Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3796, 22/00030
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3796, 22/00030
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 15 november 2023
- Datum publicatie
- 22 februari 2024
- Annotator
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:6131, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/00030
- Relevante informatie
- Art. 3:41 Awb, Art. 6:9 Awb, Art. 6:11 Awb, Art. 26c AWR
Inhoudsindicatie
Belanghebbende stelt dat hij op een latere datum dan de dagtekening van de uitspraak op bezwaar daarmee bekend is geworden en dat hij ontvankelijk in zijn beroep dient te worden verklaard omdat hij verschoonbaar te laat is geweest. Het hof is van oordeel dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitspraak op bezwaar is verzonden. De inspecteur heeft geen verzendadministratie van de uitspraak op bezwaar overgelegd. Het hof gaat er voorts vanuit dat de uitspraak op bezwaar op 27 januari 2021 is bekendgemaakt. Omdat belanghebbende het beroepschrift op 28 januari 2021 heeft ingediend, is het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar ontvankelijk.
Uitspraak
Team belastingrecht
Enkelvoudige Belastingkamer
Nummer: 22/00030
Uitspraak op het hoger beroep van
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] ,
hierna: belanghebbende,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 1 december 2021, nummer BRE 21/475, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) over
de periode 29 mei 2019 tot en met 17 februari 2020 aan belanghebbende opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking een verzuimboete opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2023 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde, [gemachtigde] , en namens de inspecteur, [inspecteur] .
Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.
2 Feiten
Met dagtekening 29 mei 2020 is de naheffingsaanslag aan belanghebbende opgelegd. Het nageheven MRB-bedrag is € 1.226. De gelijktijdig opgelegde verzuimboete bedraagt eveneens € 1.226.
Belanghebbende heeft op 24 juni 2020 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete.
De inspecteur heeft bij brief met dagtekening 20 november 2020 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar gegrond verklaard. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag gehandhaafd en de verzuimboete, wegens financiële omstandigheden, met € 1.104 verminderd tot € 122. De uitspraak op bezwaar vermeldt als postadres [postadres] , [postcode] [woonplaats] . Tussen partijen is niet in geschil dat dit postadres juist is.
De uitspraak op bezwaar is op 10 november 2020 in de interne administratie van de Belastingdienst (hierna: de interne administratie) geregistreerd.
De uit de uitspraak op bezwaar volgende vermindering van de verzuimboete met € 1.104 is op 13 november 2020 in de interne administratie geregistreerd. Het in totaal op de naheffingsaanslag en de verzuimboete te betalen bedrag bedraagt, na vermindering bij uitspraak op bezwaar, € 1.348.
Op 10 december 2020 is in de interne administratie geregistreerd dat in verband met het onbetaald blijven van de naheffingsaanslag en de verzuimboete een aanmaning is verstuurd.
De ontvanger van de Belastingdienst (hierna: de ontvanger) heeft, bij het uitblijven van een betaling, een dwangbevel met dagtekening 15 januari 2021 aan belanghebbende verzonden. Belanghebbende heeft het dwangbevel op 15 januari 2021 ontvangen. Het dwangbevel vermeldt een “bedrag van de belastingaanslag na aftrek van de verleende verminderingen” van € 1.348.
Belanghebbende heeft op 27 januari 2021 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Bij het beroepschrift zijn afdrukken gevoegd van foto’s van de uitspraak op bezwaar met dagtekening 20 november 2020 en het dwangbevel met dagtekening 15 januari 2021.
In het proces-verbaal dat van het onderzoek ter zitting bij de rechtbank is opgesteld, is het volgende opgenomen over de verklaringen die belanghebbende en zijn gemachtigde hebben afgelegd over de bekendmaking van de uitspraak op bezwaar:
“(…) Ik heb gebeld met de Belastingtelefoon en daar gesproken met een man. Later heeft een mevrouw mij gebeld en gezegd dat er iets werd verminderd, ik heb een aangetekende brief gestuurd.
- U vraagt mij hoe ik aan de uitspraak op bezwaar kom, omdat de dagtekening 11 november 2020 is en ik stel dat ik de uitspraak op bezwaar pas op 27 januari 2021 heb ontvangen. Van alles wat ik heb ontvangen heb ik foto's gemaakt en doorgestuurd aan mijn gemachtigde. (…)”
De inspecteur heeft een systeemprint van de interne administratie verstrekt waarop de vermindering is geregistreerd en waarop de dagtekening van de uitspraak op bezwaar is vermeld. Hieruit volgt ten aanzien van de uitspraak op bezwaar het volgende:
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding.
3 Geschil en conclusies van partijen
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ontvankelijkverklaring van het beroep. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.