Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2779, 22/00572
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 30-08-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2779, 22/00572
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2023
- Datum publicatie
- 20 oktober 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:824, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1571
- Zaaknummer
- 22/00572
- Relevante informatie
- Art. 42 Zvw, Art. 2 Wfsv
Inhoudsindicatie
Inwoner van Bulgarije geniet AOW en verricht werkzaamheden voor een Nederlandse werkgever in België. Voor de periode van detachering heeft belanghebbende een A1-verklaring waarin het Nederlandse sociale verzekeringsstelsel van toepassing is verklaard. Dit is in overeenstemming met Verordening 883/2004. De inspecteur heeft bij het opleggen van de definitieve aanslag terecht premies Anw en Wlz geheven. Bij het opleggen van de voorlopige aanslag heeft de inspecteur een minder verstrekkende onderzoeksplicht en mag hij uitgaan van de gegevens die belanghebbende heeft verstrekt.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00572
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Bulgarije),
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van
17 februari 2022, nummer BRE 20/8191, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) 2017 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn doorgestuurd naar de inspecteur.
De zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2023 in ’s-Hertogenbosch. Vóór de zitting hebben belanghebbende en de inspecteur laten weten dat zij niet zullen verschijnen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende heeft de Duitse nationaliteit en woonde heel 2017 in Bulgarije. Belanghebbende was van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 in dienst van
[A BV] in [plaats] en was door zijn werkgever gedetacheerd naar [bedrijf] in België.
Voor de periode van detachering beschikte belanghebbende over een A1-verklaring waarin het Nederlandse sociale verzekeringsstelsel op belanghebbende van toepassing is verklaard.
Belanghebbende heeft in 2017 vanuit Nederland een loon van € 41.663 en een AOW-uitkering van € 2.065 ontvangen. De werkgever heeft op het loon van belanghebbende € 1.921 ingehouden aan premie volksverzekeringen voor de Wet langdurige zorg (Wlz) en Algemene nabestaandenwet (Anw). Daarnaast heeft de werkgever € 2.083 aan inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: werkgeversheffing) ingehouden en afgedragen. Op de AOW-uitkering is door de Sociale Verzekeringsbank geen premie volksverzekeringen en ook geen werkgeversheffing ingehouden.
Belanghebbende heeft in het aangifteprogramma van de Belastingdienst een aangifte voor buitenlands belastingplichtigen ingediend. In de aangifte heeft hij € 41.663 als inkomsten uit werk en woning opgegeven. Hij heeft aangegeven dat hij als kwalificerend buitenlands belastingplichtige moet worden aangemerkt. De AOW-uitkering heeft hij niet aangegeven en hij heeft de vraag "Was u heel 2017, of een deel daarvan, in Nederland verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen” met "Nee" beantwoord.
Vervolgens is aan belanghebbende een voorlopige aanslag IB/PVV over 2017 opgelegd. Omdat belanghebbende in de aangifte de vraag “Was u heel 2017, of een deel daarvan in Nederland verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen" met “Nee” heeft beantwoord zijn alle door de werkgever op het loon van belanghebbende ingehouden premies voor de Wlz en Anw aan belanghebbende terugbetaald.
In de definitieve aanslag IB/PVV over 2017 heeft de inspecteur de AOW-uitkering bijgeteld en de inkomsten uit werk en woning vastgesteld op € 43.728. Omdat belanghebbende van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 premieplichtig is voor de volksverzekeringen heeft de inspecteur de premie voor de Wlz en de Anw vastgesteld op € 1.921.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of belanghebbende van 1 januari 2017 tot 31 juli 2017 premieplichtig is voor de Wlz en Anw.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslag tot nihil. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.