Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2416, 22/00818

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2416, 22/00818

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 juli 2023
Datum publicatie
12 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:2416
Formele relaties
Zaaknummer
22/00818
Relevante informatie
Art. 27e AWR, Art. 47 AWR, Art. 49 AWR, Art. 52a AWR

Inhoudsindicatie

Informatiebeschikking. Toetsingsmoment. Het hof is van oordeel dat de rechtmatigheid van een informatiebeschikking dient te worden getoetst naar het moment waarop die beschikking is genomen. Ondanks dat de informatiebeschikking terecht is gegeven wordt deze toch gedeeltelijk vernietigd omdat de in de informatiebeschikking beschikking geconstateerde informatieverzuimen voor zover deze zien op de jaren 2013 tot en met 2017 niet tot omkering van bewijslast zullen leiden.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/00818

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 2 maart 2022, nummer BRE 20/9016, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gegeven ten behoeve van nog op te leggen (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over de jaren 2005 tot en met 2017.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Op 20 november 2017 heeft de Belastingdienst een groepsinlichtingenverzoek ingediend bij de Zwitserse autoriteiten, met betrekking tot Nederlandse rekeninghouders bij de Zwitserse bank [bank] (hierna: [bank] ).

2.2.

Op 14 mei 2018 heeft de Belastingdienst in reactie op het groepsverzoek een renseignement ontvangen, waarin is opgenomen dat belanghebbende een rekening met het nummer [nummer] heeft aangehouden bij de [bank] .

2.3.

Met dagtekening 31 mei 2018 heeft de inspecteur aan belanghebbende een brief verstuurd met vragen over de door haar aangehouden rekening bij de [bank] . Bij de brief is een formulier ‘verklaring vermogen buitenland’ gevoegd.

2.4.

De zoon van belanghebbende heeft met dagtekening 22 juni 2018 op deze brief gereageerd. In deze reactie schrijft hij dat zijn moeder de gevraagde informatie niet kan verstrekken en het formulier ‘verklaring vermogen buitenland’ niet kan invullen vanwege haar gezondheidstoestand.

2.5.

Op 17 juli 2018 heeft de inspecteur in een brief, gericht aan zowel belanghebbende als haar zoon, voor de tweede keer verzocht om de bankgegevens te verstrekken. In deze brief wordt tevens gevraagd om een doktersverklaring te overleggen waaruit blijkt dat belanghebbende vanwege haar gezondheidstoestand de vragen in het formulier ‘verklaring vermogen buitenland’ niet kan beantwoorden. De zoon van belanghebbende heeft op 2 augustus 2018 op deze brief gereageerd.

2.6.

Op 21 augustus 2018 heeft de inspecteur belanghebbende voor een derde keer verzocht de informatie te verstrekken. Per brief van 31 augustus 2018 is op de derde vragenbrief van de inspecteur gereageerd, ditmaal door de gemachtigde van belanghebbende.

2.7.

In een brief van 17 september 2018 deelt de gemachtigde van belanghebbende aan de inspecteur mede dat de gevraagde informatie niet verstrekt zal worden. Bij deze brief is een doktersverklaring overgelegd. Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende vanwege haar gezondheidstoestand niet in staat is zelfstandig de vragen in het formulier ‘verklaring vermogen buitenland’ te beantwoorden.

2.8.

Met dagtekening 2 november 2018 is de informatiebeschikking zoals bedoeld in artikel 52a, lid 1 AWR aan belanghebbende gegeven in verband de nog op te leggen (navorderings)aanslagen IB/PVV voor de jaren 2005 tot en met 2017 (hierna: de informatiebeschikking). De informatiebeschikking is afgegeven omdat belanghebbende volgens de inspecteur niet aan haar informatieplicht van artikel 47 AWR heeft voldaan. In de informatiebeschikking wordt belanghebbende voor het laatst in de gelegenheid gesteld om de gevraagde informatie te verstrekken binnen zes weken na de dagtekening van de informatiebeschikking. De informatiebeschikking heeft betrekking op de volgende gegevens:

- de bankafschriften van de rekening aangehouden bij de [bank] ;

- de vermogensoverzichten van de hiervoor genoemde bankrekening(en);

- het openingsformulier van de hiervoor genoemde bankrekening(en);

- de correspondentie met de bank;

- de eventuele machtigingen op de bankrekening(en);

- het sluitingsformulier (indien de bankrekening is gesloten).

2.9.

Belanghebbende heeft op 13 december 2018 bezwaar gemaakt tegen de informatiebeschikking.

2.10.

Op 28 februari 2019 heeft de Belastingdienst een aanvullend informatieverzoek gedaan bij de Zwitserse autoriteiten met betrekking tot de door belanghebbende aangehouden rekening bij de [bank] . Het verzoek betreft de kalenderjaren 2012 tot en met 2017.

2.11.

Op 19 augustus 2019 is door de Zwitserse autoriteiten op het informatieverzoek van 28 februari 2019 gereageerd. Daarbij zijn met betrekking tot de jaren 2012 tot en met 2017 gegevens verstrekt ten aanzien van de door belanghebbende bij de [bank] aangehouden bankrekening. Uit deze gegevens blijkt onder meer dat de rekening op 17 september 2014 is gesloten. Na ontvangst van deze gegevens stelt de inspecteur dat het belang van de informatiebeschikking voor de jaren 2013 tot en met 2017 is komen te vervallen, omdat hij voor deze periode door het (aanvullende) verzoek aan de Zwitserse autoriteiten inmiddels de benodigde informatie tot zijn beschikking heeft gekregen.

2.12.

In het kader van de bezwaarprocedure heeft de gemachtigde van belanghebbende inzage gehad in het dossier en heeft hij afgezien van zijn hoorrecht. Met dagtekening 16 september 2020 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende afgewezen.

2.13.

In de ingediende aangiften IB/PVV 2005 tot en met 2017 van belanghebbende zijn geen buitenlandse vermogensbestanddelen aangegeven.

2.14.

De rechtbank heeft de informatiebeschikking gehandhaafd. Tevens heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht, de proceskosten en immateriële schade. Bij het vaststellen van de vergoeding van de proceskosten is de rechtbank uitgegaan van een wegingsfactor 0,5 omdat volgens haar uitsluitend recht op proceskostenvergoeding bestaat in verband met het toekennen van een immateriële schadevergoeding.

3 Geschil en conclusies van partijen

In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of de informatiebeschikking voor zover het de jaren 2013 tot en met 2017 betreft moet worden vernietigd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend.

Ter zitting bij het hof heeft de inspecteur verklaard dat voor de jaren 2011 tot en met 2017 geen termijn aan belanghebbende hoeft te worden gesteld om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken omdat hij de benodigde informatie inmiddels op andere wijze heeft verkregen.

4 Gronden

5 Beslissing