Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3022, 22/00123
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3022, 22/00123
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 september 2023
- Datum publicatie
- 24 januari 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBLIM:2021:9846
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:989, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 22/00123
- Relevante informatie
- Art. 228a Gemw
Inhoudsindicatie
Rioolheffing. Opbrengstlimiet. Gelijkheidsbeginsel.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00123
Uitspraak op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen,
hierna: de heffingsambtenaar,
en het incidentele hoger beroep van
Stichting [belanghebbende] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 24 december 2021, nummer ROE 17/2275, in het geding tussen belanghebbende en de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2014 bij één geschrift 275 aanslagen rioolheffing opgelegd van elk € 260,16 betreffende 275 percelen in [gemeente] .
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar (deels) gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De heffingsambtenaar heeft schriftelijk gereageerd op het incidentele hoger beroep.
De zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen als gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, als gemachtigde van de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] , vergezeld van [naam] , werkzaam bij de gemeente [gemeente] .
Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota doorgestuurd naar de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij. Deze pleitnota’s worden met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen.
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende was als woningbouwvereniging in het jaar 2014 eigenaar van 275 percelen in de gemeente [gemeente] (hierna: de gemeente). Elk perceel is voorzien van een aansluiting op de gemeentelijke riolering.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014, vervat in één geschrift, 275 aanslagen rioolheffing voor eigenaren opgelegd naar een tarief van € 260,16 per perceel. Het totaalbedrag van de aanslagen rioolheffing is € 71.544.
Krachtens artikel 5 (Maatstaf van heffing) in verbinding met artikel 6 (Belastingtarieven) van de gemeentelijke Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014 (hierna: de Verordening) bedraagt het tarief voor het eigenarendeel voor een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering een vast bedrag per perceel van € 260,16 indien de WOZ-waarde lager is dan € 1 miljoen. Voor de percelen met een hogere WOZ-waarde wordt een aanvullend tarief geheven. De Verordening bevat geen vrijstellingen.
Het begrip ‘perceel’ wordt in de Verordening (artikel 1, aanhef en onder a) gedefinieerd als ‘een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan’. Het begrip ‘gemeentelijke riolering’ wordt in de Verordening (artikel 1, aanhef en onder b) gedefinieerd als ‘een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente’.
De gemeenteraad heeft op 5 november 2013 de Programmabegroting 2014 en de 0e begrotingswijziging 2014 vastgesteld. Op pagina 14 van de Programmabegroting 2014 (hierna: de programmabegroting) zijn zowel de geraamde baten als de geraamde lasten exclusief BTW ter zake van de rioolheffing geraamd op € 3.877.000. Het geraamde bedrag aan baten bestaat uit twee posten: de post ‘rioolrechten op niet-woningen’ voor een bedrag van € 290.000 en de post ‘rioolrechten’ voor een bedrag van € 3.587.000. Geraamde baten van € 22.689 inzake rioolaansluitingen zijn niet meegeteld. In de programmabegroting is als last onder meer de post ‘uitbestede onderhoudswerkzaamheden’ voor een bedrag van € 772.900 in aanmerking genomen.
In het jaar 2014 heeft de gemeente 15.129 percelen in de rioolheffing betrokken en 2.585 percelen, waaronder 586 garageboxen, niet.
Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft de potentiële baten van de 586 garageboxen alsnog tot de begrote baten gerekend. In de uitspraak op bezwaar is dit als volgt toegelicht:
“Ter zake van de garageboxen ben ik van mening dat bij deze percelen waarschijnlijk wel hemelwater in de gemeentelijke riolering terecht zal komen, zodat deze ten onrechte buiten de rioolheffing zijn gehouden.
Omdat deze niet een eigen aansluiting op de riolering hebben, is wellicht ten onrechte gedacht dat deze ook niet indirect hemelwater op de gemeentelijke riolering afvoeren. Voor zover de garageboxen binnen de bebouwde kom gelegen zijn, zal dat over het algemeen wel aan de orde zijn, zodat deze indirect zijn aangesloten op de riolering.”
Door deze correctie zijn de begrote baten bijgesteld met € 152.453,76 naar € 4.029.453,76 en is er ten opzichte van de begrote lasten (€ 3.877.000) sprake van een overschrijding van (afgerond) 3,93%. De heffingsambtenaar heeft het totaalbedrag van de aanslagen in verband hiermee verlaagd tot € 68.830,70. Hierbij is een rekenfout gemaakt in het nadeel van belanghebbende van € 100, zoals de rechtbank terecht in r.o. 4 van haar uitspraak heeft geconstateerd.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag herroepen voor zover deze is bestreden, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar, de heffingsambtenaar opgedragen aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep bij de rechtbank van € 333 te vergoeden en de heffingsambtenaar veroordeeld in de kosten van beroep tot een bedrag van € 1.870. Mede bezien in samenhang met de overwegingen waarop deze beslissing van de rechtbank berust (met name r.o. 10.6), houdt de herroeping van de aanslagen rioolheffing, naar partijen en het hof begrijpen, in dat de aanslagen zijn vernietigd. De vernietiging van de aanslagen houdt verband met het onverbindend verklaren van de Verordening jegens belanghebbende. De rechtbank is tot deze onverbindendverklaring overgegaan omdat de heffingsambtenaar naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat ter zake van de post ‘uitbestede onderhoudswerkzaamheden’ sprake is van een last ter zake van de rioolheffing.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
1. is de Verordening onverbindend wegens strijd met artikel 9 lid 1 van de Kaderrichtlijn Water (hierna: KRW)?
2. heeft de heffingsambtenaar bij het opleggen van de aanslagen het gelijkheidsbeginsel (begunstigend beleid / oogmerk van begunstiging) geschonden door aan de eigenaren van de 586 garageboxen geen aanslag rioolheffing op te leggen?
3. in hoeverre overtreffen de geraamde baten ter zake van de rioolheffing voor het jaar 2014 de geraamde lasten en is de Verordening om die reden geheel dan wel partieel onverbindend.
De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, gegrondverklaring van het bij de rechtbank ingestelde beroep en vermindering van de aanslagen rioolheffingen. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.