Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2477, 21/01590

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-07-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2477, 21/01590

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 juli 2023
Datum publicatie
12 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:2477
Formele relaties
Zaaknummer
21/01590
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13a, Art. 3.81 Wet IB 2001, Art. 3.146 Wet IB 2001, Art. 10 Wet LB

Inhoudsindicatie

Het pensioenfonds van belanghebbende heeft in 2018 vastgesteld dat hij voor de jaren 2001 tot en met 2018 recht had op een invaliditeitspensioen. Het pensioen is volledig uitbetaald en belast in 2018. Belanghebbende stelt dat het deel van het pensioen dat betrekking heeft op de jaren 2001 tot en met 2017 onterecht in de aanslag IB/PVV 2018 is betrokken. Hij beroept zich op artikel 13a, lid 2, Wet op de loonbelasting 1964. Deze bepaling ziet echter niet op zijn situatie nu hij geen zeggenschap had over het genietingstijdstip. Het hoger beroep is ongegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01590

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonend in [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 december 2021, nummer BRE 20/8075, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft voor het jaar 2018 de aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden 16 juni 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde mr. [gemachtigde] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Stichting Pensioenfonds Zorg Welzijn Pensioenuitbetalingen (hierna: het pensioenfonds) heeft in 2018 vastgesteld dat belanghebbende recht heeft op een invaliditeitspensioen met terugwerkende kracht vanaf 2002 tot en met 2018 van € 22.909. Het invaliditeitspensioen is volledig aan belanghebbende uitbetaald in 2018. Op het invaliditeitspensioen is € 8.360 aan loonheffing ingehouden.

2.2.

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 de uitbetaling van het pensioenfonds geheel aangegeven als belastbaar inkomen uit werk en woning.

2.3.

Nadat door de inspecteur de aanslag IB/PVV 2018 (hierna: de aanslag) conform de ingediende aangifte is opgelegd, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

2.4.

De inspecteur heeft de aanslag in bezwaar gehandhaafd.

2.5.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is of het invaliditeitspensioen ten onrechte in zijn geheel in het jaar 2018 in de aanslag is betrokken. Meer specifiek is in geschil of artikel 13a, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964) ten onrechte niet is toegepast.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.143. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing