Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3019, 21/00530
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3019, 21/00530
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 september 2023
- Datum publicatie
- 1 februari 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:1527, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 21/00530
- Relevante informatie
- Art. 9.6 Wet IB 2001, Art. 45aa Uitv reg IB 2001
Inhoudsindicatie
Artikel 9.6 Wet IB 2001 en artikel 45aa Uitvoeringsregeling IB 2001.
Het hof volgt het oordeel van de rechtbank dat het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 terecht is afgewezen. De onjuistheid van de belastingaanslag vloeit voort uit de uitspraak van het HvJ op 8 mei 2019 in de zaak C-631/17. Aangezien de uitspraak van het HvJ is gedaan nadat de belastingaanslag onherroepelijk vaststond, is de uitzondering van artikel 45aa, aanhef en onder b, Uitvoeringsregeling van toepassing op belanghebbende. Het hof oordeelt dat het evenredigheidsbeginsel niet is geschonden, omdat de bezwaartermijn van zes weken een redelijke termijn is. Dat belanghebbende ervoor heeft gekozen om binnen deze bezwaartermijn geen bezwaar te maken tegen de aanslag komt voor zijn rekening en risico. Het hof acht zich niet bevoegd te oordelen over de vraag of er sprake is van een onverschuldigde betaling van premies.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 21/00530
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [plaats 1] (Letland), met gekozen domicilie in [plaats 2] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 maart 2021, nummer BRE 20/1065, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (IB/PVV) 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente vergoed.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tevens aangemerkt als verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag en heeft dit verzoek bij beschikking afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] , als gemachtigde van belanghebbende,
en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.
2 Feiten
Belanghebbende woonde in het jaar 2015 in [plaats 3] en was werkzaam voor een Nederlandse werkgever op een schip dat voer onder de vlag van de Bahama’s.
Belanghebbende heeft op 21 april 2016 de aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 ingediend. In de aangifte heeft hij aangegeven dat hij het gehele jaar premieplichtig is in Nederland.
De aanslag is met dagtekening 31 december 2016 vastgesteld conform de door belanghebbende ingediende aangifte. De aanslag bestaat enkel uit premies volksverzekeringen over een premie-inkomen van € 22.991.
Belanghebbende heeft binnen de bezwaartermijn geen bezwaar ingesteld tegen de aanslag.
Belanghebbende heeft op 7 oktober 2019 alsnog bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Zijn grond om alsnog bezwaar te maken is gelegen in het antwoord op de prejudiciële vragen van de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ) over de toepassing van de restbepaling (artikel 11, derde lid onder e van Verordening (EG) nr. 883/2004) (hierna: de Verordening).1 Op 8 mei 2019 heeft het HvJ uitspraak gedaan in de zaak C-631/17 (hierna: de uitspraak van het HvJ).2 In deze uitspraak heeft het HvJ het volgende voor recht verklaard:
‘Artikel 11, lid 3, onder e), van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 465/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012, moet aldus worden uitgelegd dat een situatie als aan de orde in het hoofdgeding, waarin een persoon zijn woonplaats in zijn lidstaat van herkomst heeft behouden terwijl hij als zeevarende werkzaam is voor een in een andere lidstaat gevestigde werkgever, op een schip dat buiten het grondgebied van de Europese Unie en onder de vlag van een derde land vaart, binnen de werkingssfeer van die bepaling valt, waardoor de toepasselijke nationale wetgeving die van de lidstaat van de woonplaats van die persoon is.’
De feitelijke situatie als in het hoofdgeding van de uitspraak van het HvJ aan de orde, is voor wat betreft de toepassing van de restbepaling gelijk aan de situatie van belanghebbende.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding en heeft het daarnaast aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag. Dit verzoek is op 30 december 2019 door de inspecteur afgewezen.
Tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag heeft belanghebbende bezwaar ingesteld. Bij uitspraak op bezwaar van 6 februari 2020 heeft de inspecteur het bezwaar afgewezen.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of terecht geen ambtshalve vermindering van de aanslag is verleend.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en vermindering van de aanslag naar nihil. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.