Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3095, 21/00991

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3095, 21/00991

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 september 2023
Datum publicatie
5 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:3095
Formele relaties
Zaaknummer
21/00991
Relevante informatie
Art. 9 Wet OB 1968, Tabel I post b.12 Wet OB 1968, Tabel I post b.14 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Belanghebbende exploiteert een theater. In de prijs van een kaartje voor een voorstelling is een (alcoholisch) pauzedrankje inbegrepen. In geschil is of op dit pauzedrankje het lage tarief van toepassing is.

Het hof overweegt dat het verstrekken van (alcoholische) drankjes in de pauze meebrengt dat dit de gebruikmaking van de hoofdprestatie, het bezoek aan de theatervoorstellingen, optimaal maakt.

Dit betekent dat het verlenen van toegang tot een voorstelling inclusief pauzedrankje als één enkele prestatie moet worden beschouwd waarop het lage tarief van de hoofdprestatie van toepassing is. Het hoger beroep is gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/00991

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 17 juni 2021, nummer BRE 19/3991, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

hierna: de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft € 570 omzetbelasting op aangifte voldaan over het tijdvak 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2018. Het tegen deze voldoening gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak ongegrond verklaard en hij heeft geen teruggaaf verleend.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de Minister veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De zitting heeft plaatsgevonden op 31 maart 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [directeur belanghebbende] , directeur van belanghebbende, samen met de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] , en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.5.

De zaak is ter zitting - met toestemming van partijen - gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak met nummer 22/01772 van [stichting] . De directeur daarvan, [persoon] , was ook ter zitting aanwezig.

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de inspecteur. De inspecteur heeft een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland1 aan het hof en aan belanghebbende overgelegd.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten. Met partijen is afgesproken dat in de zaken 21/00991, 22/01772 én 23/00262 (waarin het vooronderzoek ten tijde van deze zitting nog niet was gesloten) gelijktijdig uitspraak wordt gedaan.

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat gelijktijdig met de uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is een stichting. Belanghebbende is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968). De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het verlenen van toegang tot theatervoorstellingen en -concerten.

2.2.

Belanghebbende maakt gebruik van de zogeheten 'portemonneeloze pauze'. Dit betekent dat de kosten voor een consumptie, het gebruik van de bewaakte garderobe en de administratiekosten zijn verwerkt in de entreeprijs. Het gebruik van de garderobe is voor de klanten verplicht op grond van de brandveiligheidsvoorschriften. In de pauze of na afloop van de voorstelling staat een drankje voor de bezoekers klaar. De bezoekers kunnen kiezen uit een alcoholisch of niet-alcoholisch drankje. Als zij een ander drankje wensen dan de drankjes die klaarstaan, is dat mogelijk door bij de bar te bestellen (met bijbetaling voor gedestilleerde drank).

2.3.

De controle van de toegangskaarten van de bezoekers vindt plaats aan de voordeur. Uitsluitend bezoekers met een kaartje worden toegelaten en kunnen binnen een drankje nuttigen. Dit kan ook voorafgaand aan de voorstelling tegen afzonderlijke betaling. Als er geen voorstelling of concert is, zijn de horecavoorzieningen in het gebouw gesloten.

2.4.

Op de website van belanghebbende was weergegeven dat € 3,75 aan administratiekosten, garderobe en pauzeconsumptie in het totaalbedrag van het kaartje was verwerkt. Op de website van belanghebbende was onder het kopje ‘algemene informatie’ het volgende te vinden:

Alles in 1 prijs

De kosten voor een consumptie, het gebruik van de bewaakte garderobe en de administratiekosten zijn verwerkt in de entreeprijs. In de pauze of na afloop staatje drankje klaar. Sommige voorstellingen zijn uitgesloten van de inbegrepen consumptie.

Je drankje staat klaar

In de pauze - of na afloop als er geen pauze is - staan er drankjes klaar in de foyer. Je kunt hier een glaasje fris of wijn pakken. Heb je zin in iets warms, een getapt pilsje of ander smakelijk biertje? Dan kun je dit bestellen bij de bar (de bijbetaling voor gedistilleerde dranken blijft gelden).'

(…)

totaalprijs

De kaartprijs is inclusief € 3,75 administratiekosten, garderobe en pauzeconsumptie (uitzonderingen voorbehouden).’

Dit bedrag werd ook in rekening gebracht als de bezoekers geen gebruik maakten van deze faciliteiten.

2.5.

Op 30 januari 2019 heeft belanghebbende de aangifte omzetbelasting over het onderhavige tijdvak ingediend. Zij heeft hierbij de omzetbelasting op de pauzedrankjes aangegeven conform de regel: 2/3 deel tegen het lage tarief en 1/3 deel tegen het normale tarief. Dit 1/3 deel betreft de alcoholische drankjes en daarvoor is € 2.919 aan omzetbelasting voldaan.

2.6.

Op 31 januari 2019 heeft belanghebbende het bedrag dat volgt uit de aangifte betaald.

2.7.

Op 13 maart 2019 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de voldoening op eigen aangifte en heeft zij gesteld recht te hebben op een teruggaaf van € 1.967, omdat op de alcoholische drankjes ook het verlaagde tarief moet worden toegepast.

2.8.

De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard en de rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

I. Is op een (alcoholisch) pauzedrankje het verlaagde tarief van de omzetbelasting van toepassing, omdat het drankje beschouwd moet worden als deel uitmakend van één ondeelbare economische prestatie of omdat dat drankje beschouwd moet worden als een bijkomende prestatie bij de hoofdprestatie ‘het verlenen van toegang tot muziek- en theatervoorstellingen’?II. Indien vraag I bevestigend moet worden beantwoord: Is het verstrekken van een alcoholisch pauzedrankje uitgesloten van het verlaagde tarief omdat er sprake is van ‘voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension- en aanverwant bedrijf’ als bedoeld in post b.12 van Tabel I bij de Wet OB 1968?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot een gegrond hoger beroep en het verlenen van een teruggaaf van de te veel betaalde omzetbelasting van € 1.967. De inspecteur concludeert tot een ongegrond hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing