Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:458, BKDH-21/00997
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-01-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:458, BKDH-21/00997
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 11 januari 2023
- Datum publicatie
- 27 februari 2023
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZWB:2021:4697, Bekrachtiging/bevestiging
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:705
- Zaaknummer
- BKDH-21/00997
- Relevante informatie
- Art. 67d AWR
Inhoudsindicatie
Art. 67d, lid 1 en lid 2, sub a AWR.
Het bedrag van de vergrijpboete is passend en geboden. Er is geen aanleiding tot matiging omdat de inkomens- en vermogenspositie van belanghebbende onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.
Uitspraak
Zittingsplaats Den Haag
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BKDH-21/00997
in het geding tussen:
(gemachtigde: S.F. van Immerseel)
en
(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (de Rechtbank) van 26 augustus 2021, nummer BRE 19/2318.
Procesverloop
Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 188.533 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 6.754 belastingrente in rekening gebracht (de beschikking belastingrente) en is een vergrijpboete van € 40.962 opgelegd (de vergrijpboete).
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen de aanslag, de beschikking belastingrente en de vergrijpboete ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. Ter zake daarvan is een griffierecht geheven van € 47. De beslissing van de Rechtbank luidt:
“De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover die ziet op de boetebeschikking;
vermindert de boetebeschikking tot € 23.356;
veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de immateriële schade van € 230;
veroordeelt de minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.270;
gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan hem vergoedt.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 134. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend, ingekomen bij het Hof op 18 november 2022.
In de Tijdelijke aanwijzing gerechtshof Den Haag voor hoger beroepszaken rijksbelastingen van het gerechtshof 's-Hertogenbosch (Stcrt. 2021, 9365) is het gerechtshof Den Haag aangewezen als gerechtshof waarvan de zittingsplaats tijdelijk mede wordt aangemerkt als zittingsplaats van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Op grond van voornoemde regeling heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden in Den Haag op 29 november 2022. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Feiten
Belanghebbende drijft sinds 25 januari 2001 tot en met heden een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de naam [naam eenmanszaak] . Deze onderneming oefent een montagebedrijf uit en voert daarnaast gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw.
Belanghebbende heeft op 15 maart 2013 op een veiling voor een bedrag van € 47.676 (inclusief veilingkosten) een Candela CS20-V machine (de machine) gekocht.
Belanghebbende heeft een bemiddelingsovereenkomst, gedagtekend 12 juli 2013, gesloten met [Limited 1] om voor belanghebbende te bemiddelen bij de verkoop van de machine. In de bemiddelingsovereenkomst is bij verkoop voor een bedrag van USD 300.000 een bemiddelingsvergoeding van 50% afgesproken.
Belanghebbende is op 26 augustus 2013 klant geworden bij het [naam organisatie] om een internationale handelsstructuur op te zetten. In samenwerking met het [naam organisatie] zijn op de Seychellen in september 2013 de volgende vennootschappen opgericht: [Corporation 1] en [Corporation 2] . [Corporation 1] houdt de aandelen van [Corporation 2] en de aandelen van [Corporation 1] worden gehouden door de naar Panamees recht opgerichte [Foundation 1] , waarvan belanghebbende uiteindelijk gerechtigde is.
[naam eenmanszaak] stuurt op 29 november 2013 een verkoopfactuur aan [Corporation 2] voor de verkoop van de machine. Betaling of levering vindt niet plaats. [Corporation 2] heeft op 13 december 2013 een overeenkomst gesloten met een Russische onderneming, [Inc. 1] , voor de verkoop van de machine voor USD 315.000. Deze verkoop is niet doorgegaan. [naam eenmanszaak] stuurt op 26 januari 2014 een creditfactuur aan [Corporation 2] .
[naam eenmanszaak] heeft de machine op 14 februari 2014 voor USD 300.000 aan [Inc. 1] . verkocht. Op grond van de koopovereenkomst is de koopsom in twee termijnen van 50% verschuldigd. [Inc. 1] . heeft de eerste termijn op 7 april 2014 betaald en de tweede termijn op 16 mei 2014.
[Limited 1] heeft [naam eenmanszaak] op 1 oktober 2014 een factuur van USD 150.000 gestuurd voor de bemiddeling bij de verkoop van de machine.
[Limited 2] heeft op 11 november 2014 in opdracht van belanghebbende [Limited 3] naar het recht van de Marshall Eilanden opgericht. Belanghebbende is zowel bestuurder als uiteindelijk gerechtigde van [Limited 3] . [Limited 3] had de beschikking over een bankrekening bij de Euro Pacific Bank Limited, gevestigd op St. Vincent en de Grenadines.
[naam eenmanszaak] heeft op 5 december 2014 een bedrag van USD 150.000 aan [Limited 1] overgemaakt.
[Limited 3] heeft [Limited 1] op 22 december 2014 een factuur van USD 135.000 gestuurd. Op deze factuur is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Our Ref: 5 [Inc. 1]
(…)
Commission relation to sale of machinery - Candela CS20-V
(…)
Directors: [belanghebbende] ”
[Limited 1] heeft op 22 december 2014 dit bedrag aan [Limited 3] overgemaakt.
Gedurende de periode van eind januari 2015 tot en met oktober 2015 is een bedrag van USD 134.188 van de bankrekening van [Limited 3] bij de Euro Pacific Bank toegekomen aan belanghebbende. Op initiatief van belanghebbende zijn op 6 november 2015 alle bankrekeningen op naam van [Limited 3] opgeheven en heeft hij vanaf die datum geen toegang tot deze rekeningen.
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 83.501. Belanghebbende heeft in de aangifte een bedrag van € 122.130 (USD 150.000) als verkoopcommissie in aftrek op de winst van [naam eenmanszaak] gebracht. De aangifte is opgesteld door […] Belastingadviseurs.
De inspecteur heeft op 5 september 2016 een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Het doel van dit onderzoek was het vaststellen van de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV en de aangiften omzetbelasting voor de jaren 2013 tot en met 2015 van belanghebbende. Tijdens dit onderzoek hebben diverse besprekingen met belanghebbende en zijn adviseurs plaatsgevonden. De Belastingdienst heeft verschillende verzoeken om uitwisseling van informatie aan het Verenigd Koninkrijk, Rusland, Cyprus en St. Vincent en de Grenadines gedaan in verband met de transactie met de machine.
Van het boekenonderzoek is op 1 juni 2018 een controlerapport opgemaakt (het controlerapport). In het controlerapport met de bevindingen is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“4.3Box 3 — Saldo bezittingen en schulden buitenlandse bankrekening
Op de vraag waaraan [belanghebbende] de pinbetalingen c.q. contante bankopnames door middel van de 2 creditcards (gekoppeld aan de bankrekening op naam van [Limited 3] ) heeft uitgegeven gaf hij aan: “Geheel gebruikt als leefgeld. Ik heb geen administratie bijgehouden over waaraan betreffende bedragen exact werden besteed. Het bedrag werd uitgegeven aan dagelijkse kosten als voedsel, brandstof, onderhoud, kleding, reizen, verblijfskosten, etc. In welke periode het bedrag exact uitgegeven werd kan ik niet meer herleiden, vermoedelijk was dit wel voor het grootste deel in 2015.”
Voor wat betreft box III, de waarde van het privé-vermogen per 1 januari, wordt verder geen correctie toegepast, gezien de opmerking van [belanghebbende] dat het grootste deel van de opnames in 2015 is uitgegeven en mede gezien de hoogte van het heffingsvrij vermogen.
(…)
5 Belastingplicht buitenlandse vennootschappen
Vooralsnog is besloten om geen aangiftebiljetten vennootschapsbelasting uit de reiken op basis van de ontvangen informatie, waaruit volgt dat de enige transactie/activiteit van [Limited 3] bestaat uit de ontvangst begin januari 2015 van de factuur d.d. 22 december 2014 ten bedrage van $ 135.000, waarna vervolgens de beschikbare liquiditeiten geheel zijn opgenomen door de aandeelhouder [belanghebbende].”
Belanghebbende schrijft bij e-mail van 18 april 2017, onder meer, het volgende aan de inspecteur:
“Ik geef hierbij de volgende zaken toe:
Om mij toentertijd onbekende redenen verdween [naam organisatie] plots als verkopende partij, net voor de definitieve verkoop van de machine plaats zou vinden.
Bij het uitzoeken 'hoe verder te handelen', kwam ik in gesprek met ene heer [A] van het Engelse bedrijf [Limited 4] .
Deze bood mij aan om, middels een fee contract, een deel van de verkoop-opbrengst in rekening te brengen aan [naam eenmanszaak] als zijnde bemiddelingskosten.
Dit bemiddelingsbedrag zou daarna (minus 10% voor [Limited 1] ) doorgestuurd worden naar een nog nieuw op te richten bedrijf waarvan ik de afgeschermde eigenaar zou worden.
Ik ben akkoord gegaan met dit voorstel en [Limited 4] heeft daarop het bedrijf [Limited 3] opgericht. Na de daadwerkelijke verkoop van de machine via [naam eenmanszaak] aan [Inc. 1] werd door het bedrijf [Limited 1] een factuur gestuurd aan [naam eenmanszaak] met daarop het bedrag voor de fee.
Deze factuur werd door [naam eenmanszaak] voldaan.
Op deze wijze heb ik, via [Limited 3] , beschikking gekregen over een deel het bedrag van de betaalde fee.
De machine werd dus verkocht voor 300k$ van [naam eenmanszaak] aan [Inc. 1] .
Zonder mij daarvan in kennis te stellen heeft [Limited 1] gepoogd het gehele factuurbedrag van de verkoop aan [Inc. 1] te innen middels een door hen zelf opgemaakte factuur a 315k$. (in uw bezit)
Zij wisten niet van mijn heronderhandelingen met [Inc. 1] en het daarbij overeengekomen bedrag van 300k$.
Vandaar dat [Inc. 1] aan hen heeft geweigerd het factuurbedrag te voldoen.”
De Belastingdienst heeft de HM Revenue & Customs (hierna: HMR&C) in het Verenigd Koninkrijk op basis van de Richtlijn 2011/16 EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EG om uitwisseling van inlichtingen verzocht over belanghebbende en [Limited 4] , in verband met de transactie van de machine. De heer [A] van [Limited 1] heeft op 26 april 2017 in antwoord op vragen van HMR&C, voor zover van belang, het volgende geantwoord:
“2. Contact between [naam eenmanszaak] and [Limited 1] concerning the sale of the machinery detailed in point 1 took place over two separate periods in 2014 as follows:a. Initially we were approached by Mr [belanghebbende] to act as an agent to buy and sell machinery on behalf of a Dutch company called [naam eenmanszaak] . We were asked to take over an existing contract and transaction that was on hold as the former agent was unable to complete the deal.
We made contact with the buyer, [Inc. 1] , to proceed with the purchase of a Candela CS20-V machine for US$315,000. After careful review of the existing documents, we notified [naam eenmanszaak] that we would only proceed if certain conditions were changed in the contracts. The buyer was annoyed with the continued delays and instead it was agreed that the buyer would deal directly with the seller to resolve the issues and continue to final sale together. Our services as far as this transaction were concerned ceased in February 2014.
b. In the final quarter of 2014, we were approached again by Mr [belanghebbende] acting on behalf of [Limited 3] to invoice [naam eenmanszaak] a commission/referral fee of US$150,000 (copy attached marked B) on its behalf as he confirmed that the purchase of the machinery had now been completed. We were asked by Mr [belanghebbende] to prepare a contract as one had been overlooked in February 2014 to cover the deal in 2.a.3. The contract (marked A) was prepared and executed in November 2014 and back dated by me to 12 December 2013 to include our initial works in point 2.a and also the takeover of the existing contracts with the old agent.
The contract was further back dated by Mr [belanghebbende] to cover the whole period the deal took to complete. The contract was signed by Mr [belanghebbende] on behalf of [naam eenmanszaak] and Mr [B] on behalf of [Limited 1] , who was Director of [Limited 1] at the time of the back date in 2013.
4. We were informed that the final agreed price was confirmed at US$ 300,000
5. The payment of the commission invoice was paid in full by [naam eenmanszaak] on 9th December 2014 (marked B).
6. Payment was made via bank transfer, copy of the bank statement is enclosed (marked C). The signatories on this account are [A] & [B] .
7. Yes, as per point 2.b, [Limited 3] was acting as the principal in this matter and enclosed is a copy of their invoice (marked D).”
Bij dit antwoord is als bijlage A het contract van 12 juli 2013 tussen [Limited 1] en [naam eenmanszaak] gevoegd (zie 2.3).
De Inspecteur is bij het vaststellen van de aanslag afgeweken van de aangifte en heeft de aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 188.533 opgelegd. Hij heeft de beschikking belastingrente op een bedrag van € 6.754 vastgesteld en een vergrijpboete van € 40.962 opgelegd.
Belanghebbende is op 1 maart 2021 naar het buitenland geëmigreerd.
Bij het nadere stuk van belanghebbende van 18 november 2022 (het nadere stuk) zijn verklaringen van zijn geregistreerde inkomen voor de jaren 2017 tot en met 2020 opgenomen. Deze verklaringen vermelden inkomens van respectievelijk € 4.278 negatief (2017), € 327 (2018), € 11.397 (2019) en € 5.715 (2020).
Bij het nadere stuk is een vooraf ingevulde aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 gevoegd. Deze vooraf ingevulde aangifte vermeldt de volgende bezittingen en schulden:
Bankrekeningen en andere bezittingen |
IBAN (rekeningnummer) |
Waarde op 01-01-2019 |
Omschrijving bank |
||
ING Zakelijke Rekening |
[bankrekening 1] |
€ 65 |
ING Zakelijke Spaarrekening |
[bankrekening 1] |
€ 5 |
ING Betaalrekening |
[bankrekening 2] |
€ 630 |
RegioBank – Plus Betalen |
[bankrekening 3] |
€ 352 |
Hypotheken en andere schulden bij een Nederlandse bank of verzekeringsmaatschappij |
Rente in 2019 |
Waarde op 01-01-2019 |
Waarde op 31-12-2019 |
Omschrijving schuld |
|||
ING Doorlopend Krediet |
€ 2.329 |
€ 33.940 |
€ 34.443 |
Nummer: […] |
|||
Bijzonderheid: En/of-rekening: twee rekeninghouders |
De vooraf ingevulde aangifte vermeldt verder dat op 31 januari 2019 een voorlopige aanslag Zorgverzekeringswet voor het jaar 2019 is opgelegd, ter zake waarvan een bedrag van € 85 is voldaan.
Bij het nadere stuk is een vooraf ingevulde aangifte IB/PVV voor het jaar 2020 gevoegd. Deze vooraf ingevulde aangifte vermeldt de volgende bezittingen en schulden:
Bankrekeningen en andere bezittingen |
IBAN (rekeningnummer) |
Waarde op 01-01-2020 |
Omschrijving bank |
||
ING Betaalrekening |
[bankrekening 2] |
€ 864 |
RegioBank – Plus Betalen |
[bankrekening 3] |
€ 36 |
Hypotheken en andere schulden bij een Nederlandse bank of verzekeringsmaatschappij |
Rente in 2020 |
Waarde op 01-01-2020 |
Waarde op 31-12-2020 |
Omschrijving schuld |
|||
ING Doorlopend Krediet met Beperkte Looptijd |
€ 2.151 |
€ 34.443 |
€ 30.126 |
Nummer: […] |
|||
Bijzonderheid: En/of-rekening: twee rekeninghouders |
Bij het nadere stuk is een vooraf ingevulde aangifte IB/PVV voor het jaar 2021 gevoegd. Deze vooraf ingevulde aangifte vermeldt de volgende bezittingen en schulden:
Bankrekeningen en andere bezittingen |
IBAN (rekeningnummer) |
Waarde op 01-01-2021 |
Omschrijving bank |
||
ING Betaalrekening |
[bankrekening 2] |
€ 702 |
RegioBank – Plus Betalen |
[bankrekening 3] |
€ 1 |
Hypotheken en andere schulden bij een Nederlandse bank of verzekeringsmaatschappij |
Rente in 2021 |
Waarde op 01-01-2021 |
Waarde op 31-12-2021 |
Omschrijving schuld |
|||
ING Doorlopend Krediet met Beperkte Looptijd |
€ 1.802 |
€ 30.126 |
€ 22.827 |
Nummer: […] |
|||
Bijzonderheid: En/of-rekening: twee rekeninghouders |
Bij het nadere stuk is een resultatenrekening van de eerste drie kwartalen van het jaar 2022 van [naam eenmanszaak] gevoegd en mutatieoverzichten van de periode van 1 januari 2022 tot en met 14 november 2022 van de bankrekeningen ING Betaalrekening en RegioBank – Plus Betalen ten name van belanghebbende. De resultatenrekening vermeldt een resultaat van € 23.795 voor belastingen.
De bankrekening ING Betaalrekening ten name van belanghebbende vermeldt een beginsaldo per 1 januari 2022 van € 789,48 en een eindsaldo per 14 november 2022 van € 1.604,73. Gedurende deze periode is op deze betaalrekening een bedrag van € 61.858,48 bijgeschreven en is een bedrag van € 61.043,23 afgeschreven. De bankrekening RegioBank – Plus Betalen ten name van belanghebbende vermeldt een beginsaldo per 1 januari 2022 van € 380,43 en een eindsaldo per 14 november 2022 van € 657,20.