Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3097, 22/00417

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-09-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3097, 22/00417

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 september 2023
Datum publicatie
11 januari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:3097
Formele relaties
Zaaknummer
22/00417
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67f

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag omzetbelasting 2014. Vergrijpboete artikel 67f AWR.

In geschil is of de vergrijpboete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Naar het oordeel van het hof heeft de inspecteur niet overtuigend aangetoond dat belanghebbende opzettelijk dan wel voorwaardelijk opzettelijk de omzetbelasting die op aangifte moet worden voldaan niet heeft betaald. Het gelijk is aan belanghebbende. De boetebeschikking wordt vernietigd.

Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 22/00417

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 januari 2022, nummer BRE 20/7547 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode 1 januari tot en met 31 december 2014 opgelegd. Tevens is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de vergrijpboete verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen namens belanghebbende [persoon 1] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.6.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende drijft een groothandel in chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing. Van 2 juni 1999 tot en met 20 oktober 2017 is zij een fiscale eenheid voor de omzetbelasting die bestaat uit de volgende vennootschappen/personen:

- [A BV]

- [B BV]

- [C BV] (ontbonden per 20 oktober 2017)

- [persoon 1]

2.2.

Op verzoek van belanghebbende moet zij per tijdvak van een kalendermaand aangifte omzetbelasting doen (en verschuldigde omzetbelasting afdragen). De heer [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) - direct dan wel indirect bestuurder van de vennootschappen genoemd onder 2.1. - heeft steeds de verkoopfacturen opgesteld. Over het jaar 2014 zijn de aangiften omzetbelasting ingediend door de heer [persoon 2] (intermediair). De aangiften zijn naar de volgende bedragen ingediend.

Tijdvak

Omzet hoog

OB hoog

Voorbelasting

Totaal

Januari

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Februari

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Maart

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

April

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Mei

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Juni

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Juli

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Augustus

€ 0

€ 0

€ 575

€ 575 te ontvangen

September

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

Oktober

€ 0

€ 0

€ 0

€ 0

November

€ 0

€ 0

€ 22

€ 22 te ontvangen

December

€ 2.214

€ 465

€ 936

€ 471 te ontvangen

€ 1.068 te ontvangen

Na afloop van het boekjaar 2014 is er door of namens belanghebbende geen suppletieaangifte omzetbelasting gedaan.

2.3.

Op 12 januari 2018 is de inspecteur een boekenonderzoek gestart waarbij onderzoek is gedaan naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016.

2.4.

De inspecteur heeft met dagtekening 22 oktober 2018 aan belanghebbende een kennisgeving bestuurlijke boete gestuurd. Het rapport van het boekenonderzoek is met dagtekening 7 november 2018 opgemaakt en aan belanghebbende verstuurd. In dat rapport is de mededeling bestuurlijke boete opgenomen.

2.5.

Met dagtekening 27 december 2018 heeft de inspecteur de naheffingsaanslag omzetbelasting 2014 opgelegd naar een te betalen bedrag van € 26.488. Bij gelijktijdige beschikking heeft de inspecteur op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) een vergrijpboete van € 13.244 (50%) opgelegd omdat het volgens de inspecteur te wijten is aan de opzet van belanghebbende dat de aangiften omzetbelasting 2014 tot een te laag bedrag zijn vastgesteld of anderszins te weinig belasting is betaald.

2.6.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In het verslag van het hoorgesprek naar aanleiding van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen de naheffingsaanslag en de onderhavige boete is het volgende opgenomen:

“In 2014 heeft belastingplichtige facturen uitgereikt aan [D BV] waarin een totaalbedrag van € 22.498 aan omzetbelasting was begrepen. Deze omzetbelasting werd niet aangegeven en afgedragen. De heren [persoon 1] en [persoon 2] verklaren dat hier niets mee werd gedaan omdat zij van mening waren dit voor de liquiditeit van belastingplichtige beter was: de niet gefactureerde en dus gemiste € 22.990 viel weg tegen de niet afgedragen omzetbelasting van € 22.498”.

2.7.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2019 heeft de inspecteur het te betalen bedrag aan omzetbelasting verminderd tot € 15.387. Hierbij heeft de inspecteur de berekening van belanghebbende van de verschuldigde omzetbelasting ter grootte van € 24.132 overgenomen en daarop in mindering gebracht een bedrag aan voorbelasting van € 9.813 en vermeerderd met € 1.068 omdat dat bedrag reeds door belanghebbende was terugontvangen. De vergrijpboete heeft hij verminderd tot € 7.693.

2.8.

In het bedrag van de verschuldigde omzetbelasting van € 24.132 is begrepen een bedrag van € 22.498 dat ziet op een zestal verkoopfacturen dat in de periode 1 januari 2014 tot en met 7 april 2014 door [B BV] (zie onderdeel 2.1) is opgemaakt ten name van de in Nederland gevestigde [D BV] (hierna: [D BV] ).

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de vergrijpboete terecht en - na vermindering door de rechtbank - tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de boetebeschikking. De inspecteur concludeert ter zitting van het hof tot vermindering van de boete tot € 5.501,20 (zie onderdeel 4.1).

4 Gronden

5 Beslissing