Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:4256, 22/01458
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 20-12-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:4256, 22/01458
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 20 december 2023
- Datum publicatie
- 29 februari 2024
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2022:3675, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 22/01458
- Relevante informatie
- Art. 7.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV 2017. Artikel 18, lid 1, Verdrag Duitsland – Nederland. Belanghebbende is in 2017 woonachtig in Duitsland. Belanghebbende heeft een dienstbetrekking bij de Belastingdienst en werkt in het kader van dit dienstverband één dag per week thuis in Duitsland. Het hof is van oordeel dat belanghebbende niet voldoet aan de letterlijke tekst van artikel 18, lid 1, letter b, Verdrag Duitsland – Nederland, omdat de tekst van dit artikel erop duidt dat deze bepaling slechts van toepassing is als de werkzaamheden uitsluitend in de woonstaat worden verricht. Uit zowel de Memorie van Toelichting als het OESO-commentaar bij de uitzonderingsbepaling leidt het hof af dat met de uitzonderingsbepaling is bedoeld om slechts de natuurlijke personen uit te zonderen die hun diensten uitsluitend in de andere staat, in onderhavig geval Duitsland, verrichten. Belanghebbende voldoet daardoor niet aan deze uitzonderingsbepaling. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof dat het volledige heffingsrecht – conform artikel 18 Verdrag Duitsland – Nederland – wordt toegewezen aan Nederland.
Uitspraak
Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 22/01458
Uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 4 juli 2022, nummer BRE 20/6983, in het geding tussen de inspecteur en
[belanghebbende] ,
wonend in [woonplaats] (Duitsland), met gekozen domicilie in [plaats] ,
hierna: belanghebbende.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft de aanslag inkomstenbelasting /premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) voor het jaar 2017 opgelegd.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaar ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard.
De inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De inspecteur heeft een nader stuk ingediend. Dit stuk is doorgestuurd naar belanghebbende.
Het hof heeft bepaald dat de zitting achterwege kan blijven. Geen van partijen heeft – na navraag door het hof – verklaard gebruik te willen maken van hun recht om op een zitting te worden gehoord. Het hof heeft partijen schriftelijk meegedeeld dat het onderzoek is gesloten.
2 Feiten
Belanghebbende is in 2017 (feitelijk) woonachtig in Duitsland. Zij is eind 2001 uitsluitend vanwege privéredenen verhuisd naar Duitsland. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit en is premieplichtig voor de Nederlandse volksverzekeringen.
Belanghebbende heeft een dienstbetrekking bij de Belastingdienst. Zij werkt (met expliciete goedkeuring van haar werkgever) één dag per week thuis in Duitsland. Het loon over 2017 dient voor 22% te worden toegerekend aan de buiten Nederland verrichte werkzaamheden en voor 78% aan de in Nederland verrichte werkzaamheden.
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2017 ingediend waarbij zij heeft aangekruist dat zij dient te worden aangemerkt als buitenlandse belastingplichtige. Zij heeft haar volledige loon uit dienstbetrekking van € 62.303 aangegeven als belastbaar inkomen uit werk en woning en voor 22% daarvan (€ 13.706) aftrek ter voorkoming van dubbele belasting geclaimd.
De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV 2017 in afwijking van belanghebbendes aangifte vastgesteld. Belanghebbende is daarbij aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige, als gevolg waarvan de aftrek eigen woning is toegekend. De door belanghebbende geclaimde aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is geweigerd. Het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning is als volgt opgebouwd:
Loon uit dienstbetrekking |
€ 62.303 |
Saldo inkomsten eigen woning (Duitsland) |
€ 700 (-/-) |
Belastbaar inkomen werk en woning |
€ 61.603 |
. Uit de door belanghebbende overgelegde Duitse aanslag Inkomstenbelasting 2017 (‘Bescheid für 2017 über Einkommensteuer und Solidaritätszuschlag’) blijkt dat haar wereldinkomen in de Duitse heffing is betrokken en dat voor 78% daarvan (€ 48.597) aftrek ter voorkoming van dubbele belasting is toegekend.
De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag IB/PVV 2017 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en van woning van € 61.603, waarbij een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend berekend naar een inkomen van € 13.706, onder handhaving van de overige elementen van de aanslag.
3 Geschil en conclusies van partijen
In geschil is of Nederland op grond van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen1 (hierna: het Verdrag) (een deel van) het heffingsrecht heeft over het door belanghebbende genoten loon uit dienstbetrekking.
De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en bevestiging van de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.