Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:4248, 21/01502

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:4248, 21/01502

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
20 december 2023
Datum publicatie
29 februari 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2023:4248
Formele relaties
Zaaknummer
21/01502
Relevante informatie
Art. 5 Wet OB 1968, Art. 37e Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Verkoop van een paard. Bij aanvang van het vervoer stond het paard in België. Daarom geen in Nederland belaste levering.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Nummer: 21/01502

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] BV,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 21 oktober 2021, nummer BRE 19/1624, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur,

en

de Minister van Justitie en Veiligheid,

hierna: de Minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De inspecteur heeft aan belanghebbende over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen die naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag gedeeltelijk verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het hof. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2023 te ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.6.

Belanghebbende heeft tijdens de zitting een pleitnota voorgelezen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de andere partij.

1.7.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is een besloten vennootschap die blijkens een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel statutair gevestigd is in [plaats 1] en kantoor houdt te [vestigingsplaats] .

2.2.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit:

- deelname aan springwedstrijden;

- handel in springpaarden;

- het trainen van paarden van derden;

- het fokken van paarden;

- het verkopen van sperma.

2.3.

Belanghebbende beschikt over stallen in België en Nederland. De meeste paarden van belanghebbende zijn gestald in [plaats 2] (België), maar enkele paarden zijn gestald in [plaats 3] (Nederland) en [plaats 4] (Nederland).

2.4.

De heer [naam 1] (hierna: de heer [naam 1] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende. De heer [naam 1] is professioneel springruiter.

2.5.

Belanghebbende heeft op 17 juli 2012 het paard genaamd [paard 1] (hierna: het paard) gekocht.

2.6.

Blijkens een wedstrijdoverzicht heeft de heer [naam 1] met het paard onder meer wedstrijden gereden in [plaats 5] (27 juli 2012) en [plaats 6] (17 augustus 2012).

2.7.

Blijkens een rapport, uitgebracht door [dierenarts] , dierenarts, namens [bedrijf 1] gevestigd te [plaats 7] , New York (Verenigde Staten) is het paard op 31 augustus 2012 gekeurd. De keuring vond plaats in [plaats 8] (Nederland). Op het rapport is als koper van het paard [naam 2] vermeld, een Amerikaanse springruiter. Het rapport vermeldt als conclusie:

‘On this day, I find [paard 1] clinically acceptable for purchase.’

2.8.

Vervolgens heeft belanghebbende het paard verkocht voor € 700.000. Voor deze verkoop heeft belanghebbende te [plaats 1] een factuur opgesteld met dagtekening 31 augustus 2012, nummer [nummer] en omschrijving ‘The sale of the horse [paard 1] , mare, born [jaar] ( [plaats 9] )’. Over de verkoopprijs is geen omzetbelasting berekend. Op de factuur is aangegeven ‘btw verlegd’.

2.9.

Van voornoemde factuur zijn in beroep twee versies overgelegd. De eerste versie van de factuur bevat geen geadresseerde. In de bijlage bij de factuur is het volgende opgenomen:

[paard 1] is verkocht naar [vennootschap 1] in Amerika voor € 700.000,- en geëxporteerd uit Europa d.d. 29-09-2012''.

Verder staat op de bijlage handgeschreven:

[vennootschap 2] [adres 2] USA’.

Op de tweede versie van de factuur is als geadresseerde vermeld ‘[vennootschap 2] [adres 2] USA’. Ook vermeld is dat de factuur afkomstig is van: [belanghebbende] BV, [adres 1] [plaats 1] . De tweede versie van de factuur bevat geen bijlage. Beide facturen bevatten het factuurnummer [nummer] en de omschrijving: ‘The sale of the horse [paard 1] , mare, born [jaar] ( [plaats 9] ).’

2.10.

[vennootschap 1] . (hierna: [vennootschap 1] ) is een op de Britse Maagdeneilanden gevestigde vennootschap, waarvan de aandelen worden gehouden door [naam 3] (hierna: de heer [naam 3] ).

2.11.

[naam 4] is eigenaar van [vennootschap 2] LCC, een in de Verenigde Staten gevestigde vennootschap (hierna: [vennootschap 2] ). De dochter van [naam 4] , [dochter] , is internationaal springruiter.

2.12.

Verder zijn blijkens een afschrift van een bankrekening van [vennootschap 1] , aangehouden bij [Zwitserse bank] , de volgende transacties verricht:

-

Op 21 september 2012 is een bedrag van € 3.250.000 op de bankrekening bijgeschreven, afkomstig van ‘[naam 4] [naam 5] Comm Prop’;

-

Op 24 september 2012 is een bedrag van € 700.000 van de bankrekening overgeboekt naar ‘[belanghebbende] B.V.’.

Op een bankrekening bij de RABO-bank van belanghebbende is met valutadatum 24 september 2012 € 700.000 bijgeschreven onder vermelding van: ‘ [vennootschap 1] .’.

2.13.

In een e-mailbericht van [naam 6] van [bedrijf 2] B.V. verzonden aan [bedrijf 3] ( [bedrijf 3] B.V.; hierna: [bedrijf 3] ) van 26 september 2012 is onder meer het volgende vermeld:

‘[...] Komt nog 1 paard bij voor op te halen een merrie, zie de gegevsn in de bijlage. CEM is wel bij [plaats 10] gedaan

Ontvanger is ook TWE

Paard staat bij

[naam 7]

[adres 3]

[plaats 2]

[…].

Laat me even weten of dit goed komt, denk dit is een dure, want die moet breed vliegen.’

2.14.

Op 28 september 2012 is te [plaats 11] (Nederland; de vestigingsplaats van [bedrijf 3] ) door de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (verder: NVWA) een gezondheidscertificaat voor uitvoer naar de Verenigde Staten afgegeven door [naam 8] . Dit formulier bevat diverse vakken die door [naam 8] zijn ingevuld, zoals dat het paard vervoerd zal worden door [bedrijf 3] en dat het paard via de luchthaven Schiphol uitgevoerd zal worden met als geadresseerde [bedrijf en adres] USA. Op het formulier staat standaard voorgedrukt dat het paard:

1. has been resident in the Netherlands during the last 60 days prior to export

2.15.

Op 28 september 2012 heeft [bedrijf 2] B.V., een factuur aan [bedrijf en adres] , gevestigd in de Verenigde Staten, opgesteld voor:

- Airfreight 2 hss AMS-NYC incl airport handling, export papers, customs

formalities, phone/fax and agency fee,

- Fuel surcharges

- Security-fee

- Raodtransport front stable to AMS Airport

- Healthcertiffcate for the USA’.

Deze factuur betreft twee paarden, zijnde [paard 2] en [paard 1] . De afzenders van deze paarden en de ontvanger worden op de factuur als volgt omschreven:

‘Ex: D. [naam 9] -Holland

[naam 1] -Belgium

To: [naam 2] -USA’

Verder is op de factuur vermeld dat de behandeldatum/shipping date 29 september 2012 is.

2.16.

Op het exportdocument van het paard dat is afgegeven op 29 september 2012 is ‘ [naam 1] [adres 4] [plaats 2] BE’ vermeld als afzender. Verder is op het document Nederland als land van uitvoer vermeld en de Verenigde Staten als land van bestemming.

2.17.

Op 30 september 2012 heeft [bedrijf 3] aan [bedrijf 2] B.V. gefactureerd:

27-09-12 27009 1 Paard(en) van [plaats 2] naar Schiphol [...]

27-09-12 27009 Gezondheidscertificaten 3de landen [...]’

2.18.

Blijkens het wedstrijdoverzicht heeft [dochter] op 12 maart 2013 voor het eerst na 17 augustus 2012 (zie 2.6) een wedstrijd met het paard gereden in [plaats 12] (Florida).

2.19.

In de aangifte omzetbelasting heeft belanghebbende in verband met de verkoop en levering van het paard het 0%-tarief voor de uitvoer van goederen toegepast. Op 23 oktober 2017 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de periode 1 januari 2012 tot en met 30 juni 2017. Gedurende het boekenonderzoek is, ter behoud van rechten, een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd over 2012.

2.20.

Op 23 november 2017 verklaarde een eerdere gemachtigde van belanghebbende dat het paard ten tijde van de levering in [plaats 13] stond en vanuit daar naar de Verenigde Staten is geëxporteerd, hetgeen ook uit het exportdocument zou blijken.

2.21.

Op 24 oktober 2018 heeft de heer [naam 4] per e-mail een verklaring gestuurd aan de heer [naam 3] , waarin hij het volgende bevestigt:

This e-mail is to confirm the purchase of eight horses from the company [vennootschap 1] Inc.. in four transactions.

The first transaction […].

The second transaction for the horses [paard 2] , [paard 1] and [paard 3] for the amount of

€ 3.250.000,00. You transferred that amount to the account of the company [vennootschap 1]

inc. on 21-09-2012.

The third transaction […].

The fourth transaction […].

2.22.

Op 30 november 2018 is een rapport ten aanzien van het boekenonderzoek vastgesteld en is bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 133.000, zijnde 19 procent van € 700.000.

2.23.

Op 27 augustus 2020 heeft de heer [naam 3] een verklaring opgesteld en ondertekend, waarin, onder meer, het volgende is vermeld:

During the international horse show at [plaats 5] , Spain from 27-07-2012 till 29- 07-2012 the performance of [paard 1] caught my eye and introduced the horse to [naam 2] . [naam 2] answered the horse might fit for my student [dochter] of [vennootschap 2] LLC based in [plaats 14] , Texas, USA.

I contacted the owner Mr. [naam 1] of [belanghebbende] B.V. if the horse was for sale, he replied it is. The price was negotiated. The deal was done subject to the outcome of the medical examination.

In the meantime, [naam 2] tried the horse and introduced [paard 1] to his student [dochter] and got approval to purchase. With this the deal between [vennootschap 1] and [vennootschap 2] LLC, [plaats 14] , Texas, USA was concluded

On August 31, 2012, the pre-purchase examination ordered by our client [vennootschap 2] LLC took place at Veterinair Centrum [plaats 8] , in presence of clients veterinary Dr. [dierenarts] of [plaats 7] , NY, USA.

After the approval by [dierenarts] on the medical condition and blood examinations the sale was a fact.

On September 21, 2012 [vennootschap 1] received the money transfer front [naam 4] and [naam 5] common property on behalf of [vennootschap 2] Investment and paid on september 24, 2012 the purchase price to [belanghebbende] .

Thereafter, [vennootschap 2] Investment ordered their forwarder to transport the horse to the USA. The Dutch representative of their forwarder [bedrijf 2] B.V. took care of the transport from [plaats 2] , Belgium to Amsterdam Schiphol Airport and arranged the issuance of the health certificate by the NVWA. The horse left on September 29, 2012 the Netherlands to the USA.

During the period of the negotiations, medical examination, and the time that the horse was transported to Amsterdam Airport the horse was at no moment in the possession of our client nor ourselves.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de inspecteur terecht en niet tot een te hoog bedrag een naheffingsaanslag in de omzetbelasting heeft opgelegd. Enerzijds is in geschil of de betreffende levering van belanghebbende heeft plaatsgevonden in Nederland. Anderzijds is daartoe in geschil of de inspecteur toepassing van het zogeheten nultarief als bedoeld in post a.2 van Tabel II bij de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968) terecht heeft geweigerd voor de levering van het paard door belanghebbende.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt alle vragen ontkennend en concludeert primair tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag..

3.3

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

3.4.

De vermindering van de naheffingsaanslag, zoals die door de rechtbank is toegepast, is in hoger beroep niet in geschil.

4 Gronden

5 Beslissing