartaal aangiften omzetbelasting ingediend. Over de tijdvakken in 2010 tot en met 2013 zijn de volgende bedragen op aangifte aangegeven:
Jaar |
OB verlegd (€) |
Voorbelasting (€) |
Te ontvangen (€) |
Eerste kwartaal 2010 |
0 |
2.375 |
2.375 |
Tweede kwartaal 2010 |
4.862 |
1.715 |
1.715 |
Derde kwartaal 2010 |
24.175 |
8.542 |
8.542 |
Vierde kwartaal 2010 |
55.970 |
9.355 |
9.355 |
Totaal 2010 |
85.007 |
21.987 |
21.987 |
Eerste kwartaal 2011 |
56.355 |
8.761 |
8.761 |
Tweede kwartaal 2011 |
53.188 |
8.987 |
8.987 |
Derde kwartaal 2011 |
58.736 |
9.162 |
9.162 |
Vierde kwartaal 2011 |
57.021 |
9.396 |
9.396 |
Totaal 2011 |
225.300 |
36.297 |
36.297 |
Eerste kwartaal 2012 |
48.623 |
8.993 |
8.993 |
Tweede kwartaal 2012 |
50.659 |
8.935 |
8.935 |
Derde kwartaal 2012 |
51.986 |
9.037 |
9.037 |
Vierde kwartaal 2012 |
58.651 |
9.763 |
9.763 |
Totaal 2012 |
209.919 |
36.728 |
36.728 |
Eerste kwartaal 2013 |
53.585 |
9.431 |
9.431 |
Tweede kwartaal 2013 |
53.793 |
9.846 |
9.846 |
Derde kwartaal 2013 |
48.564 |
9.738 |
9.738 |
Vierde kwartaal 2013 |
- |
- |
- |
Totaal 2013 |
155.942 |
29.015 |
29.015 |
De inspecteur heeft bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken in 2010 tot en met 2013. Het boekenonderzoek is aangekondigd op 25 november 2013. In het kader van het boekenonderzoek hebben controlemedewerkers van de Belastingdienst in 2014 een aantal gesprekken met belanghebbende gevoerd.
Lopende het boekenonderzoek hebben controlemedewerkers van de Belastingdienst derdenonderzoeken verricht.
[E] (hierna: [E] ) heeft in het kader van een derdenonderzoek op 8 oktober 2014 het volgende verklaard:
‘ [belanghebbende] heeft in april 2011 contact gezocht met [F] (…) voor het aanschaffen van enkele artikelen die t.b.v. “Scrappen” worden gebruikt.
[belanghebbende] heeft 1 betaling gedaan bij de eerste bestelling.
Bij de volgende bestellingen heeft [belanghebbende] aangegeven dat ze de facturen meteen zou betalen. (…)
We hebben schriftelijk bij [belanghebbende] aangegeven dat ze in gebreke was gebleven en de openstaande facturen per omgaande moest betalen (…).
Op 7 juli 2011 zijn we naar [adres 1] in [plaats 1] geweest om met [belanghebbende] te praten. (…) Na dit gesprek zijn we weer naar de politie in [plaats 2] geweest, maar zij gaven aan dat ze niks konden betekenen. Daarom hebben we nog op 5 augustus 2011 een laatste brief geschreven (…). Echter, dit heeft ook geen effect gehad.
En dit is het laatste contact geweest met [belanghebbende] , want het adres in [plaats 1] bleek daarna leeg te zijn; alsof ze verhuist waren.
(…)
[belanghebbende] heeft aangegeven dat ze in november 2011 op ons huisadres van de [adres 2] in [plaats 2] opruimingswerkzaamheden heeft verricht. En deze werkzaamheden zouden een hennepkwekerij betreffen.
In mijn woning waar ik sinds augustus 2008 woon, heb ik nooit een hennepkwekerij gehad. En na het gesprek op 7 juli 2011 heb ik [belanghebbende] nooit meer gezien. Haar verklaring is complete onzin.’.
[A] heeft in het kader van een derdenonderzoek op 14 april 2015 een door de inspecteur opgemaakte verklaring voor akkoord getekend. In die verklaring is onder meer het volgende vermeld:
‘U heeft in het verleden, in uw hoedanigheid als makelaar of verhuurder van onroerend goed, nimmer facturen uitgereikt aan [belanghebbende] voor het opknappen, renoveren of uitruimen van woningen. U heeft ook nimmer (bouw)materialen en / of andere goederen geleverd aan [belanghebbende] .
Uw terreinwagen zou op naam van [B.V. 2] BV komen te staan en u zou er dan tijdens uw werk voor deze BV in kunnen rijden. U heeft deze auto nimmer verhuurd. In 2011 had u inderdaad een auto op naam van het merk Landrover, type Discovery TDI COMM, met kenteken [kenteken] , afgegeven d.d. 03-01-1996. U heeft die auto in 2012 aan derden verkocht voor € 1.000.
[belanghebbende] en/of [B.V. 2] BV heeft nooit facturen aan u uitgereikt. U heeft haar noch per bank noch contant ooit betaald voor werkzaamheden van welke aard dan ook.’.
[inspecteur 3] , controlemedewerker van de Belastingdienst, heeft op 14 april 2015 naar aanleiding van verrichte derdenonderzoeken onder meer de volgende ambtsedige verklaringen opgemaakt:
‘Op 07-08-2014 heb ik een gesprek gehad met [G] ( [G] ) [G] op diens woonadres [adres 3] te [plaats 3] . Nadat ik het doel van mijn bezoek had toegelicht, verklaarde [G] desgevraagd dat er in 2011 geen werkzaamheden van welke aard dan ook aan het pand hebben plaatsgevonden. Hij heeft hiervoor dan ook nimmer betalingen verricht.’
en
‘Op 07-08-2014 heb ik een gesprek gehad met [H] op haar woonadres [adres 4] te [plaats 4] . Nadat ik het doel van mijn bezoek had toegelicht, verklaarde [H] desgevraagd als volgt:
“In het verleden vond verhuur van [adres 5] in [plaats 5] plaats door tussenkomst van [A] . Er heeft nooit een renovatie of iets dergelijks aan dit pand plaats gevonden. In 2012 ben ik nog bij de Politie geweest in verband met vermeende oplichting door een vrouw die zaken deed met [A] . Haar naam ben ik even kwijt”.’.
[I] (hierna: [I] ) van [B.V. 3] B.V. (hierna: [B.V. 3] ) heeft in het kader van een derdenonderzoek op 6 oktober 2015 onder meer het volgende verklaard:
‘Hierbij verklaar ik dat de door u getoonde factuur van [eenmanszaak] dd 23-2-2011, bedrag € 7.914 niet in onze administratie voorkomt.’.
[J] (hierna: [J] ) heeft namens [B.V. 4] B.V (hierna: [B.V. 4] ) vlak na 29 oktober 2015 een door de inspecteur opgemaakte brief voor akkoord getekend. In die brief is onder meer het volgende vermeld:
‘Factuur [eenmanszaak] d.d. 17-1-2011, factuurnummer [nummer 1] , totaalbedrag € 18.413,90
Desgevraagd verklaarde u dat deze factuur niet in uw administratie voorkomt en u heeft deze factuur dan ook nimmer betaald. (…)
[eenmanszaak] heeft uiterlijk tot in het voorjaar van 2010 voor u gewerkt. U heeft op 22 maart 2010 schriftelijk formeel de samenwerking beëindigd. Na deze datum heeft [eenmanszaak] geen werkzaamheden voor u verricht die de betreffende factuur uit 2011 kunnen rechtvaardigen.
Factuur [eenmanszaak] d. d. 23-3-2011, factuurnummer [nummer 2] , totaalbedrag € 3.912,60
U merkte op dat dit geen factuur betreft maar een aanmaning Deze heeft betrekking op een viertal facturen van [eenmanszaak] uit 2009 die u alle deels heeft betaald.’.
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport. Het controlerapport is opgemaakt in november 2015 en op 25 november 2015 aan belanghebbende toegezonden. In het controlerapport is aangekondigd dat naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken in 2010 tot en met 2013 worden opgelegd. Ook is aangekondigd dat met betrekking tot de tijdvakken in 2010 een verzuimboete wordt opgelegd en met betrekking tot de tijdvakken in 2011 tot en met 2013 vergrijpboeten worden opgelegd.
De inspecteur heeft de onderhavige naheffingsaanslagen opgelegd en boete- en rentebeschikkingen aan belanghebbende gegeven:
Periode |
Dagtekening |
Aanslagnummer eindigend op |
Belasting € |
Boete € |
Rente € |
Hierna te noemen |
2010 |
28 december 2015 |
[nummer 3] |
21.987 |
2.198 |
3.493 |
aanslag OB 2010 |
2011 |
25 februari 2016 |
[nummer 4] |
36.297 |
12.000 |
5.022 |
aanslag OB 2011 |
2012-2013 |
25 februari-2016 |
[nummer 5] |
65.743 |
22.000 |
6.707 |
aanslag OB 2012-2013 |
De inspecteur heeft deze naheffingsaanslagen, de rentebeschikkingen en de boetebeschikkingen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
Bij V.o.f. [V.O.F.] (hierna: [V.O.F.] ) is in het kader van een derdenonderzoek de aanvaardbaarheid van enkele in de administratie van belanghebbende voorkomende facturen op naam van [V.O.F.] beoordeeld. Het derdenonderzoek heeft plaatsgehad op 30 april en 2 mei 2019. Van het derdenonderzoek is op 14 mei 2019 een controlerapport opgemaakt. Bij dat controlerapport is een door de inspecteur opgemaakte en door [K] (hierna: [K] ), vennoot van [V.O.F.] , voor akkoord getekende, verklaring gevoegd. In die verklaring is onder meer het volgende vermeld:
‘Eén keer werd een volledig appartement schoongemaakt. Dit appartement bevond zich op de middelste verdieping van een pand aan een drukke, doorgaande weg in [plaats 3] ;
- de opdrachtgevers voor deze schoonmaakklus waren een man en vrouw. De vrouw was tenger gebouwd en heeft gezegd dat ze kanker heeft. Volgens u betrof het een makelaarsbedrijf. Het stel is regelmatig verhuisd en heeft ook een tijd in Duitsland gewoond. Volgens u zaten veel mensen achter haar aan omdat ze nog geld van haar tegoed hadden;
de factuur voor de klus in [plaats 3] is volgens u nooit betaald. Daarom is dit de enige opdracht geweest die u voor het betreffende stel heeft verricht.
(…)
Vervolgens heb ik u een afschrift van een factuur d.d. 1-3-2011 van [V.O.F.] (…) aan [eenmanszaak] getoond. Daarop wordt als omschrijving vermeld: “1x schoonmaak appartement vlgs afspraak [adres 6] , [plaats 3] " en "1 x schoonmaak appartement vlgs afspraak [adres 7] , [plaats 5] ”.
Over deze factuur heeft u desgevraagd als volgt verklaard:
- deze factuur kan betrekking hebben op het eerder bedoelde appartement in [plaats 3] . Maar in [plaats 5] heeft u nimmer gewerkt;
- u herkent de afbeelding op de factuur als die welke u destijds gebruikte.
Op 8 mei 2019 heb ik u afschriften van de volgende facturen van [V.O.F.] (…) aan [eenmanszaak] getoond:
(…)
Over deze facturen heeft u desgevraagd als volgt verklaard:
- de adressen herken ik niet als locaties waar wij schoonmaakwerkzaamheden hebben verricht;
- ik ben één keer op de [adres 1] geweest voor een gesprek met de mevrouw van [eenmanszaak] ;
- voor schoonmaak van drugspanden heb je speciale schoonmaakmiddelen nodig. Ik deed de inkoop, en ik heb deze niet ingekocht;
- de stempel “VOLDAAN” en de daarin geplaatste handtekening/paraaf herken ik niet. Wij hadden niet een dergelijke stempel. Mijn partner tekende nooit zo sierlijk en ik heb zelf nooit getekend;
- U zegt mij dat de berekening van de in rekening gebrachte omzetbelasting niet juist is. Dat is me nooit eerder opgevallen, mijn partner maakte de facturen op.
- indien er bedragen ontvangen zouden zijn van een omvang als op deze facturen, was me dat zeker opgevallen. De meeste ontvangsten betroffen die voor ramen wassen en enkele horecapanden;
- ons adres op de factuur (…) is niet juist, ik ken dit adres niet. (…)’.
De rechtbank heeft de aanslag OB 2011 verminderd tot € 35.846 en de daarop betrekking hebbende heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Verder heeft de rechtbank de boeten verminderd tot € 1.758 (2010), € 9.419 (2011) respectievelijk € 17.600 (2012 en 2013). De aanslag OB 2010 en de aanslag OB 2012-2013 en de daarbij gegeven rentebeschikkingen heeft de rechtbank gehandhaafd.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft - na het onderzoek op de zitting - het antwoord op de volgende vragen:
-
Zijn de naheffingsaanslagen onjuist te naam gesteld?
-
Zijn de naheffingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen vastgesteld?
-
Is terecht heffingsrente dan wel belastingrente in rekening gebracht?
-
Heeft belanghebbende recht op vergoeding van geleden immateriële schade?
Ter zitting heeft de inspecteur het standpunt ingenomen dat de in geschil zijnde boeten moeten worden vernietigd. Naar aanleiding daarvan heeft belanghebbende ter zitting het standpunt ingenomen dat de vraag of door de rechtbank te veel griffierecht is geheven geen beantwoording behoeft.
Niet in geschil is dat de rechtbank de aanslag OB 2011 terecht heeft verminderd met € 451 tot € 35.846.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van alle naheffingsaanslagen, rente- en boetebeschikkingen.
De inspecteur concludeert met betrekking tot de naheffingsaanslagen primair tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank en subsidiair tot handhaving van de aanslag OB 2010, vermindering van de aanslag OB 2011 tot € 31.063 en vermindering van de aanslag OB 2012-2013 tot € 63.232.